GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

II.

BIJ DE HOEVE.

Eer we nu verder vertellen, zal het noodig zijn te zien, hoe het met de zaken in Schotland te dier tijd geschapen stond. Anders begrijpen we niet best het vervolg. (Wie het eerste al weet mag dit hoofdstuk overslaan).

Gelijk we al zagen was de Hervorming in Schotland tot leven en kracht gekomen door den vromen en moedigen John Knox, een trouw dienaar des Heeren. De Schotsche kerk die toen ontstond uit hen die Rome hadden verlaten, om tot het geloof naar de Schriften weer te keeren, — eigenlijk dus de oudste gemeente — stond beslist tegenover de dwalingen en den eeredienst van het pausdom. Maar evenmin wilden de Schotten iets weten van de Episkopale of bisschoppelijke kerk van Engeland. Want deze had ook wel met Rome gebroken en was tot de leer der waarheid teruggekeerd, maar haar dienst en inrichting was gebleven gelijk die was geweest in de Roomsche kerk.

Van kruisen, altaren, priesterkleedij wilden de Schotten niet weten, van niets dat overbodig heeten kon, 't welk niet in de Schrift geboden of noodzakelijk was. Zij kregen om hun zucht tot eenvoud zelfs den naam Puriteinen, d. i. menschen die rein of eenvoudig willen leven. Ook keurden zij het beslist af, dat de gemeente geregeerd werd door bisschoppen, die leeraars aanstelden zonder dat de gemeente er iets in te zeggen had, en die alles regelden buiten haar om.

De Schotsche kerken werden nagenoeg op dezelfde wijze bestuurd of geregeerd als de onze, namelijk door ouderlingen of presbyters. Zulke kerken heeten daarom Presbyteriaansche. De opzieners zijn ouderlingen die leeren of prediken, maar allen worden door de leden der gemeente gekozen.

In de bisschoppelijke kerken daarentegen heeft de gemeente niets te zeggen en wordt zij van hooger hand geregeerd. Nu weten we dat de Schrift zegt: Eén is uw Meester, namelijk Christus, en gij zijt allen broeders. Reeds daarom is de inrichting van de kerk, zoo als wij die hebben, naar de Schrift en de bisschoppelijke niet. Wat de Bijbel een opziener (of bisschop) noemt is 't zelfde wat wij thans met het woord predikant of dominee bedoelen.

Maar het viel den Schotten niet gemakkelijk zoo, op Gereformeerde wijze, naar Gods Woord, ~ hun kerken in te richten. Want de regeering was er tegen. Reeds vroeger had men in Engeland de Puriteinen of Presbyterianen vervolgd. Later werd het beter, doch toen de zoon van Maria Stuart, Jakobus I, koning was geworden over Engeland en Schotland beide begon de vervolging der Gereformeerden opnieuw.

Onder Jakobus' opvolger, Karel I, werd het nog erger. Hij neigde tot Rome, verdrukte de Puriteinen en wilde met geweld den Schotten een kerk als die van Engeland opdringen. Maat dat viel tegen. De Schotten sloten in 1638 een verbond, het Covenant, om de vrijheid te handhaven ook voor de kerk. Nu dacht de koning hen met krijgsmacht te dwingen, doch 't liep geheel anders. Want de vorst raakte in geschil met een groot deel ook der Engelschen en werd in 1649 onthoofd. In de kerkelijke zaken behielden de Schotten nu hun vrijheid, die duurde zoolang Engeland een republiek was onder Cromwell.

Doch de wind keerde weer geheel, toen later Karel II, de zoon van den onthoofden koning, aan het bewind kwam. Dit was dezelfde vorst die, toen hij als prins zijn vaderland had moeten ontvluchten, door onze vadren gastvrij te Breda werd geherbergd. Karel Stuart beloonde dat met ons meermalen den oorlog aan te doen in 1665 en in 1672. 't Was in den eersten oorlog, dat de beroemde tocht naar Chattam voorviel. Gewonnen heeft Karel II met deze oorlogen echter niets. De lichtzinnige, goddelooze vorst haatte de Puriteinen. Hij herstelde de staatskerk en wilde de Schotten dwingen onder bisschoppen te staan. Dit leidde soms tot bloedige botsingen. De koning die met Frankrijk en met het pausdom heulde, gaf aan de Presbyterianen de schuld van de omwentelingen door welke zijn vader den troon verloren had en zette hun dit betaald. De getrouwe leeraars werden afgezet en gebannen. Een wet werd gemaakt, dat niemand een staatsambt mocht bekleeden, zoo hij niet aan 't Avondmaal ging in de bisschoppelijke kerk en erkende dat de koning het oppergezag in de kerk heeft. Want gij moet weten, ook deze laatste dwaalleer gold voor waarheid en doet het nog in de kerk van Engeland.

De Covenanters kwamen nu in een schrikkelijken toestand. Overal zagen zij zich bedreigd, door 's konings dienaren vervolgd. Wreede aanvoerders trokken met benden tegen de Gereformeerden op, joegen hun vergaderingen uiteen, ja schoten hen dood. Jezuïeten kwamen in menigte naar Engeland om te helpen het volk te „bekeeren", en zouden mettertijd ook in Schotland verschijnen. Zoo erg werd het, dat zelfs een bisschop der staatskerk, Leightown genaamd, het niet kon aanzien, zijn ambt neerlei.

't Was in dien boozen tijd, dat ook de vrome Bunyan werd gevangen gezet, die zijn „Christenreis" schreef in de gevangenis welke twaalf jaar zijn verblijf was. Een ander bekend schrijver Milton, (wiens boek: „Het paradijs verloren" nu nog even beroemd is als dat van Bunyan), verloor omdat hij een Puritein was zijn staatspost. Ja zijn boeken werdendoorden beul verbrand. Hij ging toen afgezonderd leven, werd blind en dichtte in zijn blindheid het schoone boek, dat ik zooeven noemde.

Koning Karel, die nu eens bij het ongelooi dan weer bij het bijgeloof had heil gezocht, ging op het einde van zijn weelderig en zondig leven tot de Roomsche kerk over. Kort daarop stierf hij, onbetreurd en onbegeerd, en zeker weinig denkend dat reeds drie jaar later het huis van Stuart voorgoed van den Britschen troon zou worden gestooten, en het geloof dat hij verdrukt had zou zegevieren.

Maar zoover was het in dien tijd, van welken we in het vorig hoofdstuk spraken, nog niet.

CORRESPONDENTIE.

N. te B. Onder Spartaansche soep verstaat men een sterk gekruide soep van vleeschnaten ossenbloed, met ossenvleesch in stukjes gesneden er in. Men at dit in Sparta, waar de lieden gewoon waren aan eenvoudige kost. De soep schijnt zeer onaangenaam van smaak te zijn geweest, althans voor niet-Spartaansche menschen. ik kan N. dan ook niet aanraden er zich eens op te onthalen.

HOOGEMBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's