GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. DE STER IN HET OOSTEN. Driemaandelijksch Tijdschrift, ie Jaargang. No. i. 25 AprU 1912. Uitgegeven bij Duwaer en van Ginkel, Ptmsengtacht 735, Amsterdam.

Ik zou dit, ons ter bespreking gezonden, )eriodiekje uit den NIBUW-THEOSOPHISCHEN wek hier niet vermelden, als ik er niet onlangs in 'n Christelijk geiin, dat er ook 'n exemplaar van had ontvangen, met zekere instemming over had hooren praten. Ik vermeld het hier dan ook alleen om er ten zeerste tegen te waarschuwen.

De zaak zit 'm zoo.

Den iien Januari van 1911 is door een zekeren meneer ARUNOAtE, in Btitsch-Indië onder den naam van: „de Orde der Opgaande Zon" een vereenigmg opgericht om hèn bijeen te brengen, „die geloofden in de spoedige komst van een groot Leeraar en verlangden om zijn komst op de een of andere wijze voor te bereiden". De bekende Theosophe, Mevrouw ANNIE BESANX, trad weldra als Beschermvrouw van deze vereeniging op, en veranderde den naam in dien van: „De Orde van de Ster io het Oosten". Zij trachtte er een wereldorganisatie van te maken, en verzocht den heer KRISHNA-MURTi, wiens adres is: ADYAR, MADRAS, Britsch-Indie, als hoofd van de orde op te treden.

Onder redactie van dezen heer verschijnt er in zijn woonplaats ook een blaadje: The Herald of the Star.

Deze „Orde van de Ster in het Oosten" kregen wij, sedert Augustus van het vorige jaar, nu ook in ons land en in NED. INDIË.

Ten onzent telt zij ± 450 leden.

De meesten moeten in UTRECHT zitten.

Die hebben daar een rijken dag gehad toen Mevr. BESANT, bij haar jongste bezoek aan Nederland, hun samenkomst ptaesideerde en niemand minder dan de heer KRISHNAMURTI in hoogsteigen persoon er ook tegenwoordig was.

Gezegeld postpapier, insignes, verspreiding van brochures en het uitgeven van het driemaandelijksch tijdschrift dienen als propagandamiddelen.

„Het tijdschrift stelt zich ten doel het baanbreken voor de komst van een wereldleerair." Wat door de orde met dien wereldleeraar bedoeld wordt, kan duidelijk gemaakt aan de, door mij gecursiveerde, woorden in het volgende citaat uit een, in dit ie. Nr. van DE STER opgenomen, vertaald artikeltje van „The Herald of the Star": „Het groote Wezen dat de Leeraar dei wereld en de Stichter harer godsdiensten is — Hij^ die in het Oosten de Budhisattva en in he Westen de Christus genaamd wordt— is op he punt wederom op aarde neder te dalen om ons een nieuwe voorstelling van de eeuwige waarheden te geven — ten einde alle aanhangers van bestaande godsdiensten tot elkander te brengen, die gereed zijn de wijsheid te aanvaarden en te bestudeeren, welke gelijkelijk in alles ligt en ze tot een eenheid verbindt."

Weet men nu, dat BUDHISATTVA, — hij „wiens wezen kennis is", — de naam is die, in het BUDDHISME, aan den BUDDHA in zijn vóór-bestaan wordt gegeven, dan verstaat men, dat hier GOTAMA BUDDHA en onze Heer en Heiland, JEZUS CHRISTUS worden vereemelvigd, en dat men alzoo te doen heeft met verloochening van den éénigen naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden.

Het doel dat de Orde zich stelt en ook met haar periodiekje tracht te bereiken, is dus allerminst, voortebereiden op de komst van CHRISTUS, maat op die van een Lseraar der wereld, welke nergens anders bestaat dan in de verbeidende verbeelding der hedendaagsche Theosophen.

Afgezien nu nog van de stuitende vereen zei viking van CHRISTUS met BUDDHA, is de gedachte, die hier voorzit, voor wie even nadenkt, ook daarom zoo on-christelijk, wijl naar katholiekchristelijk belijden, onze Heer niet als wereldleeraar, maar als wereldrichter zal wederkomen.

En aan dit Godgeklaagd gedoe van, aan het Geloof ontzonken zielen, doen nu ook vrouwen mee, schijnen er, althans in ons land, zelfs bij voortegaan.

Onder de 20 „plaatselijke secretarissen" toch komen slechts 4 heeren en 16 dames voor, terwijl ook de „vertegenwoordiger", die de Ster in het Oosten er in Nederland op nahoudt, een juffrouw is uit BLARICUM.

3. DR. J. H. GUNNING J. HZ. Predikant te Utrecht. GOD BEVEELT. D. A. Daamen, 'sGravenlu^e, 1912.

De overgang van KRISHNAMURTI'S, in Nederland geïmporteerde, onverkwikkelijke „Star" en „Herald", op GUNNING'S brochure, is mij die uit vunze kelderatmosfeer in lente-buitenlucht.

Lang, te lang reeds, ben ik in verzuim ge< bleven met de bespreking van dit vlugschrift, wat allerminst zijn oorzaak had in gemis aan instemming met zijn inhoud. Over de gevolgen dezer zonde van verzuimenis maak ik mij chter niet zoo bijster ongerust, wijl dit geschrift niet behoort tot die theologische literatuur, waarop je, als bij de maar één-dag-leveade diertjes, de aandacht niet spoedig genoeg kunt vestigen. Geschreven toch naar aanleiding van de ephemerische brochures van dsn heer HULSMAN, wier bespreking geen uitstel kon lijden en dan ook met bekwamen spoed hier door mij is gegeven, . - heeft dit boekje van den Utrechtschen doctor blijvende waarde.

