GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. J. VISSER. DE LIJDENDE KNECHT DES HEEREN: Mst een voorrede van Dr. H. Bavinck. — W Kirchner. Amsterdam.

Dit boek is niet, wat zijn titel doet verwachten, een passie-boek, maar een overdenking van den 333ten psalm.

Ds. VISSER geeft hier een van bezonnenheid getuigende exegese en een, met de behoeften van ons zieleleven rekening houdende, toepassing van dezen Messiaanschen Psalm.

Al is ook de achtergrond van de woorden dezes lieds Davids eigen angst en vrees, jammei en ellende, toen doodsgevaar hem drukte — onder de inspiratie des Geestes giet de dichter echter zijn gevoel in zulk een ontsettenden vorm, a!s alleen ten volle is vervuld in den Man van smarte op Golgotha, toen hij, van allen verstooten, van zijn jongeren verlaten, en zelfs het zalig gevoel der troostende gcmeenschup zijns Gods missende, van spotters lachend, tierend, smalend werd omringd, die hem, naakt uitgetogen, handen en voeten hadden doorboord. — Met die woorden teekent de schrijver zijn opvatting van dezen lijdenspsalm, welke naar het ook mij voorkomt, de juiste is, zooals ik het ook goed eens ben met wat hij verder zegt omtrent het beslist profetisch karakter van den szsten psalm: > Hij spreekt meer van Christus lijden, dan van des gezalfden konicgs eigen smarten. De Geest van God heeft dezen Oud-Testamentischen Zanger in zijn profetisch zingen zóó geleid, zóó gedragen en voor zijn bewnsttijn het eigen hjden zóó verdiept en aan zijn lied die hooge wijding gegeven, dat het een klaagzang in den mond van den stervenden Messias is geworden“.

Terecht ook onderscheidt de geachte schrijver in dit lied twee deelen. Na het opschrift, van VS. 2—23 bet eene deel, waarvan het 2 e vers, als het „kiuiswoord" van onzen Heer en Heiland, ons christenen zoo diep in het hart is gezonken, en dan van vs 33 tot 32 het andere deel. Den inhoud dezer twee stukken teekent Ds. Visser in korte, maar juiste trekken aldus: „De grootste pericoop van dezen psalm (ot vs. 33> laat ons David in zijn lijden zien, maar dan in en achter hem den Christus in de donkerheid gelijk hij daar klagend hangt aan het kruis, van God verlaten en van de zondaren bespot. Maar met het t33te vers begiet David over zijn red ding uit oen nood als profetie van den triumf van vorst Messias zijn lofzang te zingen. Dan teekent hij, met zijn eigen redding tot achtergrond, den Christus in het licht. Nadat hij uii de beek des lijdens heeft gedronken, zal de groote vorst uit Juda's stam, van een knielende schare verlosten omringd, het hoofd met eeuwige eere gekroond omhoog beffen, en van hen hei eeuwig danklied hooren”.

BAVINCK schreef bij deze, veelszins geslaagde bijbelstudie van Ds. VISSER een voorrede, die hij eindigt met den wenscb: „Moge zijne overdenking van dezen psalm voor velen tot troost verstrekken en tot sterking des geloofs”.

2. Dr. J. H. GUNNING J.HZ. ENGELAND, SCHOTLAND IN ZWITSERLAND. W. Ten Have, voorheen Hö zekers Boekhandel Amsterdam.

„De welwillende lezer ontvangt in dit boek een aantal vluchtige schetsj: s, oorspronkelijk voor mijn weekblad Pniil bestemd. Daar hun aantal daarvoor weldra te groot bleek, staakte ik de uitgave daarin, en geef ze nu gezamenlijk in boekvorm uit. Het zal mij verheugen, wanneer dit geschrift, ook als hulp voor degenen die deze schoone streken eens wenschen te beresken, eenig nut mag doen”.

Dus introduceert Dr. GUNNING in een, uit HAARLIU, — waar hij thans predikant-directeur of, zooals ze dat bij ons noemen: „geestelijk verzorger", van het Diaconessenhuis is, — gedateerd voorberichtje, deze zijn REISINDRUKKEK.

