GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Doelloos dispuut.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doelloos dispuut.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Niet pas onlangs, maar steeds is on zerzijds op den voorgrond gesteld, dat het karakteristieke beginsel van de levens-en wereldbeschouwing der Calvinisten schuilt in de rechtstreeksche gemeenschap van de ziel met God. In de Sione-lectnres is dit punt slechts nader toegelicht. Dit nu vatte Dr. De Geer op als bedoelden we daarmee eene openbaring, en voert er dan tegen aan, dat, volgens onze eigen erkentenis, ook anderen vóór onze vaderen, deze onmiddellijke gemeenschap gesmaakt hadden; iets waaruit hij dan afleidt, dat er dus eigenlijk niets bijzonders in ligt, zoodat we geen Calvinisme noodig hebben, maar eenvoudig op de Schrift kunnen teruggaan.

Veel in ons neigde, toen we dit lazen, om er de pen bij neder te leggen; want metterdaad, voor doeltreffend wisselen van gedachten, is de verwarring der begrippen hier al te groot; en we kunnen dan ook niet anders dan positief er de door ons bedoelde voorstelling tegenover plaatsen.

Een openbaring is de mededeeling, ons van Godszijde toekomende, van eene ons onbekende waarheid, en zoo genomen is er, voor de Roomschen wel, maar voor ons Protestanten, na de voltooiing der Heilige Schriftuur, geen openbaring meer. Onze kerken belijden dit in de dusgenaamde sufficientia et perfectitudo S. Scripturae. In wat de StoneA^cXMX& s boden, kon alzoo van nieuwe openbaring geen sprake zijn. Maar wel is de openbciring yan de Schrift ongenoegzaam, om de goddelijke waarheid in ons te prenten, haar in het leven te doen ingaan, en om de volle strekking en beteekenis er van te doorzien. Vandaar de belijdenis van onze vaderen omtrent de persoonlijke illuminatio of „verlichting, " en omtrent den Spiritus Sanctus doctor, d. i. omtrent den Heiligen Geest als leeraar, die in de waarheid inleidt.

Dat onze gemeenschap met God eene rechtstreeksche moet zijn, was alzoo geopenbaard zoodra de Heilige Schrift er was, en is aan de geloovigen, de eeuwen door, in verschillende mate van helderheid persoonlijk betuigd door de „verlichting." Maar heel iets anders was het, of dat allesbeheerschend beginsel in zijn volle diepte opgevat en in zijn volle strekking zou begrepen jvorden.

Dit nu is aanvankelijk niet geschied, Augustinus kwam er van ééne zijde het .dichtst aan toe, maar bedierf weer alles door zijn leer yan de kerk. Eii hieraan is het toe te schrijven, dat deze diepste waarheid eerst helder kon worden ingezien nadat 10. de bittere gevolgen van het stellen van intermediaire personen tusschen God en de ziel aan het licht waren getreden, en 2". God door de schikking der omstandigheden, door het scheppen van aanleg in de personen, en door sterker graad van verlichting, eindelijk de macht schonk om met de algemeene voorstelling te breken, en tot de rechtstreeksche gemeenschap met Hem onbelemmerd door te dringen.

Heel iets anders dus dan een openbaring. Veeleer een historisch proces, dat antithetisch voortschreed en ten slotte onder de inwerking van den Heiligen Geest zijn einddoel bebereikte.

Nu in de tweede plaats. Al had Calvijn of wie ook, in zalige genieting deze gemeenschap voor ziehzelven gevonden, dat zou hem nog niet verder hebben gebracht dan tot de mystiek. Op het laatst der Middeneeuwen dreef de mystiek hierin zelfs sterk, zoo niet te sterk. Heel iets anders was eisch. Het kwam er op aan, niet maar te genieten, maar de volle beteekenis en strekking ervan te doorzien, en het beginsel van deze rechtstreeksche gemeenschap niet slechts als bron van zielsgeneugte, maar als beginsel van ons leven en denken te leeren verstaan in zijn volle toepassing. Vandaar, dat er in de StoneA& cXwx& s op is gewezen, hoe dit inzien van de beteekenis der rechtstreeksche gemeenschap met God geleid heeft tot een geheel eigenaardige opvatting van de drie grondrelatiën van ons menschelijk leven: t. w. van onze verhou ding tot God, tot den mensch, en tot de wereld; en hoe eerst in deze totaliteit dit beginsel kon doorwerken op alle levensverhoudingen in Kerk, Maatschappij, Staat, Wetenschap en Kunst, en hoe eerst op deze wijze de geheel eigenaardige levens-en wereldbeschouwing van het Calvinisme ontstond.

Wie nu hierop let, zal verstaan, hoe zonderling het ons te moede was, toen we een critiek lazen die zich vastklemde aan het begrip openbaring en ons naar de Schrift terugwees. De principieele, encyclopaedische opvatting van het aangevoerde ontbrak hier ten eenenmale.

