GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een lezing van Prof. Babinck

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een lezing van Prof. Babinck

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het uitnemend Verslag in de Drie Provinciën van de lezing door Prof. Bavinck, verleden week te Gorinchem gehouden, achten we ook onzen lezers te mogen voorleggen.

Spreker begon met te zeggen dat over het door hem gekozen onderwerp „Schepping en Herschepping" een diep ingrijpend verschil van meening bestaat en svel voornamelijk over de vraag welke de verhouding is tusschen ons natuurlijk, ons scheppingsleven, en ons geestelijk of godsdienstig leven. Moeten deze als van elkaar gescheiden of onderscheiden worden opgevat? Dit probleem is voornamelijk met de komst van het Christendom op den voorgrond getreden. Het valt toch niet te ontkennen dat buiten Israël, in de heidenwereld zich een rijk natuurleven had ontwikkeld, zich eene georganiseerde maatschappij had gevormd, met wetten voor het staatsieven, voor het denken en voor de kunst, die nog vaak ook voor ons als maatstaf dienen.

Toen echter het Christendom optrad met eene geheel andere levensbeschouwing, kwamen de ernstige denkers voor het genoemd probleem te staan.

Spreker wenscht hierover een drietal gedachten te ontwikkelen.

ie. Het leven der Schepping en der Herschepping zijn onderscheiden.

2e. Hoewel ze onderscheiden zijn, zijn ze niet met elkaar in tegenspraak.

3e. Hoe de verhouding tusschen die beide, ondanks hunne tegenstelling, moet worden gelegd en onderhouden.

Dat we er zijn, is een mysterie. We kunnen worden gemist. Ons leven is vrucht eener wilsbeschikking; het is eene gave van de goedheid Gods. Op den grondslag der scheppende daad van Hem die ons het aanzijn schonk, heeft zich eene ontwikkeling gevormd in macht, in weten, m kunnen, getuige de verbazende vooruitgang dien we rondom ons aanschouwen. Het is alsof de mensch der

wereld toeroept: Gij zijt wel machtig, o wereld, maar door mijne kennis plooi ik u naar mijne hand.

Toch is dat natuurleven onbeschrijfelijk ledig; men hoort het aan de bange kreten, die we beluisteren bij onze dichters, waaruit blijkt dat de natuur de wereld van weemoed, ledigheid en armoede van het hart niet kan bevredigen.

De natuur heeft geen rust, heeft geen sabbath. Darwin spreekt van een struggle for life, een strijd om het bestaan, die de alles beheerschende hoofdtoon is van het leven, terwijl men op het gebied van verstandelijk denken niet komt tot de beantwoording der vraag wat „waarheid" is. In weerwjl van al het onderzoek staat men ook hier voor het raadsel van de sphinx.

Evenzoo is het in het ethisch (zedelijk) leven. Er wordt in den mensch gevonden een drang tot het goede, om tot rust en vrede voor zijn hart te komen. Dit ethisch leven is echter niet in staat hem innerlijk geluk te geven. En bovendien zoo we den sluier, de korst der beschaving oplichten, wat al rottends schuilt daar niet onder. Denken wij maar aan de Panama-kwestie, Dreyfus en zooveel meer. Het ethisch leven der menschheid lijdt aan de tering.

In dit doodkranke scheppingsleven nu heeft God Zijn Zoon gezonden. Deze heeft dat natuurleven aangenomen, is geworden vleesch van ons vleesch. Hij heeft het gekend in zijn schoonheid en zwakheid. Niet dat Christus zich het uitoefenen van een beroep, van een staatsambt, of een deel der wetenschap tot levenstaak had gekozen. Dit leven was voor Hem niet doel, maar middel, om het groote werk der herschepping tot stand te brengen, om in dat leven een nieuw beginsel te leggen, waardoor het leven der schepping aan zijn oorspronkelijk doel wordt hergeven, nl. de eere van God.

Na Christus' opstanding en hemelvaart werd de leer van een nieuw levensbeginsel uit wedergeboorte of herschepping ontstaan, alom gepredikt en bracht de aanvaarding ervan den geloovigen belijder in botsing met de wereld die hem omgaf.

