GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Mijn zuchten is voor U niet verborgen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mijn zuchten is voor U niet verborgen”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heere, voor U is al mijue begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. Psalm 38 : 10.

Smart die zich niet uiten kan, en waarbij ge aan het hart geen lucht kunt geven, is het bangst om te dragen. Zoolang ge uw leed nog aan een lieve moeder klagen kuat, of uw hatt voor een trouwen vriend kunt uitstorten, komt er telkens nog verademing. Reeds te kunnen klagen troost. Maar als u een leed bekiuipt, dat ge voor u moet houden, dat ge in uw hart moet opsluiten, waar niemand ter wereld iets van weten mag, en dat u toch zoo bitter het hart benauwt, dan is de zucht de eenige uiting, waarin het benauwde hart lucht zoekt.

Het zuchten is een gedrukt zich ontlasten van den opgekropten ademtocht. Het zuchten is iets lichamelijks, want het zuchten gaat MXS.-^

wendig toe en, zoo ge er op let, kunt ge 't hooren. Maar het is toch altoos een uiting, waarvan te merken is, dat ge u inhieidt. De zucht komt als ge u niet meer inhouden kunt, en als de benauwdheid, de druk der ziel u te machtig wordt. Ge zucht niet met opzet, ge zucht niet om te zuchten. Het is iets dat van zelf in u toegaat. Het is een natuurlijke poging van uw hart, om den adem vrij te maken, en weer op te leven.

Ook van onzen Heiland lezen we, dat Hij zuchtte, en dat met name op een oogenblik, waarop niemand onzer het zou hebben vermoed. Het was in de landpalen van Dekapolis, toen ze dien dooven jongen tot Jezus hadden gebracht, en Jezus zijn vinger in diens ooren stak, om hem te genezen, terwijl bij tegelijk, gespogen hebbende, zijn tong aanraakte. Toen, zoo lezen we, zuchtte Jezus en zeide: Ëffathal En een dag later lezen we zelfs, dat toen een Farizeër een teeken eischte, Jezus zwaar lijk zuchtte, en van hem ging. Ge ziet hieruit, hoe 't lijden der wereld op Jezus een benau wenden indruk maakte, en hoe hij met al de kracht van zijn innerlijk leven tegen dien druk van den vloek opkwam.

Het zuchten komt in de Schrift dan ook gedurig aan de orde. Bij Ezechiël lezen we van de vrome lieden, die zuchtten over al de gruwelen, die gebeurden, Jeremia klaagt in zijn Klaaglied, hoe de priesters bij de bouwvallen van den tempel zuchtten. Zelfs van het vee zegt Joel, dat het zuchtte teen de schrikkelijke droogte de akkers deed verdorren. En gelijke gedachte keert bij Paulus teiug, als het heet dat het gansche schepsel tezamen zucht, als in barensnood zijnde, en dat ook wij zuchten in ons zelve, wachtende op de openbaring van de heerlijkheid der kinderen Gods. Het zuchten wordt vooral toegepast op de stemming waarin de verwachting des doods ons brengt. „Want ook in deze zuchten wij, bezwaard zijnde, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden". En voorts is het ééa zuchten, heel de heilige geschiedenis door, als het volk des Heeren verdrukt werd. Zoo zuchtte Israel in Egypte, en spreekt Salomo het in zijn Spreuken uit: „Als de goddeloozeheerscht, zucht het volk".

Dat zuchten is de eeuwen doorgegaan, en wordt nog door Gods engelen beluisterd. Dat zuchten is de graftoon, die alle eeuwen door het wee van 't menschelijk hart en het lijden van Gods volk verzeld heeft. En al moge het afnemen in kringen en dagen van oppervlakkigheid, als de mensch in halve verwildering over zijn leed heenleeft, toch is dat diepe zuchten voor God nog gekend. Gekend bij verdrukking, gekend bij aangedaan onrecht, gekend bij bittere teleurstelling, gekend bij een zielsdroefheid die voor de wereld verborgen moet blijven, en gekend ock t og door Gods worstelende kinderen die lucht zoeken, maar nog geestelijk gedrukt blijven in 't hart.

Het heerlijke nu voor wie meer dan de wereld kent, is, dxt zulk ongedwongen zuchten, waarin de druk van 't hart lucht zoekt, een uitweg naar Boven vindt, en beluisterd wordt door den Heere asisn God. Zelfs is de verborgen smart, die in 't ruchten lucht zoekt, een derteederste middelen, om ons nabij onzen God te doen leven, Hem ons nader te brengen, en uit die heilige gemeenschap nieuwe levenskracht in te drinken.

Ge gevoelt dit teifs^tond, zoo ge u bepaalt tot dat zuchten, dat we? voor den mensch verbergen en alleen ia de eenzaamheid aan den geprangden boezem laten ontvlieden. Leed dat ge met anderen bespreken kunt, wordt allicht gedeeld. Dit is het hardste niet. Maar als u leed aangreep, waarvan niemand iets weten mag, dat ge angstvallig in uw hart moet opsluiten, zoodat ge geen troostwoord van menschenlippen kunt opvangen, dan loopt het op een van deze twee uit: Of, zoo ge" geen God kent, dat ge gaat morren en de wanhoop laat binnensluipen, of, zoo ge in het geloof moogt staan, dat ge voor uw God uw hait Ontsluit, en dieper dan ooit te voren de zaligheid indrinkt van Zijn troostende nabijheid.

