GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Looze Kalk”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Looze Kalk”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeg tot degenen, die met looze kalk pleisteren, dat hij omvallen zal; er zal een overstelpende piasregen zijn; en gij, o groote hagelsteenen, zult vallen, en een groote stormwind zal hem splijten. Ezechiël XIII : II.

Het beeld van het huis zonder tandament, dat op den zandgrond is gebouwd, en instort als de waterstroom komt nederdruïschen, wraakt den valschen grond van het geloof. Anders is bet bij het beeld van de looze kalk. Hier bij Ezechiël is sprake niet van een hnis, waarin men woont, maar van een wand, een muur, dien men optrekt, en waarachter men beschutting zoekt tegen den stormwind.

Er dreigde storm uit Babyion. Tegen dien storm poogden allerlei valsche profeten Israel gerust te stellen. Het zou zulk een vaart niet looien. Jezuzalem was een bijna onneembare vesting. Kwam er gevaar, dan zou er wel hulp uit Egypte komen opdagen. Er was geen oorzaak voor vreeze. Vrede veeleer kon aller leuze zijn. Zoo dekte men zich tegen den stormwind die dreigde, achter een muur van valsche voorspiegelingen. £n dit nu noemt de profeet Esechiël het optrekken van een wand van leem en dit leem overpleisteren met loote kalk.

Een echt Oostersch, ter zake dienend beeld. Een muur moet uit steen zijn opgetrokken. Daarvoor nu gebruikt men in Palestina niet rooden baksteen, zooals wij, maar steen gehakt uit de groeven. Was nu het aanzien van den muur door dien uitgehakten steen te ruw, te ongelijk en te onoogelijk, dan pleisterde men er kalk over, en maakte loo den muur glad. De opgepleisterde kalk zat dan vast tegen den steen, en de muur was even glad voor bet oog als sterk in zijn lenden.

Doch nu kan men zich ook met namaak van zulk een muur behelpen, zooals men dat bij ons wel doet voor tijdelijk gebruik bij een festijn. Dan neemt men ook geen steen, maar leem of halfdroge klei, en heeft zoo in een oogwenk een muur op drie meter hoogte. Dat ziet er dan onoogelijk uit. Maar geen nood. Al dat onoogelijke kan men verhelpen, door er looze kalk optepleisteren, en als de kalk dan is opgedroogd, weet de voorbijganger niet beter of 't is een muur van steen.

En dat duurt dan tot de regentijd komt, en de piasregen neerstort, en de hagelsteenen neerknetteren, en de stormwind loeien gaat. Dan toch scheurt de looze korst van kalk en schilfert af, de piasregen maakt het leem week, en in een oogwenk ligt heel de muur voor den grond.

Dit nu past Ezechiël, ingevolge Gods last, toe op Jeruzalem. De nood dreigde. Tegenover dien dreigenden nood zocht de valsche profeet de bevolking gerust te stellen door beloften, die als nat, glad leem tusschen de handen door gleden, en waaraan ze een schoonen schijn gaven door dezen wand met een looze kalklaag te bepleisteren. Maar al dit valsche geblinddoek zou zich wreken, zoodra de storm uit Babyion loskwam. Dan zou de Heere zelf den valschen wand, waarachter ze dekking zochten, ter aarde werpen. Zoo zou het arme volk er onder bedolven worden, en voor aller oog zou het blijken, hoe juist hun looze kalk het zelfbedrog was geweest waaronder het volk bezweek.

Dit zelfbedrog herhaalt zich alle eeuwen door. Nu Israels volksstaat onderging, geschiedt dit meest persoonlijk. Dan komt het niet op Babyion, maar op 't sterven aan, en in dat sterven op de vraag voor eeuwig, of wie ten grave zal worden uitgedragen, ingaat in het Vaderhuis, of in de hel wordt nedergeworpen.

Die ontzettende vraag verbloeme noch verachte men. Niet wij richten die harde, krasse en scherpe tegenstelling op. Dat deed Jezus. Niet eens, maar herhaaldelijk heeft onze Heer en Koning het ons betuigd, dat we Hem vreezen zullen, „die beide lichaam en ziel kan verderven in de hel". Hier is geen tweeërlei uitlegging of opvatting denkbaar. Zoo beslist en stellig mogelijk heeft Jezus het uitgesproken, en leert heel het Evangelie 't ons, dat „wie niet ingaat door de enge poort", en niet in Jezus ontslaapt, voor eeuwig verloren is, en dat wie verloren is, verwezen wordt naar de hel.

Lange jaren had men daarvoor dan ook een open oog. Dit dreef er toe om den goddelooze, eer hij stierf, te waarschuwen. £n zoolang deze overtuiging muurvast stand hield, was er een drang om zelf in te gaan, en om anderen te doen ingaan.

Maar ook hier zijn de valsche profeten tusschen gekomen, die met allerlei „looze kalk" de muren bepleisterd hebben, en het volk toeriepen: Vrede en geen gevaar! Dat begon daarmee, dat men het gaan naar de hel voor wie onbekeerd stierf, tot zelfs in de prediking versweeg. Men sprak er niet meer over. Men waarschuwde den ongeloovige niet. Men zei er niets van. Niets voor en niets tegen.