Doch ter zake.

Zoodra nu eenmaal, als vrucht van het antithetisch historisch proces in het verleden, als vrucht van de schikking der omstandigheden, als vrucht van krachtige illummatie, en als vrucht van helder logisch inzicht, onder de leiding des Heiligen Geestes, de volle beteekenis van de rechtstreeksche gemeenschap met God, als de door God gewilde realiteit, gegrepen, doorgedacht en toegepast was, bleek een resultaat ge vonden te zijn, dat óf moest verworpen óf moest aanvaard worden; maar dat eenmaal aanvaard, dan ook zijn historisch stempel in de aanvaarding der logische consequentie van dat beginel met zich bracht.

Tot persoonlijke rechtstreeksche gemeenschap met God, waren óók anderen, en zijn ook nu nog velen buiten het Calvinisme, doorgedrongen. Gaarne nemen we zelfs aan, dat zulks ook bij Dr. De Geer het geval is. Maar noch die anderen noch hij, heb ben deze gemeenschap leeren kennen als hun levensbeginsel, noch opgemerkt en aan vaard den lichtgevenden omtrek die er logisch-consequent van uitstraalt. We zeggen dat ook van hem, omdat hij anders zóó niet had kunnen schrijven.

Voor ons daarentegen is dit resultaat, d. i. het inzicht, dat deze rechtstreeksche gemeenschap met God het groote beginsel van ons leven en denken moet zijn, en zulks in toepassing op alles, een historische vondst, die door niets kan worden te niet gedaan. We zoeken daar niet meer naar We bezitten dat inzicht en die kennis, en bezitten er onze kracht in.

Maar niet meer zoeken, sluit het verder onderzoeken volstrekt niet uit. Dat nu hokte Er was geen onderzoek meer. En toen is de Vrije Universiteit opgericht, juist met het doel om dit wetenschappelijk onderzoek in te stellen, door onderzoeking van het historisch gevondene.

Dit wetenschappelijk onderzoek bedoelt aan te toonen, hoe het Calvinisme tot deze historische vondst gekomen is; waarin die vondst bestaat; wat haar inhoud is; welke beteekenis ze heeft; hoe ver ze zich uitstrekt; en welke toepassing ze eischt.

Vandaar, dat dit wetenschappelijk onder zoek tevens critiek is.

Immers hoe rijk de historische vondst ook was, en hoe logisch consequent uit dit gevonden beginsel de alzijdige afleiding reeds door onze vaderen gemaakt is, bij deze afleiding zijn uiteraard, zoodra ze op verder afstand van het beginsel geraakte, fouten en gebreken ingeslopen. Niet wat de hoofdtakken betreft, maar wel in de fijnere twijgëii. Vandaar de wetenschappelijke roeping, om deze afleidingen ter toetse te b'^g^"^ ^P voor zooveel noodig te corrigeeren. En voorts zijn de toepassingen uit het beginsel wel gemaakt voor dien tijd, maar niet voor den onzen. Vandaar de roeping der wetenschap, om die toepassing naar den eisch van qnzen tyd te wijzigen en voort te zetten.

Er is dus niets hoegenaarod van aan, dat de aanvaarding van deze historische vondst van het juiste levensbeginsel, wetenschappelijk onderzoek of wetenschappelijke critiek zou uitsluiten. Integendeel, het wetenschappelijk motief komt juist rechtstreeks uit de aanvaarding van zulk een beginsel voort.

Zoolang dat beginsel onder ons sliep, en niet weer met bewustheid uit de vondst der historie gegrepen was, ontbrak bij ons het wetenschappelijk onderzoek. Zoodra het weer gegrepen werd, verrees de Universiteit, om zich aan dat wetenschappelijk onderzoek te wijden.

Men lette er toch op, dat in de geestelijke wetenschap zelve geen opbouw van wetenschap denkbaar is, tenzij ge leeft en denljt uit één beginsel. Wetenschap is niet alleen experimenteeren, maar ook systematisecren, en alle systematiseeren is ondenkbaar, tenzij ge éën leidend beginsel hebt, dat uw leven en uw denken beheerscht.

Wetenschap zonder zulk een leidend levens-en denkbeginsel blijft bij het experimenteeren staan, en kan tot het eigenlijke doel van alle geestelijke wetenschap, d. i. tot het ontdekken van de levenswet en het naar die levenswet systematiseeren, niet ko­ men. Men blijft een eclecticus, aphorist of criticus, maar wordt nooit architect.

Blijft dus alleen nog de vraag, hoe ge tot die keuze van uw levens-en denkbeginsel komt.

