GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZESTIENDE JAARVERGADERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZESTIENDE JAARVERGADERING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de Vereeniging voor hooger Onderwijs

op gereformeerden grondslag.

Sinds 18S2 was de Jaarvergadering van de sVereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag" niet in Leeuwarden gehouden. Op Woensdag en Donderdag 5 en 6 Juli kwam toen, in dezelfde zaal, de Jaarvergadering saam. Hoe zijn sinds de toestanden veranderd! Om maar één naam te noemen, die thans niet meer aan het hoofd der regelingscommissie staat zooals veertien jaar geleden, wijzen we op den reeds ontslapen W. M. Oppedijk, (den Provinciaal Directeur van Friesland). Ware svader Ploos van Amstel" n& g in leven, den Reitsumschen herder hadden wij zeker op deze jaarvergadering niet gemist.

De gedachten aan zoovelen die heengingen stemmen tot weemoedigen ernst, vooral in de dagen die de Vereeniging nu doorleeft, en de jaarvergadering, thans te Leeuwarden gehouden, niet met vroolijke blijdschap zooals weleer, maar onder omstandigheden, die een schaduw werpen op haar pad, tegemoet werd gegaan.

Maar toch, ook aan de andere zijde is er reden tot dank.

Want zijn er velen heengegaan, hoevelen gaf de Heere niet in hun plaats terug, jonge mannen, kweekelingen onzer Universiteit, die het Calvinistisch beginsel indragen en hooghouden in allerlei kringen van ons volk en arbeiden met nieuwe kracht.

Werd voor veertien jaar op de Meeting te Leeuwarden door Dr. Kuyper de vraag behandeld: Welke zijn da vooruitzichten voor de studenten der Vrije Universiteit r"; — het heden geeft op die vraag een welsprekend antwoord, dat tot groote dankbaarheid stemt.

Dat onze vereeniging nog vele vrienden bezit, en eene groote schare van mannen en vrouwen in Friesland haar lief heeft, daarvan getuigde het groot aantal aanwezigen, dat Woensdagavond — nu niet naar de Groote Kerk, zooals weleer — maar naar de ruime Noordei kerk optrok, teneinde zich neer te zetten onder het gehoor van Prof. Dr. ^V. Geesink, die de Ure des Gebeds zou leiden.

Dit deed de spreker naar aanleiding van de woorden van Psalm 33 vs. 22 : Uwe goedertierenheid, Heere! zij over ons; gelijk wij op U hopen! Van zijn schoone rede volge hier een beknopte samenvatting:

Thans saamgekomen, zoo ving Spr. ongeveer aan, om te bidden voor onze Vereeniging en hare jaarvergadering op morgen, werke de Heilige Geest zelf in ons die eenheid van gebedsstemming, Welke ook het deel moet zijn geweest bij Augustinus' doop in den Paaschnacht van 387 te Milaan. Een eenheid, die de overlevering zoo schoon uitdrukte door toen het Te Deum te laten ontstaan, door een drijving des Geestes, en machtige bezieling beide, mannen zonder voorafgaand overleg in beurtzang op de lippen gelegd.

Met een woord aan Psalm 33 : 22 ontleend eindigt deze hymne. Zij dit woord: ioe goedertierenheid Heere l zij over ons; gelijk ivij op U hopen^ de toeleidmg tot ons gebed.

In dit woord, zelf een gebed, eindigt het snieuwe" lied, waartoe Gods kinderen in dezen Psalm worden opgewekt.

Het zingt van de heerlijkheid des Ilecren^ maar ook van de welgelukzaligkeid van Zijn volk. In dat laatste klinkt de echo van Mozes' woord (Deut. 33 : 29), en wijst er op, hoe juist in de bescherming van Jehova die welgelukzaligheid is gegrond.

Israël heeft dat verstaan en zingt dan ook : Hij is onze Hulp en ons Schild.

Dat is de stemming van het blijmoedig toeverzicht. En dat blijmoedig toeverzicht heeft zijn vasten grond in het vertrouwen op 's Heeren heiligen Naam, op Zijn openbaring.

's Heeren volk bidt hier: Uw goedertierenheid zij over ons, gelijk wij op U hopen.

Uit heel dit woord spreekt: vrijmoedigheid tot het gebed om goedertierenheid.

De bede om goedertierenheid, recht verstaan, wijst op een toestand van meerder of minder ellende. De goedertierenheid toch is een van die deugden in den Heere, die juist tegenover de ellende van zijn schepsel uitschittert. Bepaaldelijk tegenover de ellende des natuurlijken levens. /-, o\j bij jozef in de gevangenis (Gen. 39 : 2 1), bij de aarde om 's menschen wil vervloekt (Ps. 33 : 5), bij een Jereraia op Jeruzalems puinhopen (Klaagl. 3 : 22). Bidden om goedertierenheid raakt niet zoozeer de zaligheid der ziel dan wel het geluk, den voorspoed des natuurlijken levens.

