GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXVIII.

ROBERT FERRAR.

Robert Ferrar werd te Halifax, in het graafschap York, geboren. Als jongeling studeerde hij aan de Hoogeschool te Oxford. Toen zijne studiën vollooid waren, riep hem de hertog van' Somerset, de protector van Engeland gedurende de minderjarigheid van Eduard VI, om de Gereformeerde leer in het rijk te verbreiden. Hij was een man van hooge gestalte, sterk van lichaamsbouw, donker van gelaatskleur, kloek en vastberaden in woord en daad en van zeer nauwgezette levenswijze.

Ferrar heeft eenen grooten invloed gehad op de ontwikkeling der Hervorming in Engeland. Zijn beschermer maakte hem lid van de commissie, die belast was met de samenstelling der Liturgie, en in 1547 benoemde deze hem tot bisschop van St. David in Wales.

Maar ziet, juist deze begunstiging van den hertog van Somerset maakte hem gehaat bij den hertog van Northumberland, die den protector een kwaad hart toedroeg en niet rustte, voordat hij hem op het schavot gebracht had onder beschuldigingen, die bewezen heet'ten door eene rechtbank, van Northumberland afhankelijk. De dood van dezen vromen, ijverigsn voorstander der Reformatie IS eene vlek op de regeering van den vromen Eduard VI, ofschoon deze daarin te goeder trouw was.

Niemand meer dan Robert Ferrar voelde het gemis van zijnen beschermer. Allerlei beleedigingen en onaangenaamheden werden hem sinds vanwege., den koning aangedaan. Volgens het algemeen gevoelen was zekere George Constantine de oorzaalj van deze ongerechtigheden, omdat de bisschop iemand, die onwetend was, een geestelijke prebende geweigerd had.

Alierlei beschuldigingen werden tegen Ferrar ingebracht, waaronder verscheidene belachelijk kinderachtig.

De hoofdzaak in zijne beschuldiging was, dat hij gedurende langen tijd eenige prebenden zijner kerk niet begeven had, omdat hij er niet dadelijk geschikte personen voor had gevonden. Ook beweerde men, dat hij landerijen en goederen voor zich gekocht had, hetgeen bij de wet verboden was. Want geestelijken mochten zich niet bemoeien met de zaken der wereld.

Van deze aanklacht was geen letter waar. De zaak, waarop zij doelde, was deze : In des bisschops nabuurschap woonde een edelman, die geld noodig had. Daarvoor wilde hij eenige landerijen verkoopen. Toen Ferrar den nood van dien man gewaar werd, kwam hij hem te hulp, om. te verhinderen, dat die zijn erfdeel zou moeten verkoopen. Wel is waar was hij niet zoo heel rijk, maar hij kon hem toch leenen, tegen een genoegzame borgtocht in land. Eigen voordeel was de drijfveer van deze daad niet, maar het verlangen, om den buurman eenen dienst te bewijzen. Later wilde echter de edelman toch zijn goed verkoopen. Daartoe wendde hij zich het eerst tot Ferrar. Doch ziende, dat deze het niet wilde koopen, begaf hij zich naar eenen anderen edelman, die sinds lang den bisschop kwalijk genegen was. Nauwelijks had deze dit vernomen, of hij kociit het hem reeds vroeger aangeboden erfgoed, maar onder voorwaarde, dat de verkooper ten allen tijde het recht zou hebben om zijn goed terug te koopen.

Voorts beschuldigde men den bisschop van nalatigheid in de betaling van de inkomsten des eersten jaars met zijne diocese aan de koninklijke schatkist.

Toen deed de hertog van Northumberland alle moeite, om den gunsteling van zijn vroegeren tegenstander zijn bisdom te ontnemen, ten einde het aan eenen zijner partijgenoten te geven.

De bisschop werd gevat en in Londen gevangen gezet. Twee jaren duurde deze gevangenschap. Intusschen stierf Eduard VI, en Maria de bloedige, zijne zuster, beklom den Engelschen troon. Deze gebeurtenis maakte den toestand van Ferrar erger. Immers, nu ontstond die verschrikkelijke vervolging der geloovigen in Engeland, welke zelfs de edelsten en aanzienlijksten onder hen niet spaarde. Ferrar werd hard behandeld Een proces begon tegen hem. Telkenmale werd hij ondervraagd.

De rechters zagen spoedig in, dat zij den belijder des Heeren niet konden aftrekken van de waarheid, waarin zijn hart leefde. Zij eindigden dus met hem ter dood te veroordeelen. Twaalf dagen later werd hij naar het land van Wales in de stad Cawaerthere, wier bisschop hij was, gevoerd. Zijn brandstapel bestond grootendeels uit turf, de voornaamste brandstof in Wales. De martelaar leed lang en veel, eer het den Heere behaagde hem in zijn rijk op te nemen.

Het was de 26e Februari, volgens anderen de 30e Maart, toen deze getrouwe getuige des Heeren stierf.

THOMAS TOMKINS,

In de maand Maart van het jaar 15SS wtr^^en er in Engeland acht belijders des Heeren verbrand. Een dezer was Thomas Tomkins, een burger van Londen en wever van zijn beroep. Hij was het eerste slachtoffer van den haat van Bonner, den bisschop van Londen, aan wien Gardiner, die tegelijk bisschop van Winchester en kanselier des rijks was, het had overgelaten de ketters te vervolgen. Bonner wordt een der wreedste vervolgers van Christus' kudde, naar wier bloed hij verlangde, genoemd.

Toen Tomkins voor hem gebracht werd, scheen het den bisschop een gemakkelijke taak toe hem te overreden, om reden hij een ongeleerd^ man was. Hoe hij bedrogen uitkwam ! Want wel wist Tomkins niet veel van de wijsheid der wereld, maar zooveel te meer van de wijsheids Gods. Bovendien bezat hij groote vrijmoedigheid en kloekheid.

Toen nu Bonner zag, dat al zijn kennis en geleerdheid niets baatte tegenover den eenvoudigen leek, bedacht hij een nieuw, een vreeselijk middel om dezen te overtuigen. Hij wilde hem de smarten des doods laten smaken, eer hij süerf. Daartoe liet hij een brandenden fakkel binnen brengen. Toen zeide hij tot Tomkins. sKom schavuit, ik zal u eens laten ondervinden wat verbrand worden beteekent." Op bevel des bisschops werd daarop de hand des martelaars op den brandenden fakkel gelegd. Wat een smart, ook door den wever gevoeld! Doch hij doorstond den uitwendigen pijn met zooveel kloekmoedigheid, dat de tiran er geen ander voordeel van had, dan dat hij hoe langer hoe wreeder werd. Het was hem nog niet genoeg, dezen martelaar te hebben laten verbranden, maar hij liet daarmee voortgaan, totdat hij geheel verbrand was. Dit geschiedde op éen der pleinen van Londen, Smythfield geheeten, den isen (of lóen) Maart 1555.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1896

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1896

De Heraut | 4 Pagina's