GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Liever dan deze”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Liever dan deze”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: imon Jonas' zoon, hebt gij mij liever dan deie? Hij zeide tot hem: a, Heere, gij weet dat ik u liefheb. Hij zeide tot hem: eid mijne lammeren. Joh, 21 : 15.

Liefde in teedetder zin komt niet uit ons zelf op, maar wordt door God voor ons toebereid en in ons hart gelegd. Moederliefde ontleent haar heiligen drang aan het geboren ïijn van 't kindeke uit 't eigen moedetbloed. De liefde die in echten echt man en vrouw verbindt, onderstelt vanzelf, dat God Almachtig dien man om die vrouw en die vrouw om dien man heeft doen geboren worden. Ge kunt ook wei van liefde in meer algemeenen tin spreken, en aandringen op liefde voor de armen, voor

de kranken, TOOI al w& t worstelt in ellende, maar toch voelt ieder dat dit niet de liefde in teedetder, intiemer, inniger zin is, Lieide voor het vaderland is weer niet overdrachtelijk, want de band die ons aan het vaderland bindt, is, buiten ons om, reeds van onze geboorte af in ons gelegd. En zoo vindt ge telkens en telkens weer, dat liefde in dieper zin altoos tot ondergrond en motief heeft, niet onze keus en onze toeneigicg, maar Gods heilige beschikking. Waar die niet aanwijsbaar is, moge van vriendschap, van warme sympathie, van onderlinge trouw sprake zijn, maar liefde in haar breeder en dieper zin is 't niet.

Dit nu komt vooral bij onze liefde voor Jezus uit.

Al is 't toch zoo, dat ook van liefde voor Jezus gewaagd wordt, zoo er welbezien nog niet anders opwaakte dan zekere genegenheid, zekere bewondering, zekere aanbidding, toch voelt ieder, dat de wezenlijke, de eigenlijke, de trouwe, de waarachtige liefde voor Jeras in ons hart niet kan bloeien, tenzij ge in uw hart den onlosmakelijken band voelt, dieju aan Jezus voor eeuwig verbindt. Dan eerst toch is er ook in uw liefde voor Jezus niet meer uw keus en uw eerbiedig bedoelen, maar een geestelijke levensdaad, dat ge Christus zijt ingelijfd, dat het God den Heere behaagd heeft, u voor nu en voor de toekomst aan Jetus te verbinden, tusschen u en Jezus een band te leggen, die het verborgenste van uw wezen aan Jezus als uw Hoofd vastklem), u organisch door wedergeboorte en geloof met Jezus vereenigt, en u Jezus tot een Bioeder maakt in nog veel inniger en heiliger zin, dan ooit op aarde 't bloed de zonen en dochteren van uw vader en moeder onderliog verbinden kan.

Hierdoor nu komt bet, dat wie dien levensband aan Jezus mist, de waarachtige liefde voor Jezus nooit in zijn hart kan voelen tintelen, en dat omgekeerd, wie Christus ingelijfd is, voor H«m iets voelt, dat nooit voor een ander in zijn hart kan opkomen.

Vooral onder den indruk van 't Paaschfeest, doet 't gevoel van de liefde voor Jezus ons weer zoo zalig aan. Niet alsof wij in onze dagen ooit den band konden hernieuwen die eens de Jongeren aan Jezus bond. Zij zijn de eecig-webaligen geweest, die jaar na jtar Jezus aangezicht hebben gezien, zijn hemelsche taal konden beluisteren, en zijn wonderen van liefde en barmhartigheid konden bewonderen. De Farizeeën hebben Jezus ook wel in lichamelijke gedaante waargenomen, maar op hen werkte dit niet in. De Jongeren daarentegen hebben hiervan genoten, zooals wij nimmer, en nog tot san het sterven toe moet de herinnering van dien omgang met Jezus hun zieleweelde zijn geweest.

Alleen maar, zelfs voor hen had die omgang in het zienlijke na Jezus hemelvaart een einde genomen. De apostel schreef immers „wij kennen nu den Christus niet meer naar 't vleesch". Oak onsbaathetniet, of we al den persoon van Je: us ons voor oogen pogen te stellen Het is zoo. Een beeltenis van Jezus bracht ons de overlevering. Massa schilders hebben in 't Ecct Etmo, in het „Zie den men£cb, "den indrukdien eens zijn verschijning moet gemaakt hebben, pogen weer te geven. In de zweetdoek beweert men zelfs een afdtuk van de lijnen van Jezus eigen gelaat te bezitten. Maar dit alles mag ons niet ophouden. Op den weg naar Damascus verscheen de Heiland, maar in zijn gestalte onwaar neembaar, en op Pathmos is een gedaante in heetlijkheid aanschouwd, die alle waarneming van zijn trekken aan den Ziener ondoenlijk maakte. Om Jeius in zijn heerlijkheid te aanschoai«en, zullen we zei ven eerst verheerlijkt moeten zijn. Dan toch, maar ook dan eerst, betuigt de apostel, zuilen ws hem zien gelijk hij is. Thans, nu we nog op aarde omwandelen kan onze liefde voor Jezus zich alzoo niet op een bepaalde gedaante, gestalte of verschijning richten, en is 't aWtzu geestelijk dat onze liefde zich hem moet toewijden. Zoo kan, wie als kind zijn te vroeg overleden moeder zag, toch, als 't bewustzijn oplcefr, zijn liefde naar die hem ontvallen moeder doen uitgaan. Niet nu pas, nu het portret elke beeltenis in 't geheugen roept, maar e«ren goed in vroeger eeuw, toen 't portret hooge uitzondering was, en alle heuge nis van 't moedergelaat aan zulk een kind geheel ontging.