Voor zulk bidden is vrijmoedigheid noodig en deze ligt dan ook uitgesproken 'inhnX.: gelijk wij op U hopen. Dat laatste is evenals het gelijk ook ivij vergeven aan onze schuldenaren niet de yerdienende oorzaak voor, maar wel het «getuigenis der genade" van de gebedsverhooring.

Daar zijn toch dingen waar men sgeen gebed voor heeft". Geen gebed om goedertierenheid. Geen gebed voor wat bij den Heere een afgesneden zaak is; voor wat wij vast overtuigd zijn dat ingaat tegen Zijn eere; voor wat ons hart niet heeft en op onze ziel niet klemt. Waar wij het getuigenis der genade in het hart hebben, dat deze drie zaken juist anders staan, zal de vrijmoedigheid daarentegen wèl bestaan. Al naar de vrijmoedigheid voor het gebed om goedertierenheid grooter is, zal de spankracht onzer ziel bij het bidden om die goedertierenheid sterker zijn.

Voor onze Vereeniging en haar jaarvergadering mogen wij thans zeer zeker wel bidden om 's Heeren goedertierenheid. Wel heeft haar leven aanvankelijk gebloeid, maar in de laatste jaren is het anders. Ons leven kwijnt. De oorzaken daarvan hier voor u uiteentezetten, zegt spreker, zou mij het rechtmatig verwijt berokkenen: Ja Eliza: Ik weet het ook ivel, zwijgt gij std. Bovendien, het opstellen van de historia niorbi is de taak van den geneesheer; desverlangd kan de kranke er kennis van nemen; doch anders is de taak van den Evangeliedienaar, geroepen aan de sponde van den kranke om te bidden.

Wij willen bidden Uwe goedertierenheid Heere! zij over ons. Ook op den dag van morgen. Welk een verschil tusschen onze vroegere en latere samenkomsten. Vroeger was onze Calvinistendag een feestdag voor het Gereformeerde volk. Hoe is het anders geworden. Vele Gereformeerde belijders onttrokken zich aan wat hen en ons saambracht: het hooger onderwijs op Gereformeerden grondslag, juist toen de kerk met daden toonde, dat zij nog haar Gereformeerden grondslag liefhad.

En thans is er weder verschil. Nu niet van kerkelijken, maar van wetenschappelijken aard. Zij, die het voor ons hebben gepeild, zeggen, dat het een verschil van standpunt is. Een hoogst bedenkelijk verschil. Te meer, omdat hier overtuiging tegen overtuiging staat en met overtuigingen spele men niet. Zij laten zich dan ook niet bedekken onder de goedkoope kunstbloemen eener valsche gemoedelijkheid, en zijn evenzoo te ernstig voor een dialectisch toernooi.

Maar ook met een streng wetenschappelijke redeneering komt men bij zulke contradictoire overtuigingen niet verder, want zij missen de hoogere eenheid. Te inniger zij daarom ons gebed om goedertierenheid. Niet dat het onware en onzedelijke geschiede, maar dat de booze hartstocht, die in ons aller ziel is, moge omgezet in de aandoening van heilige smart; maar, dat er de broederlijke liefde blijve; maar, dat er verootmoediging zij.

Hebt gij vrijmoedigheid tot dit gebed om goedertierenheid, zoodat ook gij zeggen kunt: gelijk wij op U hopen? Maar immers, is het met onze Vereeniging geen afgesneden zaak. Daartoe gaf God de Heere ons te vele blijken van zijn gunst. Steeds, ook bij de ongunst der tijden, had zij, de Vereeniging, van niet vele edelen en niet vele rijken, brood voor haar kind.

Wel had zij van «buiten strijd en van binnen vrees", doch de Heere was steeds haar huipe en haar Schild. Maar immers ligt in haar bedoelen het zoeken van de eere Gods.

Hooger onderwijs eischt niet alleen uiteenzetting van ivat er is, maar ook van waarom het is. Verklaring van gronden en oorzaken, van kennis en feiten is zeker noodig, maar de massa positieve feiten zonder inzicht van wat achter die feilen ligt vormt nog geen wetenschap.

Dit raakt de beginselen. De beginselen van iedere tak, maar ook van wat daar achter ligt, van de hoogere en hoogste beginselen, waarboven uittegaan gij niet kunt, wat uw grondslag zijn moet, uv/ begin ot uw einde al naar gij in uw denken afdaalt of opklimt.

Hier nu ligt wat scheiding maakt tussclien ons en het Hooger Onderwijs der Overheidsscholen.

ïWij vertrouwen op den Naam van 's Heeren heiligheid" ook voor de wetenschap. Die Naam toch, Zijn openbaring, beschreven in de heilige Schriftuur, is naar onze overtuiging niet slechts openbaring tot zaligheid, maar ook tot kennis van die hoogste beginselen, welke heel ons denken en leven beheerschen.

In de Chi-istelijke wereld heerscht reeds over vele dier beginselen eenstemmigheid, doch ook over veel wat beginsel is heerscht in die wereld verschil. Verschil tusschen Roomsch en Onroomsch, tusschen Luthersch en Gereformeerd, tusschen Arminiaan en Calvinist.

