GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXLVIII.

FRANCISCO GAMBA.

Zeer geliefde broeder. God weet hoe beklemd mijn hart is, nu ik den God verhecrlijkenden daad wil gaan vertellen van uwen goeden broeder en den mijnen. Ik twijfel niet of uw neef, die hier was, heeft u reeds iets meegedeeld van wat ik hem verhaald heb, maar daar hij zeer gehaast was om terug te keeren, wat ik hem zelf aanried, heb ik niet den tijd gehad om hem alles mee te deelen van uwen broeder, wat ik verlangde en hem ook beloofd had te zullen doen van zijn standvastigheid en de waarheid tot den dood toe. Laat mij dit nu schriftelijk doen in de overtuiging, dat, wanneer gij alles van zijn martelaarschap weet, gij u eerder zult verblijden dan bedroeven over zulk een heengaan van de aarde.

[Wij breken den brief even af om meê te deelen, dat een geloovige uit Como hier spreekt van Francisco Gamba, geboren te Islo, een vlek in de provincie Brescia in Lambardië, aan het meer van denzelfden naam. Nadat hij het Evangelie had leeren kennen; begaf Gamba zich naar Geneve, om er raad te plegen met Calvijn. Hij vierde er het Avondmaal op Pinksteren met de geloovigen. Toen hij terugkeerde en het meer van Como voorbij kwam, werd hij gevangen genomen en naar Como gebracht, waar hij den marteldood stierf. De brief, die Gamba's martelaarschap meldt, was gericht aan zijnen broeder. Hij luidt verder: ]

Daar ik gelegenheid gevonden heb om u te schrijven, heb ik het niet onder mij v/illen laten u te beschrijven op welke wijze uw broeder het geloof aan den Heere en zijn Woord bezegeld heeft met zijnen dood.

Nauwelijks was uw broeder in den kerker en wist men dit in Como of vele menschen van verschillenden staat, vooral geleerden en edellieden bezochten hem en trachtten hem te bewegen zijne inbeeldingen en droomerijen prijs te geven en terug te keeren tot de gehoorzaamheid van Rome's kerk. Metterdaad hielden zij hem voor krankzinnig. Maar uw broeder antwoordde hun voortdurend, dat het geen ijdele bespiegelingen, en dwaze droombeelden waren, die hij koesterde, dat hij niet vervoerd werd door fantasiën als hij de waarheid beleed, die naar den Woorde Gods

was. Het was de leer der zaligheid, die hij voortbracht naar de Schriften, wat hij bewees met vele schriftuurplaatsen. Dit deed hij met standvastigheid en onder de verzekering, dat hij liever sterven zou, dan den eenigen Zaligmaker Jezus Christus verloochenen.

Eindelijk na lang te hebben getwist met geleerden dezer stad, met priesters, met monniken en anderen, die dachten hem te kunnen doen afvallen, kreeg hij van eenige medelijdende menschen bezoek, die hem baden af te laten van zijn dwaasheid en beloofden hem burger van Como te maken en in zijn onderhoud te voorzien. Maar hij weerstond hen allen. Toen nu zijne bezoekers zagen, dat zij niets op hem wonnen, wezen ze hem er op, dat hij zou moeten sterven, indien hij niet veranderde. Hierop gaf hij terstond ten antwoord, dat dit juist was, wat hij verlangde en men hem dus geen betere tijding kon brengen.

