GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XL.

Het votum, als openingswoord, waardoor de eerst los saamgekomenen alsnu in een wel aanneengesloten „vergadering" worden omgezet, bedoelt de „tegenwoordigheid Gods" in het midden van zijn volk te constateeren.

Wat van Sion geschreven staat, dat God het verkoren had tot zijn ruste, en dat de God Israels er woonde, moet ook in de gemeente des Nieuwen Testaments tot zijn recht komen, edoch met één sterk sprekend verschil.

Onder het Oude Testament kiest God zijn ruste aan één bepaalde plaats, in een bepaald heiligdom; daar woont Hij; en daar wacht Hij zijn volk op. De stammen trekken naar Sion op om te bidden.

Onder het Nieuwe Testament daarentegen valt i", dit plaatselijk karakter weg, en breekt Gods alomtegenwoordigheid door; valt 2". de steenen tempel weg, om de gemeente zelve als woonstede van den levenden God daarvoor in plaats te doen treden; en wacht 3°. niet God de Heere diensvolgens zijn volk op, maar komt zijn volk saam wachtende op Hem. „Waar twee of drie in mijnen naam te zamen zijn, daar ben ik in hun midden."

De hoofdgedachte blijft alzoo onder Nieuw en Oud Testament één en dezelfde: Ontmoeting tusschen God en zijn volk; maar die ééne hoofdgedachte komt onder tweeërlei vorm voor.

In het Oude Testament is de Verzoening nog niet volbracht. De breuke bestaat nog.

En deswege wordt de afstand tusschen God en zijn volk op den voorgrond gesteld.

Er is een land, uit dat land nadert men de „heihge stad, " in die heihge stad ligt Sion afgezonderd als de heilige berg, en op dat Sion vindt men in vier overgangen eerst het terrein buiten, dan den Voorhof, daaruit komt men in het Heilige, en zoo eerst in het Heilige der heiligen, en daar is dan de tegenwoordigheid Gods, maar verborgen achter een gordijn of voorhangsel, en in heel het volk is maar één man, de Hoogepriester die daarachter naderen mag.

Maar onder het Nieuwe Testament is de Verzoening volbracht, valt dus de afstand weg, en is er niet een verwijderd houden, maar een zoeken, om te komen tot de innigste gemeenschapsoefening.

Overal waar nu de gemeente samenkomt, verschijnt God, blinkende voor het zielsoog, in het midden van zijn Sion.

Greep dit nu slechts ten opzichte van één enkel geloovige plaats, zoo zou bij dien overgang geen votum te pas komen. Wie in de eenzaamheid voor zijn God neerknielt, moge een oogenblik toeven, eer hij in het gebed gaat, om voor zijn bewustzijn de gemeenschap met zijn God te vernieuv/en; maar hij gebruikt daar geen formule voor.

Doch anders wordt dit uiteraard de zaak, waar deze verschijning van God voor het zielsoog bij honderden, soms bij duizenden, op hetzelfde oogeblik moet plaats grijpen. Dan moet er een teeken gegeven worden, opdat allen schier op hetzelfde moment hun gedachten saamvoegen en richten op den Eeuwige. Dat teeken nu kan gegeven worden door een bazuin of ander instrument, maar het woord staat boven den klank van snaar of koper, en daarom treedt het votum als gesproken teeken in.

Het is hier de plaats om iets te zeggen van het stil gebed als men zijn plaats inneemt.

Nog altoos is het bij ons gewoonte, dat wie „de kerk" binnenkomt, na zijn plaats te hebben bereikt, als man staande, en als vrouw zittende, een persoonlijkgebed fluistert; Hoog slaan we de waarde van dat „stil gebed" niet aan.

Doel en strekking er van is natuurlijk, om zijn zin en gedachten tot het „heihge" te verzamelen en van zijn God een zegen te begeeren op wat te geschieden staat.

Hiertegen hebben we nu natuurlijk niets.

Integendeel we achten zulk een gebed begeerlijk. Er is zooveel dat afleidt en verstrooit. Satan maakt zich met „de kerk" zoo druk, en slaat nooit een kerkgang over, om te verstoren, dat we wel waarlijk naar een geestelijk wapen grijpen mogen, om meester over onze ziel te blijven. Ook bidt, wie de liefde kent, niet alleen voor zich I zelven, maar ook voor anderen. Oök voor hem, die in den dienst des Woords zal optreden.

Alleen maar, we zouden zulk „stil gebed" liever thuis zien plaats hebben, ten einde daardoor te meer nog al wat naar vertooning zweemt te mijden.

De vrouw is in dit opzicht nog gelukkig.

Ze bidt zittende, en niemand merkt ervan.

Maar een man blijft er bij staan, en houdt veelal hoed of pet er bij voor het gelaat, als om zich af te zonderen. Maar juist daardoor loopt hij in het oog. Ieder ziet wat hij doet. Ook hoe lang hij bidt. En dan is de ziel soms zoo onvrij, dat ze meer dénkt aan de menschen die naar ons zien, dan aan Godtotwien het gebed moet uitgaan.

Ook is er in dit gebed iets onordelijks.

Als iemand bidt, moet wie met hem is, daar eerbied voor hebben, en stille zijn.

De gewoonte die aan sommiger tafel heerscht, dat als er een te laat, na het gebed, komt aanzitten, de anderen maar dooreten, en doorrammelen, onderwijl hij iets meesmuilt, vinden we afschuwelijk. Laat ieder dan stil zijn, en laat zoo het gebed plaats grijpen.