Toen kwam de tweede periode, waarin men de schare diets maakte, dat het zulk een vaart niet loopen zou; dat al zulk spreken van de hel slechts als beeldspraak bedoeld was. Dat Gods liefde zelfs voor den godloochenaar wegen ter uitredding ontsluiten zou, die wij nog niet kenden. Dat we daarom bij het graf onzer lieven dan ook altoos nog goede hope mochten koesteren. Dat de poorte waartoe men in 't Vaderhuis inging, niet eng en smal, maar breed en wijd was. En dat er daarom geen oorzaak was om schrik en vrees voor de hel in te boezemen. Vrede moest bij elk sterfbed de leuze zijn, en de vrees ook bij zulke dooden door liefde verslonden zijn.

Vandaar dan ook, dat men zonder zweem van zorg of angst tot in zijn eigen woning met ongeloovigen samenleeft, en er nauwelijks meer aan denkt om ook zelfs zijn eigen kind te waarschuwen. Men doet druk aan de Zending in de Heidenwereld, maar tot zelfs zijn eigen man, of zijn eigen kind, laat men zonder ze te waarschuwen de eeuwigheid ingaan, en hoopt er dan het beste van.

En dit nu is de „looze kalk" waarmede men heden ten dage pleistert.

In heiligen ernst heeft Jehovah het aan een ieder betuigd, aan wien de wacht over zielenis toebetrouwd: „Gij, o menschenkind, als Ik tot den goddelooze zeg: gij zult den dood sterven, en gij spreekt niet, om den goddelooze van zijn weg af te manen, dan zal die goddelooze in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uwe hand eischen”.

Doch dit gelooft men niet meer. Daar hecht men niet meer aan. Men waant het beter dan de Schrift te weten. En men gaat rustig met al dit pleisteren met zijn looze kalk door. Men verzint buiten het Evangelie om, wat in het Evangelie niet staat, en lijnrecht tegen het Evangelie ingaat. Men zegt 't wel zoo niet, maar men beeldt zich feitelijk in, dat het niet gaan zal zooals Jezus het ten stelligste betuigd en verklaard heeft, maar dat het gaan zal, zooals men 't zich zelf met allerlei onmogelijke verzinsels diets maakt.

Wel dringt men aan op geloof en bekeering, wel betuigt men dat Jezus onze Redder en Verlosser is, maar als nu 't geloof uitblijft, de bekeering niet komt, en Jezus niet wordt aangenomen, dan mist men den moed, om't nadrukkelijk te belijden, dat het dan ten verderve gaat. Men predikt wel, maar men waarschuwt niet. En men waarschuwt niet, omdat men zelf niet aan de hel gelooft. Men lokt wel, maar men durft niet kras en scherp zeggen, waar het op uitloopt, zoo men zich niet laat lokken. Men dringt wel aan, maar durft niet aanzeggen, waar het op uit moet loopen, zoo men sterft zonder in Jezus te zijn ingelijfd.

Men bouwt niet, maar pleistert, en] pleistert met looze kalk op een wand van glibberig leem. De één doet dit mystiek, de ander doet 't op gebied van goede werken, een derde door 't geflikker van allerlei diepzinnig wijsgeerig betoog. Maar hoe men het ook doet, het is al pleisteren. Juist zooals de valsche profeten het deden. De vreeze wordt bemanteld, en vrede, vrede blijft tot in de stervensure de slaapdrank waarop men de ziel laat inslapen.

O, men leest zoo gemakkelijk over die valsche profeten heen. Dat waren immers bedriegers, en zelf is men een eerlijk man. Alsof er ook onder die valsche profeten niet tal van mannen waren, die het zich metterdaad zoo inbeeldden en meenden dat het zou loopen, gelijk zij het zeggen dorsten.

En het droef gevolg van dit pleisteren met looze kalk, is dat de schare het zoo wel wil. Het is zoo geruststellend. Het geeft zulk een vredig saamleven met zijn onbekeerde kinderen, met zijn ongeloovigen man, of met zijn ongeloovige vrouw. Men voelt wel, het is zoo, zij leven buiten Jezus, ze zijn niet bekeerd, naar Jezus woord genomen is er voor hun ziel geen hoop. Maar dit alles zal terecht komen. Gods liefde is immers almachtig om ook na hun sterven ze nog te bekeeren. Waarom zou men dan ongerust zijn? Waarom dan hun rust verstoren? Waarom hen waarschuwen? Dat heeft men dan vroeger wel eens gedaan. Maar daar 't niet hielp, hield men er meê op. En nu leeft men zoo vredig saam. Ieder gaat zijns weegs. En waarom zou men nu dien stillen vrede verstoren? Die leemen wand is zoo prachtig gepleisterd. Geen scheur nog in het witte vlak. Nog geen stuk is er van afgeschilferd. En als straks de stormwind en de dood komt, nu, ja, dan zal men 't beste er van hopen.

Wat nu is dit anders dan zelfbedrog en misleiding van anderen? De hoofdschuld natuurlijk is bij de ontrouwe predikers, die niet dorsten waarschuwen. Maar ook niet minder schuld bij vader of moeder. En God zelf heeft 't gezegd: Ik zal het bloed der zielen van hun hand eischen.

Terug naar het Evangelie! is daarom de oproep, die door heel de Christenheid moet gaan. Niet naar het vervalschte of bepleisterde Evangelie, maar naar het Evangelie zooals God 't ons heeft gegeven. Naar dat Evangelie dat ons betuigt niet bij monde van een Evangelist, maar bij monde van Jezus zelf: Bezen zullen gaan in de eeuwige pijn, en alleen de rechtvaardigen het eeuwige leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Looze Kalk”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's