GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXXVIII.

DE VERVOLGINGEN TE ORLEANS IN 1572.

Orleans, de hoofdstad van het tegenwoordig departement Loiret, legt in eene bevallige vlakte op den rechteroever van de Loire. Daar kwamen den 23en Augustus 1572 ('t was een Zaterdag) brieven aan van den koning, die het bericht bevatt'en, dat de Admiraal de Colligny door eene snoode hand gewond was, welk wanbedrijf de vorst voornemens was streng te straffen, zoodra hij den schuldige in handen had. Deze brieven waren gericht aan den heer de Ia Renie, president van Dyon, die, volgens 'skonings last, terstond de voornaamste mannen uit de Roomschen en Protestanten bij zich ontbood en hun met den inhoud van 'skonings schrijven bekend maakte. De toon der brieven en de goede beloften des konings dat hij de religie beschermen zou, maakten een goeden indruk op de geloovigen. Hoe gerust dezen zich al sinds lang gevoelden, blijkt ons nog uit eenen brief van den predikant Daniël Toussain aan de hertogin van Ferrare van 15 April 1572. »Het schijnt, dat de Heere zich meer dan ooit erbarmt over zijne kerk en haar wil doen opbloeien in ons vaderland. De koning heeft alomme in zijn rijk, doch vooral aan de regeering van Orleans, bevolen, dat men ons met rust moet laten in de uitoefening van onzen godsdienst." Zondag, den 24en Augustus, voelden de Gereformeerden zich ook nog zoo veilig, toen zij ten getale van 5 è. 600 (volgens eene andere opgave van 3000) samenkwamen waar zij dit gewoonlijk deden, namelijk op Isle, eene heerlijkheid van Jerome Groslot, baljuw van Orleans, een ijverig Protestant, die een der eerste slachtoffers van den Bartholomeusnacht te Parijs is geworden. Des avonds van den a4en Augustus ontvingen de burgemeester en sche­ penen der stad bevel, dat zij moesten zorgen de sterksten in hunne woonplaats te blijven. Ten einde hierin te voorzien, riepen zij eenige voornamen uit de Roomschen samen en beraadslaagden met hen, wat hun te doen stond.

Daar werden twaalf compagniën vrijwilligers gevormd, aan wier hoofd kapiteins kwamen, die geen verstand van den oorlog hadden, maar zooveel te meer van moorden. Een der bloeddorstigsten was Texier. Deze gewapende macht werd door de stad verspreid, om te beletten, dat de Hugenooten zich zouden verdedigen.

Nog niets kwaads vermoedende, openden de geloovigen 's Maandagsmorgens hunne huisdeuren, om hun werk te beginnen. Hoe verwonderd waren zij echter, toen zij overal Roomschen gewapend voor hunne deuren zagen staan! Doch zij behoefden niet lang verbaasd te blijven. Zij kregen allen het bevel, om naar binnen te gaan en hunne huizen en winkels te sluiten. De geloovigen begrepen hieruit, dat hunne Roomsche medeburgers het op hun leven gemunt hadden. Derhalve riepen zij tot den Heere om getrouwheid in de belijdenis Zijns naams.

Die Maandag ging betrekkelijk kalm voorbij. Slechts één slachtoffer van den haat der Roomschen tegen de Hugenooten viel er, n. m. zekere Jean Bochard, die zijn huis verliet, om zijn werk te gaan doen, maar hij werd door hen aangevallen en gedood.

Later op den dag kwamen er nieuwe berichten omtrent den moord te Parijs, op de geloovigen gepleegd. Het besluit werd toen vaster, dat de Hugenooten moesten gedood worden. De 12 compagniën werden in 48 deelen verdeeld en belast met het doodslaan van alle Hugenooten, terwijl anderen hunne huizen zouden plunderen. Hier en daar klonk het uit den mond der aanvoerders: sHoudt moed, kinderen, doodt allen en plundert hunne bezittingen." Een andere stem riep echter: sDoodt allen, maar rooft niets." sNiemand der Hugenooten moet overblijven, " werd overal bevolen.

