GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kerk van Christus, de vrouw en het  huisgezin.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk van Christus, de vrouw en het huisgezin.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

De heidensche vader wilde alleen van zijn kind weten, als het beloofde een flink en rustig burger te worden en lij zelf niet te arm was, om het op te voeden; harerzijds ontsloeg zich de heidensche moeder van de vrucht harer maar al te dikwijls misdadige liefd^ door het te vondeling te leggen. De Christenen keurden van het begin af deze barbaarsche gebruiken af; aangedreven door hare warme bezorgdheid beschermde de kerk de kinderen, omdat het koninkrijk hunner was; zij eerbiedigde de menschelijke natuur tot in het kind, dat het daglicht nog niet gezien had; wanneer het geboren was, moest het 't voorwerp der teederste zorg van de ouders zijn, wat zijn lichaamsgestel mocht wezen. Kinderen dooden noemden de kerkvaders het werk Gods vernietigen. „God, die den persoon niet aanneemt, die dien niet beoordeelt noch naar ïijn uiterlijke verschijning, noch naar hunne liefde, is de vader van alle leven, hoe onvolkomen dit mocht wezen.”

Niet minder gruwelijk achtte Jezus' kerk het van oudsher de kinderen te vondeling te leggen. De Christenen gispten dit met kracht in de heidensche maatschappij; Justinus Martyr zag er in een der bewijzen van de ver­ harding der harten door de afgoderij; want al wijdde zij de kinderen niet ten doode, ze verlaagde de menschelijke natuur, daar die kinderen, welke opgenomen werden, meestal bestemd werden voor de schande of de slavernij. Honderd vijftig jaren na Justinus verhief Lactontius zich met welsprekende taal tegen dit gebruik, dat diep geworteld was in de zeden der ouden: „Niemand heelde zich in, dat de vaders het recht hebben, hunne pasgeboren kinderen te laten sterven; 't is een der grootste gruwelen, want God doet ze geboren worden voor het leven en niet voor den dood. Toch zijn er menschen, die meenen, dat zij him kinderen niet ontreinigen, wanneer zij aan wezens, die nauwelijks het aanzijn hebben ontvangen, het leven ontnemen, dat zij hun niet gegeven hebben. Verwacht niet, dat zij het bloed van den vreemde zullen sparen, als zij hun eigen niet sparen. Zeker zijn deze menschen diep bedorven. Wat zal ik zeggen van hen die hunne kinderen te vondeling leggen ? Kan men voor onschuldig honden hen, die hun eigen ingewanden aan de honden voorwerpen en ze dooden op wreeder wijze, dan wanneer zij ze worgden ? Wie kan er aan twijfelen dat goddeloos is hij, die zich verlaat op de liefde van anderen! Zelfs al wordt de vondeling door iemand opgenomen, die hem voedt, dan nog is de vader schuldig dat hij zijn eigen bloed aan de slavernij of de prostitutie ten prooi heeft voorgeworpen, 't Is beter zijn kind te dooden dan te vondeling te leggen, 't Is waar, dat die moordenaars klagen over hunne armoede, en voorwenden, dat zij niet genoeg hebben, om hun gezin op te voeden; alsof de goederen dezer wereld het eigendom waren van hen, die ze bezitten; alsof God niet dagelijks den rijke arm maakte en den arme overvloed schonk. Indien iemand te arm is om kinderen op te voeden, moet hij niet trouwen; dat is beter dan met schennige handen het werk Gods te verstoren,

Niet alleen voor wettige kinderen moest gezorgd worden, maar ook voor hen, die in echtbreuk of hoererij geboren waren. Als schepselen Gods staan zij onder zijne hoede en zijn bij gevolg de liefde der kerk waardig.

De kinderen hebben zielen, waarvoor de ouders verantwoordelijk zijn; op dezen valt het verwijt terug, als hun kroost verloren gaat. De oude en onbuigzame hardheid van den Romeinschen vader moest plaats maken voor een gezag, dat door de liefde is verbonden; een vader moet zijn kind beschouwen als hem gelijk staande in beteekenis voor het leven. Natuurlijk moest hij hem leeren eeren en gehoorzamen, maar niet door hem te behandelen als een slaaf. Door hem Gods geboden te leeren kennen en hcfhebben zou hij hem brengen tot onderwerping aan den wil der ouders.

Tot eene opvoeding naar den woorde Gods maanden de kerkvaders en vooral Chrysostomus de ouders. Laatstgenoemde, welsprekende tolk van de waarheid Gods, zag in het verzuimen van de christelijke opvoeding de oorzaak van het verval der wereld. Men bekommert zich, zeide hij, „om zijnen kinderen een goeden naam en fortuin na te laten, maar aan hun ziel denkt men niet; dat is een groote zmde, want het is zijn kinderen wijden aan den eeuwigen dood en den ondergang der maatschappij bewerken." Chrysostomus, en de andere kerkvaders met hem, zien alleen in de christelijke opvoeding heil; zij komen er aanhoudend en met drang op terug. Zij verlangen, dat op een leeftijd, dat de wil nog buigzaam is, de kinderen in het goede spoor worden geleid en men hun goede indruk­ ken geve door hun te spreken van de vreeze Gods, de liefde van Jezus Christus, den ootmoed, de liefde.

Niet slaven, die dikwijls onwetend of goddeloos waren, moesten de kinderen opvoeden, maar de ouders zelven. De eerste opvoeding beval de kerk der moeder aan; de vader kan door zijne werkzaamheden buiten's huis er niet alle aandacht aan wijden, die het vereischte. Bovendien is de moeder door hare grootere teederheid en lankmoedigheid meer geschikt om in de kinderlijke ziele godsdienstige gevoelens op te wekken. De heidensche zedeleeraren hebben dezen invloed der moeder niet gekend; van de opvoeding der dochters door haar hebben zij niet gewangd. Christenen als Chrysostomus en Hyronymus, wezen de moeders op hare roeping hunne dochters in alle tucht en eerbaarheid op te voeden en ze te vormen tot goede echtgenooten en huisvrouwen. Tot op de zonen oefende de christelijke moeder haren invloed. Terwijl het heidendom den zoon dadelijk onttrok aan zijne moeder, om hem op te voeden in leer-en oefenscholen van den Staat, stelde de kerk hem in zijn eerste levensjaren onder de hoede der moederlijke teederheid. Niet weinigen van de beroemdste kerkleeraars zijn, naar den mensch gesproken, geworden wat zij waren door de opvoeding hunner vrome moeders; de geschiedenis gewaagt van Monica, de moeder van Augustinus, van Nonna, de moeder van Gregorius van Naiianze, van Anthura de moeder van Chrysostomus.

DK GAAY FORTMAN,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1900

De Heraut | 2 Pagina's

De Kerk van Christus, de vrouw en het  huisgezin.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1900

De Heraut | 2 Pagina's