Voor de Theologie is dat in de i6e en 17e eeuw op de voornaamste punten uitgestreden en vrucht van dien strijd was de Confessie. Daarom heeft dan ook het onderwijs in de Godgeleerdheid aan onze School zoo veel gemakkelijker taak.

Dan voor de andere takken van wetenschap, zijn die beginselen nog niet, of nog niet ten volle ontsluierd.

Nu vertoont de Christelijke wereld in al haar schakeeringen een eigen leven, en naar mijn overtuiging, zegt spr., is dat leven, waarop Calvijn zijn stapel drukte èn in denken èn in willen, het meest zuivere.

Het Calvinisme begon in de Schrift de beginselen na te speuren ook voor die andere takken van wetenschap, doch in de 18de eeuw werd het gebroken in zijn kracht.

De negentiende eeuw gaf een opleving te aanschouwen, toen de Heere zijne goedertierenheid tot dat ingezonken Calvinisme wendde. Eerst in de kerk, ten onzent, bij de mannen der Separatie, toen in den Staat bij Groen van Prinsterer, thans in de wetenschap bij de Vrije Universiteit.

In aansluiüng aan wat reeds is gedaan, moet, naar sprekers overtuiging, wat reeds gevonden werd bijeengebraclir, en door voortgaand zoeken, de verkregen schat worden verrijkt. Zoo alleen kan men weer komen tot die zviver-Christelijke, — immers Calvinisme bedoelt niet anders — tot die zuiver Christelijke wijsbegeerte, waarnaar ook de mannen der natuurkundige wetenschappen onder ons, zoo verlangend uit^iien. En eindelijk, hebt gij vrijmoedigheid tot het gebed om goedertierenlieid ?

Maar immers, de nood der tijden dringt en in dien nood de roeping Gods, ook tot U.

De waarheid van het »die kennis verzamelt, verzamelt smart, " wordt door de moderne wetenschap ook hierin ondervonden, dat de hoogere beginselen, de diepste gronden en laatste oorzaken hier verlsorgen zijn en naar zij zelve meent eeuwig zullen blijven. Tragisch einde eener eeuw, die ingeluid is door die wijsbegeerte welke zich de «kritische" noemde, en wier wezen juist dilarin bestond, dat zij de oorsprongen zou naspeuren. Niets als gegeven aannemen, alles in zijn ontstaan onderzoeken en beoordeelen zou.

Zeker na-n het rirenschelijk kunnen in die eeuw toe, maar kunnen is nog geen kennett en wetenschap iets anders dan kunst.

Etn lid der Fransche academie schreef dan ook ten vorigen jare in een zeer voornaam tijdschrift, dat die moderne wetenschap, »zooal geen volslagen bankroet, dan toch een gedeeltelijk failliet had gemaakt".

En ook voor het practische leven heeft dit alles zijn beteekenis.

Ook de wetenschap van het zedelijk leven, om iets te noemen, zoekt naar beginselen voor haar antwoord. Onder anderen op de vraag: hoe men handelen moet. Voor ons is dit handelen gegrond in de geboden des Heeren, de zedelijkheid mitsdien op den Godsdienst gegrond. Sedert het begin der eeuw is echter juist het omgekeerde geleerd. Men zoekt voor zijn moraal dus andere gronden. En men meende die te vinden eerst in de bespiegeling en later in de wet der ontwikkeling van het hoogere uit het lagere leven, maar thans reeds gaan er stemmen op, die heel uw zedelijkheid als dwaasheid ontkennen. De stemmen van de anarchisten in de moraal. Niet de ruwe »compagnons" die bommen werpen in kerken en schouwburgen, maar de mannen van het intellect als Nietsche de wijsgeer en Ibsen de dramaturg uit het Noorden, voor wie plichtsbesef een spook is.

Uw goedertierenheid Heere! zij over ons — gelijk wij-op u hopen!

Moge de Geest ons hebben gegeven de vrijmoedigheid tot-het gebed om goedertierenheid.

Vergeten wij daarbij niet, dat tusschen onze ellende en onze schuld, tusschen onze smarte en onze zonde verband is.

Brenge dit ons ook tot verootmoediging. Een ieder onzer onderzoeke zijn hart en werk.

Dan, bij God is vergeving. Bij Hem is goedertierenheid. Thans voegt ons geen Te Denm-i eer een de profundis.

Maar toch nemen wij uit het Te Deum de laatste woorden, de woorden van onzen psalm over:

Ontferm, ontferm U Heer! toon ons Uw mede-[doogen! Op U steunt onze hoop, o God van ons ver-[trouwen! Zij worden nooit beschaamd, die op Uw goed-[heid bouwen.

Daarna ging Prof. Geesink de schare voor in gebed, en droeg hij de belangen en nooden der Vereeniging den Heere op.

En toen de vergadering het laatste vers van Psalm 72 had gezongen, verliet zij het bedehuis onder den indruk van wat gehoord en gevraagd was, ook voor den dag van morgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1896

De Heraut | 4 Pagina's

ZESTIENDE JAARVERGADERING

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1896

De Heraut | 4 Pagina's