GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXIII

PIERRE BERGER.

Hebben wij in de geschiedenis van de vijf martelaren van Lyon Pierre Berger reeds genoemd als het instrument Gods voor de bekeering van den misdadiger Jean Chambon, nu moeten wij over het martelaarschap van dezen held Gods spreken. Slechts drie dagen na de gevangenneming der bovenbedoelde 5 studenten van Lausanne, werd onze Pierre Berger in hechtenis genomen. Hij was geboortig van Bar-sur-Seine, en van beroep een pasteibakker. Eerst heeft hij gewoond te Lyon, later verhuisde hij naar Geneve, waar hij. koopman was m eetwaren en na verloop van tijd in de rolle der burgers mgeschreven werd. Hij was daar getrouwd en had kinderen. Toen hij in Mei van het jaar 1552 voor zaken te Lyon was, werd hij ten huize zijns schoonbroeders gevangen genomen. Kort daarop ondervraagd omtrent zijne godsdienstige gevoelens, beleed hij vrijmoedig de zuivere leer van den Zone Gods aan te hangen. Dit deed hij met alleen tegenover zijne rechters, maar ook tegenover al degenen, die hem kwamen bezoeken. Ook onderteekendehij de belijdenis, opgesteld door Bernard Sequin, met wieii hij in den kerker kennis maakte, zooals met diens vier vrienden. Hoe hij Chambon ten zegen werd, heeft deze zelf verhaalt in een schrijven aan de 5 Lyonsche martelaren : «Broeders", zoo lezen wij in zijnen brief, »ik kan ook volstrekt niet verzwijgen de weldaden, die God mij in dezen kerker heeft bewezen, en welke zware martelingen ik naar het lichaam en naar de ziel geleden heb, voor ik den wil van God kende, mij onderwerpen kon en gewillig en gehoorzaam was. De eerste twee maanden, die ik in deze duistere en onreine gevangenis doorbracht, was ik dusdanig met ijzeren banden en kettingen gebonden, dat ik mij dag noch nacht verroeren of bewegen kon." »Onder zulke ellende vervloekte ik allen, die mij aldus behandelden, ja ook vader en moeder, - fiaen ik het leven te danken heb. Toen ik dus riep, antwoordde God mij niet, maar Hij vermeerderde mijne ellende en pijn. Daar kwam nog een ander kwaad bij, dat alle ellende en smart overtrof, namelijk, dat ik zoo vol ongedierte zat, dat ik die met mijne vingers bij dozijnen van mijn lichaam en kleederen kon grijpen. Waarlijk, dat groote verdriet had ik wel verdiend, al had ik ook in mijn leven geen ander kwaad gedaan dan God en mijne ouders zoo lasterlijk te vervloeken. Want dat was toch geen goed geneesmiddel, om dea eenen duivel door den anderen te verdrijven, of een brandende oven met olie te willen blusschen. Doch de Heere heeft onder deze ellende zich over mij ontfermd en vermaand en geleerd, dat men zich zoo niet moet gedragen. Want toen ik zag, dat mijne smarten dagelijks meer v/erden, begon ik anders te doen. Ik dacht namelijk na over mijn schuldig leven en de vreeslijke zonden, die ik begaan had en duizendmaal erger waren dan mijne pijnen. Ook schreide ik en bad tegelijk den Heere mj genadig te zijn. Ik werd verhoord en kreeg eene groote verlichting naar de ziel en naar het lichaam. Immers werden mij op den dag mijner bekeering de boeien afgenomen en verging al het ongedierte, zoodat ik nu sints zeven maanden er niet den minsten hinder van ondervonden heb." sDaarom dank ik God zeer, zoo voor zijne groote weldaden als ook omdat Hij mij zoo vaderlijk met groote zachtmoedigheid gekastijd heeft in deze ellendige wereld, opdat ik in de toekomende niet veroordeeld worde. Al is ook mijne straf mosielijk en zwaar, zoo hebbe ik nochtans volgens mijne zonden veel grootere en zwaardere straf verdiend." •BB

Zoo schreef Jean Ciiarabon over Pierre Berger, zoo had ook zijn broeder kunnen schrijven. Want, al was deze alleen op een later gebleken valsch vermoeden, dat hij de medeplichtige zijns broeders was, in den kerker geworpen, hij was toch voor God een dienaar der zonde, wien eerst de oogen opengingen voor het woord der waarheid, nadat de Heilige Geest hem Berger tot eenen leeraar had gezonden. Bewijst dit alles en nog meer, dat onze martelaar velen tot een vertrooster was, zelf kreeg hij ook vertroostinge van de leeraars van de kerk van Geneve met name Francois Bourgon en Jean de St. André. Beiden wezen hem op den Heere, die hem blijkbaar niet wilde redden uit den kerker maar voorbereiden op het martelaarschap.

Roerend is het schrij/en, dat Berger aan zijne vrouw, die hij zijne zuster in den Heere noemde, richtte. Hij herinnerde haar der roeping, die de Heere den zijnen gegeven had, om Hem te verheerlijken in hun leven. Lees Gods heilig Woord, vermaande hij, voed onze kinderen op in de vreeze Zijns Naams, onttrek u aan de zaken — want gij hebt genoeg om daarbuiten te kunnen leven — en wijd uw leven aan 's Heeren dienst. Hertrouwt gij, neemt dan een man die den Heere vreest. Ik vraag niet meer om te bidden voor mijne verlossing uit den kerker — die kans bestaat niet meer — maar vraag den Heere dat Hij mij trouw en standvastig make in Zijn Woord.

Niet lang nadat onze martelaar zoo geschreven had, vernam hij zijn doodvonnis. Op den dag zgns stervens was hij opgeruimd en blijde. Voor hij den wagen beklom, die hem naar de strafplaats zou brengen, verzocht hij den rechter hem een zaak te willen toestaan. De rechter weigerde. Toen vroeg Berger: »Gij zult mij immers toestaan, hier, dat ik mijn Onze Vader en het Geloof zal mogen opzeggen. Norsch antwoordde de man der wet: »Doet dit, als gij wilt, doch onderweg." »Ik dank u, hier, hernam de martelaar, »en zal den Heere voor u bidden". Hierop riepen de dienaren al lachende: »Ja hij heeft uwe gebeden zeer noodig." Onderweg bad Berger om vergeving voor zich van God en menschen, terwijl hij zijnen schuldenaar zijne vergeving toezegde. Toen een priester hem toeriep : »Heden zal uwe woning in de hel zijn, " droeg hij dezen smaad lijdzaam. Op de plaats »des Terreaux, '' de strafplaats, gekomen en veel volks ziende, kon hij zich niet weerhouden te^roepen: »Ach wat een groote en overvloedige oogst! Heere zend toch goede arbeiders uit." Zelfs de brandstapel roofde hem zijne blijdschap in God niet, immers ook daar riep hij : »IIoe zoet, o Heere, en hoe lieflijk is uw naam !" Nadat de beul hem vastgebonden had en naar boven trok, zeide hij: »Heere, aan U beveel ik mijne ziel." Zijne laatste woorden, die hij met opgerichte hoofde en hemelwaarts gewende oogen uitriep, waren : »Ik zie heden den hemel geopend." Hij zag door het geloof zijn Jezus, die hem wenkte. Toen stierf hij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's