Maar in de kerk kan dat niet. Dan zou niemand op zijn plaats komen. Men kan niet wachten op die vele broederen die achtereenvolgens gaan bidden. Vandaar dat het loopen, en schuifelen, en dringen onderwijl doorgaat, en iemand soms onder zijn bidden door een nieuw aangekomene wordt aangestooten. Of ook al wacht men even op u, dan nog stoort het uw gebed, als ge merkt dat iemand in uw bank of rij in wil, en breekt ge maar af, omdat zulk bidden toch geen bidden blijft.

Thuis voor het kerkgaan bidden is daarom veel idealer, en staat hooger.

En toch durven we niet zeggen: „Schaf dat vooraf even bidden af", want het staat te vreezen, dat meer dan één het thuis toch niet doen zou.

Om veler zwakheid en ongeestelijkheid wille zal het dus wel stand houden. Maar toch is het goed er eens op te wijzen, dat deze gewoonte uitdrukking niet van hooge vroomheid, maar veeleer van een tekort in vroomheid is, en dat thuis bidden beter ware.

Zij men daarom voorzichtig, met wie het niet doet, te veroordeelen. Het kon ook zijn, dat iemand het thuis beter vond. En de geest moet vrij zijn, en niet gebonden door de vrees voor menschen.

Doch hetzij men het thuis, hetzij men het bij het innemen van zijn plaats in de kerk doet, nooit kan dit „stil gebed" het votum vervangen.

Het „stil gebed" is persoonlijk, het J'ötów is gemeenschappelijk.

Eerst het votum doet God verschijnen in de „vergadering".

Laat dit worden toegelicht.

God is alomtegenwoordig, en kan in dien zin nooit ergens komen. Hij is overal.

Maar let er op, dat desniettemin de Schrift zegt, dat God op Sion ivoonde, en dus niet overal.

Dit komt van het onderscheid tusschen Gods tegenwoordigheid in zijn kracht en mogendheid, die in lucht en ether, in plant en dier, in ziel en lichaam is, en die andere tegenwoordigheid van God als Geest.

Die laatste tegenwoordigheid nu heeft graden van intensiteit, het sterkst uitkomende waar God de Heilige Geest in het hart van den verloste woning maakt.

Maar ook die laatste, die hoogste tegenwoordigheid Gods heeft opnieuw graden.

Ieder gevoelt dit, zoo hij Johannes naast Thomas plaatst. En elk kind van God weet dat uit eigen zielservaring. Eerst minder, maar Gode zij lof, straks meer vervult hem die tegenwoordigheid des Heeren.

Maar ook hiermede is nog niet genoeg gezegd.

De presentie onzes Gods hangt ook af van ons bewustzijn. De ééne maal zal Petrus zoo ver met zijn bewustzijn afdolen, dat hij zijn Heiland verloochent, een ander maal zoo vol des Geestes zijn, dat hij het uitjubelt in een predikatie die nóg verkwikt bij het lezen.

En zoo nu weten ook wij zeer wel, dat we de ééne maal onze gedachten innig verzameld hebben en ons dicht nabij God gevoelen, terwijl we een ander maal, verstoord en afgeleid, moeite hebben, om, zelfs op de knieën, onzen God te vinden.

Ook dat verzamelen nu van ziel en zinnen voor - God, gaat niet buiten genade om. Tot God gaat het gebed op: Neig mijn hart en voeg het saam.

En waar nu God de Heere, rechtstreeks en middellijk tegelijk, de zielen der zijnen in de samenkomst der geloovigen, verzamelt en richt op zijn heihg wezen, daar is dit „het verschijnen van God in het midden der vergadering, " Middellijk nu gaat dit door het votum.

Het votum dient daartoe. En als God het votum zijn werking laat hebben, en het door zijnen Heiligen Geest op de harten laat werken, is de uitwerking, dat er door heel de vergadering een beweging van het innerlijk gevoel komt, waardoor de saam vergaderde geloovigen al meer de presentie van hun God gewaar worden.

En nu zegge men niet, dat toch dikwijls de voorganger er dit niet bij denkt, noch het er bij bedoelt; en dat evenzoo tal van opgekomenen hiervan zelfs geen flauw vermoeden hebben; ja dat het votum dikwijls zoo flauw en zacht wordt uitgesproken, dat de meesten er geen woord van verstaan ; dit alles toch zijn bedenkingen tegen de gebrekkige uitvoering, niet tegen de ideale beteekenis van het votum zelf.

En daarop alleen hadden wij hier te wijzen.

Er mag geen doode vorm in de gemeente overblijven. Het moet alles bezield worden door heilige gedachten.

Eerst waar die ideale beteekenis weer verstaan wordt, kan de volle kracht ervan werkzaam in de gemeente uitgaan.

En daarom nu constateeren we, niet dat God er vóór het votum niet is; dit toch ware ongerijmd; maar wel dat het votum het aangewezen middel is, om zoo God het zegent en door zijnen Heiligen Geest er de volle werking aan geeft, het bewustzijn der vergaderden als door een teeken, zóó op zijn heilige presentie te richten, dat Hij door en in het votum voor het zielsoog der gansche gemeente verschijnt.

Van het oogenblik van het votum af, moet heel de vergadering gevoelen, dat nu het gewone uit heeft, en dat men nu te doen heeft met een verschijnen voor God omdat God voor het zielsbesef verscheen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's