GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOF EN MOED.

VI.

EEN TOESPRAAK.

„Gij zijt", zoo ging Gilpin voort, „door God bekleed met uw waardigheid. Het is door Hem, dat gij opziener zijt der Gemeente. Van u wordt verwacht, dat gij de misbruiken, die de kerk zijn ingeslopen, zult herstellen, dat gij de wonden zult heelen, die haar zijn toegebracht",

„Maar", zoo klonk het verder, „in plaats van deze plicht te vervullen, laat gij toe, dat onder uw bestuur ongeregeldheden, verkeerdheden van allen aard, voorkomen. En opdat UE ir waarde niet meer zal kunnen zeggen: ik ken die verkeerdheden niet; ik weet van geen misbruiken af, zal ik heden alles duidelijk voor u bloot leggen".

Alle aanwezigen wisten, dat de bisschop gewoon was zich onkundig te houden, als men hem sprak over het verkeerde in de kerken onder zijn bestuur. De kerkvoogd voelde zich niets op zijn gemak en de verdere toehoorders verdubbelden hun aandacht, voor wat nu volgen zou.

Dat laatste was niet streelend voor den bisschop. Want Gilpin gaf zonder menschenvrees, zonder verbloemen, een lange opsomming van allerlei verkeerds, dat in de gemeenten voorkwam. Toen sprak hij met grooten ernst tot Dr, Barnes:

„Wil dus niet meer volhouden, Eerwaarde Heer, dat deze ellenden slechts ontstaan zijn door de schuld van anderen, dat alles omgaat buiten uw kennis en medewerking. Want gij zijt evenzeer schuldig aan hetgeen gij toelaat in hen, over welken gij als opziener staat, als aan de misstappen, die gij zelf doet".

„Daarom verklaar ik voor het oog van God en Zijn heilige engelen en in de tegenwoordigheid van allen, die hier bijeen zijn, dat gij de eerste oorzaak zijt van al deze verkeerde dingen. Ja, in den dag des oordeels zal ik tegen u moeten opstaan en verklaren, dat ik u nu de oogen heb geopend voor het kwade, dat gij toelaat. Allen die mijn hoorders zijn, zullen in dien grooten dag moeten getuigen, dat deze woorden waarheid waren".

Hiermee sloot Gilpin zijn rede.

Met niet geringe verbazing was het gesprokene aangehoord, Hoe dorst de leeraar van Haughton zulke dingen openlijk den bisschop in het aangezicht zeggen? 't Was dan ook werkelijk een daad van grooten moed geweest. Want in bisschoppelijke kerken, gelijk de Roomsche en de Engelsche, is de bisschop de „geestelijke overheid" en moeten de lagere „geestelijken"

zich naar zijn wensch en wil voegen. Dat zulk een inrichting niet is naar Gods

Woord, behoeft wel nauwelijks gezegd. Toen Gilpin de kerk verliet kwamen zijn vele vrienden onder de hoorders van alle kanten op hem los. Zij waren hevig ontsteld, en een zei

met tranen in de oogen: „Hoe kondt ge nu zoo onvoorzicbtig zijn, lieve broeder! Nu hebt ge zelf den toorn opgewekt van den bisschop, die toch al ontstemd was."

„Ik geloof dat het mijn roeping was alzoo te spreken, " antwoordde Gilpin.

„Maar ge hebt ook den kanselier verbitterd, die de zaken zoo jammerlijk leidt, " sprak een ander. „'Uw tegenstanders zoeken naar een gelegenheid om u te treffen, uw afzetting te bewerken. Nu hebt gij zelf hun de schoone kans gegeven, waar zij zoolang naar wenschten. Wees verzekerd, dat zij er gebruik van zullen maken, "

En zoo ging het voort, Gilpin boorde het kalm aan. Daarna drukte hij allen hartelijk de hand en sprak:

„Geliefde vrienden, ik zeg u innig dank voor zooveel belangstelling, die mij diep treft. Maar verontrust u over mij niet. Ik heb in oprechtheid gesproken. Als die vruchten draagt, zal ik met blijdschap ook de ergste gevolgen verdragen, die mijn eerlijk spreken voor mij zelf zou kunnen hebben, "

De vrienden zwegen. Zij hadden eerbied voor zulk een geloofsmoed. Den geheelen dag was er nog vergadering. Allerlei moest besproken, doch het gebeurde van den morgen vervulde zoo aller hoofd en hart, dat de andere zaken slechts weinig de aandacht trokken en de samenkomst niet lang duurde, Doch daarna kwamen

de meesten nog geruimen tijd bijeen; ook Gilpin was er nog. 't Bleek duidelijk uit de gesprekken, dat de meeste hoorders het eens waren met wat hij had gezegd. Eigenlijk viel er ook niet veel tegen in te brengen, wijl ieder wel wist hoe de zaken stonden.

Doch des te meer vreesde men, dat de man, die zoo stoutmoedig had gesproken, duur daarvoor zon boeten. Zijn vQanden daartegenover juichten. Nu zou de bisschop zich wreken t

Nadat de heeren zich door een maaltijd ge sterkt hadden tot de thuisreis, die voor velen niet kort was, begaf Gilpin zich naar het huis van den bisschop om, gelijk de anderen van dezen afscheid te nemen. Tegen verwachting was Dr. Barnes zeer vriendelijk, ook al had hij bij de veelheid der bezoekers slechts weinig tijd voor elk. Bij 't heengaan drukte hij Gilpin hartelijk de hand, en sprak:

„Denk er om, eerstdaags kom ik u bezoeken." De leeraar van Haughton ging zijn weg, verblijd over al wat geschied was. 't Speet hem geenszins tegen het verkeerde getuigd te hebben, en met gerustheid wachtte hij af wat volgen zou.

Veertien dagen later, terwijl Gilpin in zijn kamer zat, kwam Willem binnen met de boodschap :

„Dr. Barnes wenscht u te spreken."

De knecht was de trap nog niet af, of reeds ging de deur weer open. De bisschop, die ditmaal eens haast scheen te hebben, trad binnen.

Zoodra hij Gilpin zag liep hij op hem toe, greep met drift — iets heel ongewoons bij Dr. Barnest — zijn hand en riep uit:

„Waarde heer Gilpin, ik wil u eerlijk bekennen, gij verdient meer bisschop van Durham te zijn, dan ik leeraar van de gemeente hier te Haugthon. Ik bid u vergeef mij het onrecht,

dat ik u heb aangedaan". Blij verrast zag Gilpin den bisschop aan, en deze ging voort:

„Ik weet dat ge veel vijanden hebt, lieve broeder, maar wees er van overtuigd, dat, zoolang ik aan het hoofd van dit bisdom sta, geen hunner u verder kwaad zal kunnen doen, althans zoo ik het eenigszins kan verhoeden".

Nog geruimen tijd bleven de beide mannen bijeen, die nu voor altijd vrienden waren geworden, 't Vervolg van tijd bewees, dat de woorden van Dr. Barnes ernstig gemeend waren.

Het kwaad werd gestuit, de misbruiken bielden op, en geen vijand kon den predikant van Haughton meer bij den bisschop verdacht maken.

Zoo moesten ook nu weer, „alle dingen medewerken ten goede".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's