Een boek als dit herinnert mij altijd aan een gesprek met een visscher op het eiland MARKEN. „Of ik de HANDELINGEN geregeld las ? “

„Nu, geregeld, zal ik niet zeggen, maar toch wel eens per jaar en dan na tafel, en dan begin ik er mee zoo tegen Pinkster.“

„Och neen, - — dat meende hij niet. De Handelingen van de Kèmer ? Neen ? “

„Nu, bij mijn geregeld lezen der kranten-kamerver slagen verteld luid, — „want zoo'n krantenverslaggever, zie je, zet je, om zoo te zeggen zijn oogen op, maar ik wil door m'n eigen oogen kijken !“

­ Nu begrijpt u, waarom ik zoo'n boek met „Reisindrukken" niet zien kan, of ik denk aan dien MARKER.

„Zet je, om zoo te zeggen, zijn oogen op I" Dat is iiet ’m.

Nu hangt alles er m& ar van af, wit dat voor oogen zijn. Maar, wanneer liet oogen zijn van ­ iemand, die zoo goed kan kijken ali DR. GUN­ NING; van iemand die als hij zulk „een oog heeft" voor liet mooie in natunr en menschenleven, voor het interessante op het gebied van onze cultuur, — dan weet nog ik niet of het voor veel menschen maar niet beter is, da zij ENGELAND, SCHOTLAND en ZWITSERLAND, alvorens deze landen en hun volkeren door hun eigen oogen te zien, eerst maar eens zien door de zijne.

En ook zal menigeen, die wel eens in deze e landen gereisd lieeft, er nog heel wat in zien, wat hem toen ontgaan was, wanneer met di boek GUNNING hem nu zijn oogen opzet.

In een recensie van deze RBISINDRUKKKN, die ik dezer dagen las, vond ik tot mijn stomme vetbazhig GUNNING beschuldigd van zich ongepaste hatelijkheden aan het adres van on Gereformeerden, hi dit zijn boek te hebben veroorloofd. ,

Het moest 'm vooral zitten in de hoofdstukken: XXXIX , De Schotsche Kerk" en LXII „Geneve”.

Ik had het er niet in gevonden, maar om zeker te zijn, ben ik die hoofdstukken gaan herlezen.

Maar heb ook toen niets gevonden.

Hadden wij nog een boekencensuur en moest ik dan omtrent deze REISINDRUKKKN verklaren of ze gepubliceerd mochten worden, ik zou, ook met het oog op hun-voor-ons-Gereformeerdenniets krenkends-bevatten, — er zonder eenig bezwaar mijn ETULOETUR op laten zetten.

Van harte kan ik, óok aan gereformeerde broeders en zusters, die dezen zomer een reisje naar ENGELAND, SCHOTLAND of ZWITSERLAND gaan doen, de lezing van dit reisboek aanbevelen.

3. GEREFORMEERD THEOLOGISCH TIJDSCHRIFT. Heusden, A. Gezelle Meerburg. 1913.

Met de Mei-Aflevering is van deze periodiek thans de 14e jaargang geopend.

Dit Tijdschrift verdient de bebingstelling van wie zich ook onder ons met Theologische Stadie bezig houden.

Behalve recensies en boekaankondigingen bevat deze iste Aflevering van den nieuwen Jaargang twee lezenswaard^e studies, en wel een van PROF. DR. J. RIDDERBOS : HET JODEN­ DOM EN DS VERWACHTING VAN EKN UJDENDSN MESSIAS, en een van PROF. DR. T. HOEKSTRA: WAT IS CHRISTELIJKE PHILOSOFHIE. In een . artikel waaraan een antwoord van Ds. Doekes is toegevoegd: ONZE BELIJDENIS OVER DE KERK, wijst Ds. A. M. DiEBMANSS op enkele punten naar aanleiding van het stuk van Ds. DOEKES: „Niet de meest zuivere, maar de ware Kerk", geplaatst in Afl. 11 van dit Tijdschrift. In een NALEZING wijst PKOF. HOEKSTRA, o.m. naar aanleiding van DR. HEERINGS brochure: ZONDE EN SCHULD NAAR CHRISTELIJK BESEF, op „de verdieping van het zondebewustzijn in de laatste jaren, onder de Modernen, vooral onder de jongeren”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's