Het kind kent de zielsbenauwdheden nog niet Als 't kind iets drukt, schreit 't dit aanstonds overluid in zijn traoen uit. Ook op jeugdigen leeftijd is die opgesloten smart ons nog vreemd. Maar als de jiren klimmen, en de zorgen toenemen, en de druk van 't leven op 't hart zoo loodzwaar begint te worden, dan wordt het zuchten voor u een van zelf sheid, en als ge dan in een eenzamen hoek van uw huis teruggetrokken, uw hart hoort kloppen, en het niet meer kunt uithouden, es, zooals Jezus het deed, zelfs „zwjiarlijk zuchten" gaat, dan is die gedachte dat voor den Heere onzen God dat zuchten niet verborgen is, een stille beek van heilige vertroosting, die alleen hij waardeeren kan, die er zelf uit dronk.

En dat te meer, omdat dit luisteren van uw God naar uw zuchten, niet alleen de ziel in dit pijnlijk oogenblik steunt en sterkt, maar ons ook een gemeenschap in ons zieleleven van Gods zijde ontsluit, waar we dusver vreemd aan bleven. We hebben op aarde kennissen, vrienden op een afstand, en meer intieme vrienden, en meest onder die intiemere één enkele, met wien we bespreken kunnen, wat we aan niemand anders zullen zeggen. Doch als nu de zalige gewaarwording ons overkomen mag, dat we voelen hoe ónze God zelfs ons verborgen zuchten op merkt, dan gaat ons op eenmaal een morgenster in ons hart op, dat die trouwe God die luistert naar ons zuchten, nog intiemer dan de intiemste vriend op aarde de deelgenoot van 't liet en wee van ons hart is. Hij toch kende ons leed, eer wij het kenden. Hij wist wat ons hart er onder lijden zou, eer wij het ook maar vermoedden. En Hij is de eenige Trooster, die, als niemand op aarde er iets van weet, alles van ons weet, en het van ons hart af neemt, om 't in zijn genade voor ons te dragen.

In het leven van Gods kind gaat dit dan meest zoo toe, dat we eerst ons hart schier alleen bij onze ouders luchten; dat we, de wereld ingaande, een vriend of vriendin vinden, die schier nog inniger met ons meeleeft en lijdt; en dat we dan, j *, hooren, dat we ook aan God onzen nood kunnen klagen, maar dit veelal eeniglijk doen om uitredding te erlangen, en nog in 't minst niet, omdat we behoefte hebben aan 't meeleven van God met ons persoonlijk leven.

Gaandeweg echter worden de levensomstandigheden van ernstiger karakter, en dit ernstiger karakter drijft ons vanzelf uit tot een leven des gebeds, veel inniger dan voorheen, zoodat de Heere onze God reeds een veel breeder plaats in ons leven begint in te nemen.

Ea dan komt de hoogste ernst van 't leven, in de aangrijping van onze ziel in bang schuldbesef; in innerlijke worsteling voor verborgen zonden; in bangen strijd met ons zelf, als satan ons verzoeken wil; in heimelijk leed van vrouw of kind, dat we in de eenzaamheid dragen moeten; in harde teleurstelling die onze verwachting voor de toekomst den bodem inslaat; in het wegsterven van wie ons meer dan t b t k z h b v goud waard waren voor ons hart; in het lijden dat laster en smaad ons aandoen; en niet minder in den nood van het leven waarmee krankheid en ongeval ons vervolgen kunnen. Dan treedt al spoedig een toestand in, dat we zelf voelen, hoe weinig toch eigenlijk het meeleven in ons leed van menschen ons geeft, en hoe bedriegelijk de intimiteit van de beste vriendschap vaak is. Zoo wordt wat men van menschen hoopte en verwachtte, al minder, en de hope die we op onzen God stelden, al meer. Was het eerst de mensch de hoofdfactor in ons leven, en dan daarna God er ^y', nu wordt het, omgekeerd, een intimiteit die met menschen al minder de proef doorstaat, en alleen in God volle bevrediging begint te vinden. De Heere de vertrouwde van ons hart. Hij wien we niets behoeven te zeggen, omdat Hij alles weet, alles vooruit weet, en zelf over ons beschikt. En dan zuchten we nog wel, maar niet met een zuchten dat wanhoop verraadt, maar veeleer met een zuchten, waarin een danktoon naar onzen God uitgaat, naar Hem die, als ons hart in zichzelf bezwijken zou, bet ondervangt en weer inwendig sterkt, en 't koestert met de warmte van zijn Goddelijke liefde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Mijn zuchten is voor U niet verborgen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1911

De Heraut | 4 Pagina's