GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXCIII.

JEAN DE LHUM.

Het was het jaar 1587. De strijd tusschen Hugenooten en Roomschen duurde nog voort. De leus der strijders voor Rome was: sDood en verderf aan degenen, die van de religie zijn." Die leuze had ook de hertog van Joyeuse aangeheven, toen hij aan het hoofd van een machtig leger optoog naar de stad St. Maixent, in Poitou gelegen. Den sen Juli begon hij het beleg dezer veste. Itt dien tijd nu kwam een jong man van 25 jaren, met name Jean de Lhum, van Aulos (in de Sevennen) afkomstig, in de vijandelijke legerplaats.

Sinds hij een geloovige was geworden, had hij gewoond bij Guillaume Abru (of Abrie), predikant bij de kerk van Champdenius, zijnen neef. Daarna was hij te St. Maixent de leermeester geworden van de kinderen eens geneesheers. Zijne begeerte om het beleg te zien, had hem uitgedreven naar het legerkamp van den hertog van Joyeuse. Doch hij werd herkend door iemand uit St. M-aixent en voor den bevelhebber gebracht, waar men hem beschuldigde van ketterij. Hem werd gevraagd, of hij behoorde tot de Hugenooten. Hij bekende het vrijmoedig. Men vroeg hem Ti-eêr, of hij naar de mis wilde gaan, maar dit weigerde hij beslist. Dan zult gij moeten sterven, werd hem door den hertog te gemoet gevoerd. Zijn antwoord was, dat hij liever wilde sterven, dan den Christus verloochenen. Dadelijk beval de hertog aan eenen der schouten, dat men hem moest ophangen, een vinnis, dat terstond werd uitgevoerd, niet ver van de legerplaats. De martelaar werd in het, gezicht der belegerden aan eenen notenboom vastgebonden en daarna geworgd. Hij stierf onder sterke aanroepingen van den naam des Heeren.

ANTOINE HILARET.

De stad St. Maixent was acht dagen belegerd door den hertog van Joyeuse, toen zij begreep, dat zij den ongelijken strijd niet kon volhouden. Zij gaf zich over onder voorwaarde, dat al de soldaten, die in de stad waren, gewapend haar zouden mogen verlaten en naar eene veilige plaats gaan. In dien tijd was Antoine Hilaret, heer van La Jarivette, in beneden Poitou, predikant van St. Maixent. Hij was een man van gróotë gaven, zeer geleerd, wel bekend met verschillende talen, vooral het Latijn en het Grieksch en zeer godvreezend. Vroeger was hij met zijn gansche gezin naar la Roebelle getrokken, om daar veilig te zijn, evenals zoovele andere belijders der waarheid dit gedaan hadden, ter oorzake van de harde edicten, die hen uit hunne huizen en have verdreven, als zij niet naar de mis wilden gaan. Op raad van zijne vrienden keerde hij naar St. Maixent, dat toen in de macht der Hugenooten was, terug, om er de kerk te helpen opbouwen onder de soldaten van het garnizoen en verscheidene geloovige burgers. Terwijl hij zich beijverde zijnen arbeid getrouw te volbrengen, werd St. Maixent belegerd en overgegeven. Overeenkomstig de voorwaarde trok het garnizoen na de overgave gewapend de veste uit. Hilaret beproefde met hen mede uit te trekken, waartoe hij andere kleederen had aangetrokken, om niet herkend te worden. Öp klaarlichten dag trok hij uit, maar eenige Papisten der stad herkenden hem dadelijk en riepen zoo hiide mogelijk, dat dit de predikant was'.

Terstond gevangen genomen, werd hij bij den hertog van Joyeuse gebracht. Deze droeg den schout op hem te laten ophangen. Hij voerde immers oorlog, ter uitvoering van de Hugenooten en hunnen godsdienst. Diensvolgens hing men hem des anderen daags aan eenen notenboom op. De standvastigheid, die hij in zijn sterven toonde en de vurigheid, die hij in zijn gebed openbaarde waren zóó groot, dat de schout en zijne dienaren hunne tranen niet konden bedwingen en luide uitriepen, dat men onrecht pleegde, zoo men hem doodde. Zij werden echter gedwongen hun plicht te volvoeren.

Toen ter tijd was de deugniet, die Jean de Lhum gevangen genomen en beschuldigd had, nog in het leger van den hertog van Joyeuse.

Deze beroemde er zich op, dat hij met zijn zwaard Hilaret had doorstoken. Doch het oordeel Gods volgde hem. Nadat hij nog velen had verraden en op losgeld gesteld, werd hij door landlieden op zekeren dag met knuppels doodgeslagen.

JEAN DU PRÉ.

Jean du Pré, uit Dauphiné geboortig, werd, nadat hij vrij lang te Geneve in de theologie had gestudeerd, naar de kerk van IJssoire in Auvergne gezonden, omdat zij vacant was. Hij was er ijverig en met stichting werkzaam tot het jaar 1577. Te dien tijde toog Francois, hertog van Anjou, luitenant-generaal van koning Hendrik UI, met een groot leger ten strijde tegen de Hugenooten. Hij belegerde eerst de stad La Charité en nam haar bij verdrag in. Toen trok hij naar IJssoire en sloeg ook om die stad het beleg. De inwoners, van welke verscheidenen tot de Gereformeerden behoorden, besloten, daartoe aangemoedigd door vele anderen, die in die plaats voor zich eene schuilplaats gezocht hadden, zich zoolang mogelijk te verdedigen tegen de verbrekers van den bezworen vrede. Gedurende eenige dagen deden zij het leger van den hertog veel nadeel. Doch dit geschiedde niet, dan ten koste van hunne beste soldaten. Bovendien bleek de overmacht der vijanden te groot, om haar lang te kunnen-keeren. Toen de hertog de stad had ingenomen, verbood hij op straffe des doods, iemand te vermoorden. Alleen naar den predikant, Jean du Pré, werd gezocht. Na uren zoekens vond men eindelijk den leeraar. Naar de markt gebracht, werd hij naakt uitgeschud. Daarop werd hij onder zijne oksels opgehangen aan eene galg, die zoo laag was, dat hij niet meer dan een halven voet van den grond af was. Daarop begon men den martelaar op de erbarmelijkste wijze te slaan vele uren achtereen, terwijl hij vurig en onophoudelijk tot den Heere riep. Hij 'blies den laatsten adem uit, als een held des Heeren. Met hem werden al de mannen die gewond waren vermoord. Doch de Heere heeft getoond, dat het bloed zijnet gunstelingen dierbaar was in Zijne oogen. De moordenaars hebben Zijne oordeelen ondervonden en de kinderen Gods hebben zich gesterkt in de genade, die de Heere zijnen martelaren geschonken heef; .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's