En hier nu geldt, wat we uitspraken, datdeze keuze geen resultaat van schiften en vergelij ken 's, maar rechtstreeks saamhangt met uw nnerlijk bestaan, met uw geestelijke ervaring, en met het al of niet bezitten van de illuminatie of verlichting in den hier geëischten graad.

Tal van geleerde en ernstige denkers zijn in dier VQcgQ aangelegd en hebben zulk een innerlijk bestaan, dat ze het Christendom in zijn kern en beteekenis niet vatten, en er dan ook niet mee rekenen kunnen. Jezus heeft i. wel een schoon werk volbracht, en schoone dingen gezegd, maar toch vinden ze daarin niets bijzonders, althans niets, dat niet, vergelijkenderwijs, evenzoo elders te vinden ware. Dit is het wat Jezus gezegd heeft: „Wie niet wedergeboren is, kan mijn Koninkrijk zelfs niet zien."

Anderen, en daartoe behoort Dr. De Geer, hebben een geheel anderen indruk van het Christendom ontvangen. Zij zijn onder de macht van het Evangelie gekomen, en voelen een aansluiting van hun hart aan de Heilige Schrift. Alleen maar, dat blijft bij hen aphoristisch. Ze hebben geen eenheid van levens-en denkbeginsel gevonden, maar leven en denken in algemeenheden, en naar de dingen zich aan hen voordoen, en corrigeeren dan de resultaten, die ze alzoo vinden, naar de uitspraken van de Heilige Schrift die hen treffen of toespreken. Ze geven zich geen rekenschap van de verschillende wijzen, waarop de Schriftwaarheid, in verband met de heerschende meeningen, kan worden opgevat; ze hebben die onderscheidene wijzen van opvatting nooit consequent doorgedacht; ze zien niet, hoe hieruit zeer onderscheiden gebouwen van wetenschap zijn opgetrokken; en blijven dientengevolge bij de critische toepassing van de Schriftwaarheid op de gangbare opvattingen van hun tijd staan.

Weer anderen eindelijk zien in, dat de historie, die achter ons ligt, wel terdege tot zeer uitcenloopende opvattingen van de Christelijke waarheid geleid hééft; hoe hieruit onderscheidene beginselen tot heerschappij zijn gekomen; en hoe uit deze beginselen zeer onderscheidene opvattingen voor het leven zijn voortgesproten. Vandaar hun, bij het licht der historie vaststaande overtuiging, dat men deze beginselen en de daaruit afgeleide beschouwing der dingen niet dooreen kan mengen; dat men niet byzantijnsch links, gothisch rechts, en a la renaissance in de bovenverdiepingen kan bouwen, maar dat elke architectonische bouw uit één stijl moet zijn. Zij kunnen dus niet in het Tohoe wabohoe, gelijk de Franschen zeggen, blijven hangen. Ze moeten óf ophouden wetenschappelijk te bouwen, óf ze moeten bouwen uit één stijl, en dus weten welke stijl geboden is.

En dit nu, die keuze van stijl, staat niet aan hun gril of wilkeur, maar vindt haar beslissing in hun eigen innerlijk bestaan.

Voor zichzelve moeten zij weten, wat in hun innerlijk bestaan het fundament is, dat ze voor God weten in hun ziel waar te zijn.

Gingen ze anders te werk, zoo zou de aansluiting tusschen hun innerlijk bestaan en hun levens-en denk beginsel ten eenenmale ontbreken, d. w. z., ze zouden allerlei schoons buiten zich zien, maar het zou voor hen niet innerlijk waar zijn.

Ontdekten ze daarentegen, dat het fundament van zulk een bouw overeenstemt met wat in hun eigen innerlijk bestaan voor God aller inzicht grond is, dan is dat hen vaststaande waarheid; dan kunnen ze zich hiervan niet losmaken; dan ligt hierin voor hen het anker waaraan ze vastleggen; en dan ontleenen ze hieraan de vastheid van hun overtuiging op elk gebied.

Zoo nu is het bij ons met het Calvinisme; en daarom kan niemand van wetenschappelijken zin Calvinist zijn, of hij moet zelf in zijn eigen innerlijk bestaan het diepste uitgangspunt van het Calvinisme hebben teruggevonden.

Heeft hij dit niet, dan blijft het Calvinisme hem tegen de borst stuiten, of hoogstens een interessant verschijnsel zijn.

Heeft hij dit wel, dan staat of valt, dan leeft en sterft hij met deze zijn overtuiging. Dan leeft hij er uit in zijn religie, in zijn hart, in zijn huis en in de maatschappij, en zoo ook in zijn wetenschap.

Duidelijker kunnen we het in zoo kort bestek niet zeggen, en we koesteren de hoop, dat Dr. De Geer, al is ons beginsel het zijne niet, althans loyaal erkennen zal, dat voor den Calvinist hierrpede ? ijn standpunt ten volle is gcvindjceerd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Doelloos dispuut.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's