Kort daarna verscheen een missive van den Senaat van Milaan met bevel, dat onze broeder sterven moest. Toen men zich schikte om het vonnis, volgens 't welk hij levend verbrand zou worden, uit te voeren, verscheen een schrijven van den gezant des Duitschen Keizers, die te Genua was en van verscheidene edellieden uit Milaan, die verzochten de voltrekking van het vonnis nog eenige dagen uit te stel­ len. Dien tijd gebruikten de belangstellenden om den veroordeelde opnieuw te bewegen tot afval. Al weder te vergeefs. Kort daarna kwam er een tweede schrijven uit Milaan in de stad, waarbij aangedrongen werd op uitvoering van het vonnis. Nu durfde men niet langer dralen. Uw broeder werd uit het kasteel, waarin hij gevangen zat, zooais gij weet, gebracht voor den Podesta of rechter van Como, van wien hij deze uitspraak hoorde: dat, indien hij niet wilde herroepen, hij ter dood veroordeeld zou worden. De gevangene ontving dat woord met een blijden glimlach op het gelaat; en hij bedankte den Podesta zeer ootmoedig voor zoo'n goede tijding. Desniettemin hield hem de rechter nog een week gevangen, terwijl in dien tijd van alle zijden nog tallooze aanvallen op zijn geloof gedaan werden, of men hem ook tot afval kon brengen. Doch hij weerlegde alle bedenkingen uit de Schrift en hield stand bij de waarheid in Christus. Eindelijk liet de Podesta hem halen en kondigde hem aan, dat hij binnen een paar dagen zou sterven. Weer dankte hij voor de goede boodschap. Voor de laatste maal kwam de Satan nu op hem los, hem biddende door zijne handlangers, te herroepen al wat hij te voren gezegd had, tenminste over den mis. Tal van beloften voegden zij er bij. Maar de martelaar hernam, dat al wat men hem beloofde, niet te vergelijken was bij de onschatbare goederen, die de Heere hem verzekerd had, dat hij binnenkort zou ontvangen, de kroon der eeuwige zaligheid.

Hierna besloot de rechtbank, dat onze broeder des anderen daags zou sterven. Deze ziende, dat zijn doodsure naderde, ontbood mij. Onder verschillende dingen, die hij mij opdroeg, behoorde ook de last mij opgelegd om u te schrijven, hoe zijn uiteinde was. Bovendien bad hij mij u te verzoeken bij de eere Gods en de vriendschap, die gij hem toedraagt over zijnen dood niet te weenen, vermits hij dien blijmoedig tegenging uit liefde tot den Heere. P^indelijk droeg hij u zijne zusters en de uwe, alsmede zijne neven en nichten op. God smeekende u allen in onderlingen vrede en vriendschap te houden, u de genade doende, geheel uw leven aan zijnen dienst te wijden. Des anderen daags 's morgens verwittigde hem de beul, (een Duitscher), dat hij dien dag hem moest executeeren. Hij vroeg uwen broeder tevens om vergeving. Deze gaf hem die gaarne, hem tegelijk verzekerende, dat hij God voor hem zou bidden hem ook te vergeven. Na nog eens voor den Podesta gestaan te hebben, die hem weer bad Christus te verloochenen, begon de klok te luiden. Daar verschenen twee Kappucijner-monniken, om hem de biecht af te nemen. Hij weigerde dit en wees tevens het kruis af, dat zij hem aanboden, zeggende dat Christus in zijn hart woonde en hij Hem dus niet meer kon vergeten.

Daar de rechtbank niet wilde, dat de martelaar nog zou spreken tot het volk, werd hem de tong doorboord. Toen werd hij naar de strafplaats gebracht. Daar hief hij voor de laatste maal op aarde zijne oogen ten hemel en bad hij tot God. Onder dit naderde de beul hem en verworo-de hem. De vlammen verteerden daarna zijn lijk.

Op het punt, dat de beul hem zou worgen, wierp hij zijn oog op mij uit de verte en mij onder 4000 menschen ziende, wenkte hij mij met de rechterhand ter herinnering aan mijne beloften.

Het was de 21 Juh 1554. toen onze broeder naar den hemel ging. Ik kan hierbij niet anders voegen dan de bede, dat de Heere u trooste, alsmede uwe broeders en zusters, verzekerd zijnde dat onze goede broeder naar God gegaan is, om eeuwige zaligheid te genieten met al de veriosten. Ik beveel mij zelven aan u en uwe voorbede aan enz.

N. N. (Een edelman uit Como).

Como, 29 Juh 1554.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's