GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zending.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

De Protestantsche zending is het vasteland van Voor-Indië binnengetrokken te Trankebar, op de oostkust er van gelegen en sints 1620 den Denen toebehoorende. Koning Frederik IV (1699—1730) van Denemarken,

koesterde sints lang het voornemen iets te doen voor het zielenheil zijner heidensche onderdanen. In 1705 kwam •dit plan tot rijpheid en een jaar later togen de eerste missionairen naar Trankebar. 't Waren Bartholomeus Segenbalg en Hendrik Plütschau, Duitschers van geboorte «n leerlingen van den bekenden Francke van Halle. Den 9en Juni 1706 zetten beide mannen den voet in Voor-Indië en begonnen terstond hunnen zendingsarbeid. Het bleek den eerste echter heel spoedig, dat zij met hun slecht Portugeesch, dat zij zeer snel geleerd hadden,

niet ver konden komen onder de heidenen. Met stalen ijver zette hij zich aan het leeren der Tamulsche taal en werd haar zoo meester, dat hij er met Tamulsche grooten in kon redetwisten. Van de zijde der Europeanen en inlanders ondervond hij veel tegenstand onder zijnen arbeid; doch hij hield vol; de Bijbel werd in het Tamulsch overgezet alsmede de Catechismus. Na hem kwamen andere zendelingen in zijnen arbeid. Een der uitnemendste is Christiaan Frederik Schwartz (geb. 26 Oct. 1726) geweest.

Hij predikte het Evangelie te Trankebar en in de omliggende landen met veel zegen. Als een bewijs van de achting, waarin hij stond bij edelen en geringen uit de heidenen, mag gelden, dat de Radja van Tandjaur hem tot voogd over zijnen zoon benoemde. Naast hem arbeidden Fabricius in Madras, Karel Rhenius dicht bij Kaap Cornovin enz. Naar het noorden van Voor-Indië, naar Bengalen nl., ging omstreeks het einde der vorige eeuw eene missie uit van het in 1792 gestichte Baptistische zendinggenootschap. William Carey, eerst schoenmaker, later predikant bij de Baptisten, een krachtig werktuig in 's Heeren hand, om zielen tot bekeering te roepen, werd de eerste zendeling van genoemd genootschap. Hij zag zich echter in zijn ijver, om den Hindoe tot Christus te brengen, tegengewerkt door de Engelsche Oost-Indische Compagnie, die in die dagen „liever een bende duivels, dan zendelingen in haar gebied zag komen".

De vrees, dat de verkondiging des Evangelies de heidenen van den handel met haar af keerig zou maken, vuurde in haar aan een ontzettenden haat tegen de zending. Daarentegen werden het heidendom en het Islamisme zelfs finantieel gesteund. Dit verzet is echter langzamerhand gebroken, doch niet zonder strijd. In 1803 werd het Carey vergimd te Calcutta eene zending te beginnen onder Engelsche, Portugeesche en Armenische Christenen;

hij breidde haar echter weldra uit ook over Hindoes en Mohammedanen. Met en na hem werkten Henry Martyn, Brown, Thomson en vooral Claudius Buchanan. Aan laatstgenoemde vooral is het, naar den mensch gesproken,

te danken, dat Britsch-Indië voor de missie opengesteld is, daar hij de conscientiën van het Engelsche volk wakker schudde, het herinnerende aan zijn roeping, om het Evangelie overal te brengen en tegelijk het blootleggende de gewetenlooze staatkunde, door de O. I. C. in zijn naam gevolgd, 't Gevolg toch van dezen strijd was, dat in 1813 aan alle onderdanen der Britsche kroon toegestaan werd in Indië het Evangelie te verkondigen, dat in 1829 Lord Bentinck het verbranden van weduwen met hunne gestorven mannen verbood, en dat in 1833 en volgende jaren menige bepaling, die de zending belemmerde, werd opge­

heven. Nadat in 1858, tengevolge van den militairen opstand in Voor-Indië, de Oost-Indische Compagnie al haar gebied aan den Engelschen staat had afgestaan, kon de zending nog ruimer ademhalen, ofschoon er toch altijd hinderpalen aan de prediking in den weg gelegd worden door die ambtenaren, welke het Christendom niet goed gezind zijn. Al staan de Christen en de Brahman gelijk, wordt toch in den regel de laatste bij den andere voorgetrokken. Niet geheel ten onrechte wordt vaak gezegd: „Indië wordt door de Brahmanen geregeerd." Een andere gruwel, die in Indië heerscht, is het Opium-monopolie, waardoor veel grouil onttrokken wordt aan den korenbouw. Het is niet te verwonderen, dat de Christenen zich telkens als een hongersnood in Voor-Indië zijn verwoestingen aanricht, vragen of die niet een oordeel Gods is over den Opiumhandel met China, die dit land ongelukkig maakt.