Laat mij er echter, om geen verkeerde verwachtingen optewekken, terstond aan toevoegen, geen waarde en dus ook geen blijvende waarde voor een bepaald soort lezers van theologische lectuur. Ik denk hier bepaaldelijk aan dat deel van ons vaderlandsche publiek, hetwelk nog altijd, met 'n genot als van kinderen, die naar 'n sdjn-medespelersop-den-kop-gevenden JAN KLAASSEN kijken, — het schouwspel aangapen van den strijdvaardigen Theoloog, die zijn tegenstanders er zoo raak van langs geeft, dat zij, althans 'n tijdje, voor dood blijven liggen; voor dkt sooU lezers is dit boekje niets.

„Ik heb, " zoo schrijft GUNNING op p. 10, „ook al deed één bepaald persoon mij naarde pen grijpen, slechts grospen van menschen, bepaalde wijzen van beschouwing, en niet af zonderlijke godgeleerden op het oog."

Men ziet, de tegenstander verschijnt hier niet eens ten tooneele; zelfs zijn naam wordt niet genoemd; én van den, onder nog al veel opzichtigheid, van „ethisch" „modern" geworden prediker, wordt in de brochure dan ook verder niet de minste notitie genomen.

Wat dit geschriftje zijn waarde geeft en zal doen houden, is zijn akademisch, en toch, door zijn warmte van overtuiging, zoo weldadig aandoend, rustig gevoerd betoog voor wat ik zou willen noemen den voorrang, die in de Theologie aan het objectieve uitgangspunt boven het subjectieve toekomt.

Op p. 8 herinnert de schrijver aan de voorzegging van den modernen hoogleeraar RAU-WENHOFF, uit 1878: „Eer een inenschenleeftijd is voorbij gegaan, sullen de ethisch-orthodoxen en de modernen elkaar ontmoeten in de gemeenschappelijke overtuiging van denanthropologischen grondslag van alle geloofsleer en zedekunde, en In het streven om die op dazen grondslag verder op te bouwen".

Dat deze voorzegging zich voor een goed deel heeft bewaarheid, wordt door GUNNING niet ontkend.

Dan, terecht inziende, dat men, op dezen anthropologischen grondslag geen Theologie i den echten zin, geen wetenschap van den Zicb openbarendeu God, maar slechts wetenschap van den reUgiensen mensch opbouwt, betoogt hij dit niet alleen, maar dringt er ook opaaD, datmen

van een verder bouwen op dezen grondslag aflate.

„De Godgeleerdheid", zoo begint de brochure, „is afhankelijk van iets hoogers dan zijzelve is; van het allereerst-noodige, waar al het verdere van afhangt; van de gehoorzaamheid, die wij aan Gods bevel schuldig zijn. Wij hebben als theologen, als belijders van den Naam des Heeren, niet allereerst van doen met den „godsdienst", maar met God; niet met een noodige en heilzame zaak, maar met den Persoon, die ons beveelt".

Het uitgangspunt der Theologie — is reeds meer dan een eeuw lang dè contovers in het theologisch denken.

GUNNING nu komt er hier onverholen voor uit, dat hij staat aan de zijde van hen, die dit uitgangspunt stellen in het van God en niet van den mensch uitgaan.

„Van God uitgaan, door zich voor Zijn heilig Woord in blijde gehoorzaamheid te buigen — en, onder den hoonenden schaterlach der „wetenschappelijke" onderzoekers en der „eerlijke" conssquenten, rond en eenvoudig te verklaren: „ik geloof dat de Heilige Schrift Gods Woord is", (p. 21).

3. Ds. P. J. W. KLAARHAMER. WAT GOD GEDAAN HEEFT. Gedachtenisrede, uitgesproken den 6en Maart 1912 in de Noorderkerk te Middelburg. Oosterbaan en Ie Cointre. Goes.

Dèze gedachtenisrede, naar aanleiding van wat voor 25 jaar op kerkelijk gebied te MIDDELBURG is geschied, verdient, op meer dan éen grond, boven andere de Doleantie herdenkende toespraken, de aandacht.

En dat niet alleen omdat KLAARHAMER, de man in wien de idee der Doleantie als het ware belichaamd is, hier spreekt, en ook niet alleen omdat over de DOLEANTIE te MIDDEL­ BURG, die zulk 'n eigenaardig ontstaan en verloop heeft gehad, hier gesproken wordt, maar ook en bovenal is het om den toon, waarin dit stuk, — gedachtenisrede en geen preek — gezet is.

Dat komt al dadelijk uit in het begin.

- „Niet om feest te houden, zelfs niet om t feestelijk te herdenken".

„Hiertoe hebben de Gereformeerde Kerken in dit land voorwaar geen reden, nu reeds na slechts een kwart eeuw er zooveel is, dat om nieuwe en nadere reformatie roept".

En in dien toon gaat het voort.

De smart over teleurgestelde verwachtingen, maar toch ook de blijheid over wat God gedaan heeft en het ongeschokt vertrouwen op Hem, voor de toekomst, klinken er u uit tegen.

Dit stuk dunkt mij wel het beste van alle, die ik dit jaar, over onze kerkelijke beweging van vóór nu 25 jaar onder de oogen kreeg.

Het verdient meer dan 'n ephemerisch bestaan.

Men bestelle deze GEDACHTENISREDE en leze haar met groote aandacht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's