Den zoen Augustus begon het eigenlijke moordwerk in de nabijheid der wallen, en wel op zulk eene barbaSrsche wijze, dat wie slechts één vonkje medelijden heeft, er van moet gruwen. Den geheelen nacht hoorde men niets anders dan schieten, het openbreken van deuren en vensters. het jammerlijk kreunen der gedooden, mannen, vrouwenen kinderen, het rammelen van karren, het trappelen van paarden, en het wegsiepen van lijken. Woensdags daarna werd het nog erger. Een enkel staaltje van den moedwil der vijanden. De bovengenoemde Texier, bezocht met eenigen zijner handlangers den heer Deschampeaux, heer van Bouilli, den Raadsheer en noodde zich en de zijnen bij hem ten Avondmaal. Deschampeaux onthaalde zijne ongenoode gasten goed. Na afloop des maaltijds, eischte Texier van zijnen gastheer zijne beurs. Deze, de vraag voor scherts houdende, lachte. Doch Texier lichtte hem anders in en sprak van den moord der Hugenooten te Parijs en van de plannen te Orleans gemaakt. Zonder een enkele aanmerking te maken, gaf Deschampeaux zijne beurs. Nauwelijks had hij dit gedaan, of hij werd door zijne gasten vermoord en zijn huis geplunderd.

Orleans' straten weerklonken van ongewone uitroepingen des gepeupels en van vreeselij ke lasteringen des moordenaars. x.Waar is nu uw God, waar zijn nu uwe gebeden, " riepen sommigen. Anderen noemden Ps. 115 en vroegen: sWaar is die God, die zij aanroepen? Waar is Hij nu? " sDatHiju redde, indien Hij kan." Weer anderen zongen den 43en Psalm: iDoe mij recht o God en twist Gij mijne twistzaak."

Deze ontzettende wreedheden konden toch slechts weinige geloovigen een oogenblik doen wankelen.

Dat Was Gods gunst.

Wat het getal der gedooden betreft, de moordenaars hebben er zich meermalen op beroemd, dat zij 1800 mannen gedood hebben, voorts 150 vrouwen en dan nog een groot aantal kinderen van 9 jaren en daarboven. De meesten der martelaren werden met een pistoolschot gedood, waarna hunne lijken naar de rivier werden gesleept, of in de grachten geworpen. Anderen vielen door dolken en messen, of v/erden op eene andere wijze vermoord.

De geschiedenis van dit raoordtooneel in Orleans is voor een deel ontleend aan het verhaal van een ooggetuige, eenen kannunik, Jacques Damain, een zachtmoedigen man, die gruwde van den meord der Hugenooten.

Uit de breede rij der martelaren, die in Orleans gedood zijn, wenschen wij enkelen tè noemen.

Een zekere raadsheer, met name Chartier, verschool zich in de woning zijner schoonmoeder. Du Fau, zijn ambtgenoot, hoorde dat, zocht hem op en doodde hem.

Dinsdagsnachts klopten eenigen der bloeddorstigsten aan de deur van eenen doktor in de rechten, met name Faillebois. Deze opende een luik en vernam, dat er eenige menschen waren, die hem wilden spreken. Terstond kWam hij beneden en deed de deur open. Zijne bezoekers begroetten hem met het bericht, dat hij sterven moest. Toen wierp Faillebois zieh op de knieën en bad vuriglijk tot den Heere. Dit gebed maakte zulk een diepen indruk op zijne vijanden, dat zij hem geen kwaad dorsten te doen. Met zijne beurs stelden zij zich tevreden.

Des anderen daags kwamen er eenige studenten aan zijn huis, hem vragende, of zij zijn boeken mochten zien. Hij voldeed aan hun verlangen en gaf hun al de boeken, die zij begeerden. Hiermee waren zij nog niet tevreden. Men wilde hem dooden. Weer wierp hij zich voor Gods aangezicht neer. Hierdoor gesticht, ging hij met zijne moordenaars mee. Vene voerden zij hem weg, waarna zij hem doodden.

Een andere martelaar was Jean Sarigy, een zeventigjarige, die vele jaren diaken bij de Gereformeerde kerk was gfweest. De armen noemden hem het liefst hun vader. Den 4en Sept. 1572 werd hij door eenige moordenaars óver'vallen. Onverschrokken ging de grijsaard deze te gemoet met de vraag; sMijne vrienden, wat wilt gij met mij doen ? Heb ik ooit tegen iemand uwer misdaan ? " Doch hoe har-. telijk deze taal ook was, de vijanden lieten zich niet vermurwen. Zij grepen den martelaar aan en verrtioordden hem.

Zelfs de afvallige Gereformeerden werden gedwongen hunne vroegere broeders en zusters te mishandelen en wee hen, zoo zij dit weigerden.

IIoc pijnlijk dit gezicht voor de getrouwen moest wezen, zij wankelden niet en bleven belijden, dat Jezus Christus hun Koning was, in leven niet alleen, maar ook in sterven,

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1895

De Heraut | 4 Pagina's