Onzer is dan een liefde voor Jesus, die hier pas inzet, die in de wedergeboorte haar levens kiem ontvangt, die in 't geloof straks tintelen gaat, die in eindeloozen dank zich uiten moet, en die door 't woord in 't Evangelie van Jezus ons achtergelaten, een mystieke gemeenschap, een mystiek samenleven met Jezus doet opkomen, waardoor heel ons wezen zich verrijkt gevoelt.

Juist daarom echter is er in deze liefde voor Jezus versctsil in graad. Zoo sterk zelfs, dat Jems aan Petrus de vraag kon stellen: Gij hebt mij lief, zij 't zoo, maar hebt ge mij liever dan dezen) Jezus stelt alzoo geen gelijke liefde. Jezus zelf betuigt 't ons, dat er in de liefde hem gewijd, verschil en onderscheid is, en dat de liefde van den één voor Jezus de liefde van den ander, te boven gaat.

Op zich zelf zoudsn wij anders gemeend hebben, dat in liefde voor Jezus Johannes bovenaan stond, en toch Johannes was er hier bij, Johannes hooide wat Jezus tot Petrus zei. £n toch maakte Jezus' woord den indruk, dat ds liefde voor Jëïus in Petius machtiger opwaakte, dan zslfs m den discipel der liefde. Dit nu kan aan niets anders gelegen hebben, dan aan Petrus' val. Stetker dan een der anderen had juist Petrus gevoeld, wat de macht van Jezus' liefde was, een liefde zoo alles bedekkend en verzoenend, dat se zelfs over zijn bittere ver-j loccheniag triumpheerde en tegen satan's „ziften als de tarwe" hem hulpe bood.

Een engel, die nooit viel, kan de liefde van JaKUs niet verstaan, ^ooüs de gevallen zondaar, na redding, Jezus' liefde op] zich aan voelt dsiiogen. Wie oppervlakkig met de berinnering van zijn eigen zonde speelt, blijft ook met zijn liefde voor Jezus op een lager merk staan. Hoe dieper ge daarentegen in uw eigen nood en dood wegziakt, en in die diepte van uw zelfvernedering de genade van uw Heiland in u voelt dalen, des te rijker zal ook de liefde voor Jezus in uw hart opbloeien, en het is alleen uit dit besef van begenadiging dat 't loflied voor Christus in de G«meente moet opklimmen.

Zoo moet 't persoonlijk met ons zijn, maar ook in 't gemeen bij heel Christus Kerk, en in zooverre is 't te betreuren, dat we slechts 't eene lied: „O Groote Christus, eeuwig L'; cht", hebben, om in onze tempelzangen rechtstreeks tot den Cbiistus op te heffen.

Liefde wil zich uiten, en de liefde voor Christus die in 't hart der verkorenen bloeit, kan er geen viede mee hebben, zoo m«n dis liefdt niet ook in het lied Hem betuigan mag.

Ge kent het schoone-lied;

Middelpunt van ons verlangen, trooster van 't ontrust gemoed, Jezui, onze dankb're zangen, loven uwen liefdcgloed.... Liefde in uw ii al ons leven, Gij, gij zijt ons hoogste goed. Ja, uw kruis heeft ons gegeven, wat ons eeuwig juichen doet. O, hoe zijn we aan u verbonden, Jezus, Redder, Vaders Zoon, Onze harten, onze monden, juichen dankbaar tot uw troon.

Toch moest men den gezangenbundel wel uitbannen, daar hij door onbevoegden ons opgedrongen was, en er zoo menige misgreep in te betreuren viel.

Maar hoe moeilijk 't ook zijn moge, om wat men toen misging, te herstellen, het blijft toch een leegte voor ons gevoel, dat 't lied der eere en des danks niet meer in vollen toon aan Jezus kan worden opgedragen.

’t Laat den liefdedrang voor Jezus onvoldaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„Liever dan deze”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's