Vijf-en-vijftig zendinggenootschappen arbeiden tegenwoordig in Indië, aan de verbreiding des Evangelies onder de verschillende volken van dit groote rijk. Daar zijn nu onder hen werkzaam 857 Europeesche of Amerikaansche zendelingen en 797 Inlandsche. In de 4863 gemeenten en kerken vindt men omstreeks 600, 000 Protestantsche Christenen.

Een eigenaardig verschijnsel op zendingsgebied is dein Britsch Indië bloeiende Senana-zending. Zij werd in 1856 begonnen door mejuffrouw Sale en mejuffrouw Mullens. De Islam toch heeft in Noord-Indië bewerkt, dat de voorname Hindoes hunne vrouwen evenals de Muzelmannen onttrekken aan de samenleving en opsluiten in de Senanas of vrouwenvertrekken, waarbinnen 't geen man geoorloofd is te komen. Dat bewoog de daareven genoemde vrouwen, om de Senanas geregeld te bezoeken en haren bewoonsters lezen, zingen en vrouwelijke bezigheden te leeren. Haar voorbeeld is gevolgd dooï vele belijderessen van den Heere, die vrouwenzendingsvereenigingen hebben opgericht, wier taak het is, om de Hindoe-vrouw niet alleen uit hare verveling op te heffen door arbeid en uit hare onkunde door onderwijs, maar ook om haar met den Heere bekend te maken. Bovendien heeft de regeering een einde gemaakt aan de kinder huwelijken, die zooveel natuurlijk en zedelijk kwaad aanrichtten, en tot wet gesteld, dat geen huwelijk voor het 12e jaar mocht gesloten worden. Ook is het den weduwen toegestaan voor de 2e maal ten huwelijk te gaan, wat te voren strengelijk verboden was door de wetten der Hindoes.

Van een deel van Britsch-Indië geldt het woord van den 65en Psalm: „Gij bezoekt het land en hebbende het begeerig gemaakt, verrijkt Gij het grootelijks; de rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzoo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed; Gij maakt zijne opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijne voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel.

Dit betreft bijzonder het land der Telugus en der Tamuien, der Kohls en der Santalis. Onder de Kohls hebben de zoogenaamde Gosznersche mannen, de zendelingwerklieden, veel gearbeid en met rijken zegen. Hier zijn zij gelukkiger geweest dan in onze Oost-Indische bezittingen, waar van de ruim 50 zendingswerklieden, die herwaarts overgekomen zijn, slechts weinigen voor de zending vruchtbaar zijn geweest. Meestal hadden zij een strijd met het bestaan. Een dezer broeders Lenz stierf zelfs van honger o p Flores, waarna zijn lijk door de inboorlingen werd verbrand.

Zelfs op verscheidene Hindoes, die heidenen blijven, heeft het Christendom zulk een indruk gemaakt, dat zij er veel uit overgenomen hebben. Dit heeft bewezen Rammohan Ray (1833), die als reformator van den afgodendienst optrad en leerde dat er slechts één God is. En niet minder Kesan Tschandra Sen (1884), die eenen nieuwen godsdienst wilde stichten, een wonderlijk mengsel van Hindoeisme, Christendom en Mohammedanisme.

Verlaten wij nu Voor-Indië en steken wij de Arabische zee over dan komen wij in Arabië, een land, dat nog een machtig bolwerk is van den godsdienst des valschen profeets. Alleen te Aden, aan de zuidkust gelegen en aan de Engelschen toebehoorende, kan het Evangelie onbelemmerd en zonder tegenstand worden gebracht aan den Muzelman.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

De Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's