De Roomsch-Katholieke kerk die in deze de oudste brieven heeft, loste het probleem op door het scheppingsleven te splitsen in een hooger en in een lager liggend terrein; dat van het gewijde en het profane leven. Kruisteeken en wijwater maken hier scheiding. Door beide wordt het natuurlijke gewijd en geheiligd en afgescheiden van het terrein waarop booze machten hun invloed kunnen

doen gelden. Uit deze idee is het monnikenwezen ontstaan. Reeds in de eerste eeuwen van het Christendom voelde men de tegenstelling tusschen de heidensche ongeloovige wereld en het Christendom. Men ging echter te ver. Men scheidde zich geheel van de wereld af. En later toen de wereld in de kerk begon heerschappij te voeren, zochten velen de eenzaamheid der woestijn op. Men gevoelde er zich dichter bij God. Later echter zochten velen langs dezen weg een leven van rust en gemak of zich een naam te maken terwijl weer anderen zich de afzondering kozen om zich onverdeeld op kunst of wetenschap te kunnen toeleggen. Bovengenoemd beginsel zien we in Rome's Kerk, van af de stichting der Benedictijner orde tot die der Jezuiten, en later, in stijgende mate zich ontwikkelen.

Het Anabaptisme (Doopsgezinden) is hieraan tegenovergesteld. Voor hen is er niets dan een koninkrijk der hemelen en voorts ligt de geheele wereld in het booze. Dit koninkrijk te realiseeren, was de mislukte poging van Jan van Leiden en zijn medegenooten. Deze levensopvatting heeft meer aanhangers dan men vermoedt. Zelfs aan het Boedhisme en aan de leer van Mahomed, ligt dezelfde idee ten grondslag. In geloovige kringen vindt men ze bij hen die den strijd ontzien en liever.in stilheid leven, practisch toegepast.

Spreker brengt niettemin hulde aan de richtingen die de eer der religie boven den dienst der wereld kozen, al gingen zij soms hierin te ver.

Onze eeuw heeft gepoogd een compromis (vergelijk) tot stand te brengen tusschen wereld en religie. Het kruis blijft echter een kruis, al tooit men het met rozen.

Het is eene dwaasheid voor het verstand er in te gelooven. Jezus en Zijne Apostelen hebben het diepliggend verschil aangetoond tusschen een leven uit God en uit de wereld. Jezus was geen Griek, maar uit Israël gesproten.

De Griek noemt de wereld een kosmos, een ideaal van schoonheid en harmonie. De Schrift zegt, wie een vriend der wereld wil zijn wordt een vijand Gods genoemd. De wereld gaat voorbij enz. De Griek streefde naar eene harmonische ontwikkeling. Jezus spreekt van de hand af te kappen die ons ergert.

De Griek kiest tot ideaal, de menschelijke schoonheid en kracht. De Schrift leert ons neer te knielen voor het verachte kruis en voor den lijdenden en stervenden Godmensch. Zij leert dat wie rijk wil worden, in den strik valt, en dat wie vader of moeder lief heeft, boven Christus, Zijns niet waardig is. Doch ondanks dit alles scheidt dezelfde Christus het leven der schepping en der herschepping niet van elkaar; wel wordt het leven des hemels en der aarde door hem i7«^, frscheiden doch niet ^^scheiden. Hij heeft dat aardsche leven meegeleefd, heeft ingeleefd in het leven der natuur, heeft haar liefgehad als hel werk Zijns Vaders, Hij kwam alleen om het werk des duivels te verbreken. Alles trok Hem aan: de bloemen, de kinderen, de armen, de kranken, de nooddruftigen en de bedroefden.

Doch één eisch stelt hij zijn volgelingen en die eisch is • Zich zelven te verloochenen, en het kruis achter Hem op te nemen, m. a. w. het afleggen van het boos en zondig levensbeginsel en het aanvaarden van het leven der herschepping, der wedergeboorte. Dat leven is niet eene nieuwe schepping, maar eene vernieuwing van ons natuurlijk leven, waardoor we van het zondige en onreine dat zich daarin bevindt, door de genade worden bevrijd. Zelfs Schiller riep eenmaal uit:

Der Uebel grösztes ist die Schuld. Om ons van die schuld te bevrijden is Christus gekomen. Wij behoeven ons echter niet van de wereld los temaken. Een. iegelijk blijve in zijn beroep. De geloovige vrouw schelde niet van den ongeloovigen man. De overheid al ware zij een heidensche, erkennen wij in hare autoriteit, om Gods wille. De dienstknecht zoeke zijnen heer te behagen om Christus wil. Deze kwam om de wereld te behouden, en zouden wij ons nu in de afzonderin»-terug trekken? Ook tegenover wetenschap en kunst sta de Christen niet vijandig. Alles is uwe, zegt de Schrift.

De schepping hoort niet den Satan toe, maar Gode en zijnen Christus. De Christen trekke zich'dus niet terug maar vervulle zijne roeping, opdat er kome eene geheiligde maatschappij, kunst en wetenschap. Zijn roeping is profeet te zijn door het Woord allerwege te brengen, priester door zichzelven te offeren in den dienst van God en tot heil van den naaste, en koning te worden door de vrije souvereiniteit te verkrijgen over een geheiligd hart en een Gode gewijd leven. Hem ter eere!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Een lezing van Prof. Babinck

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's