GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„God is in haar Paleizen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„God is in haar Paleizen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

God is in hare paleizeo; Hij is er bekend als een hocg vertrek. Psalm 48 : 4.

Paleis heet in de Schrift niet enkel de prachtwoning van den Vorst, maar veeleer elk huls van hooge statie. Als Amos uitroept: Doe 't hooren in de Paleizen van Asdod! begrrjpt Ieder geoefend b^bellezer wel, dat Amos niet waande, dat in 't kleine Asdod tal van Koningen woonden. Als dan ook In Psalm 48 van Jerusalem betuigd wordt: „God is in haar paleizen", doelt dit niet 'uitsluitend op 't pateis van David en Salomo, maar heel anders op heel de reeks van prachtige, deftige, in hoofschen strjl opgetrokken woningen, die de groote en rijke, aanzienlijke burgers in Jeruzalem herbergden. Gelijk men te Amsterdam van de huizen in de Bocht sprak als van prachtwoningen der schatrijken, zoo noemde men te Jeruzalem in die dagen 't al paleizen, wat boven de gewone burgerhuizen In pracht uitstak.

„God is in haar paleizen", beduidt alzoo, dat te Jeruzalem niet enkel in de woningen van de kleine burgers, van de arbeiders, en van de armen, maar ook in de sierlijke hulzen der meest aanzienleken de vreeze Gods gekend en gekoesterd werd. Wie die paleizen en woningen in Jerusalem's hoofdstraten langs ging, wist, en verheugde er zich in, dat, in de betere tijden, ook in die prachtpaleizen stille vroomheid, nederige ootmoed woonde; dat er ook in die huizen gebeden, gedankt en bij 't Woord geleefd werd. Eens was 't ook zoo ten onzent, toen de vreemde pelgrims in de eerste worsteling der Reformatie, uit België eerst, en daarna uit Frankrijk, herwaarts vluchtten, omdat in hun vaderland hun leven bedreigd werd; zijn door die rijke' kooplieden de huizen in de Bocht van de Heerengracht te Amsterdam gebouwd, en kon ook van die palei/en gezegd worden: „God is in Amsterdams paleizen". Thans keerde dit. Niet, alsof niet ook in enkele van die huizen nog 't Onze Vader opging, maar in massa genomen, ontbreekt elk krachtig levensteeken, dat ons nog recht zou geven tot de betuiging, dat in deze reeks van paleizeo, huis aan huis, de vreeze des Hseren de harten vervult.

Dat is te Amsterdam niet alzoo, en evenmin te Rotterdam. Het is ten onzent nu gel^k het in Londen en te Parijs, te Betlrjn, en te New-York is; juist in de prachtpaleizen der machtige geldvorsten is de heerschappij van vromen zin en Godsvrucht steeds meer gedaald. Er zijn nog wel waarlijk vromen onder de machtigen der aarde. Maar het is geen regel meer, gelijk het een tijdlang in de 16: eeuw is geweest. Ais regel kan men zelfs zeggen, dat de mannen van het goud niet dan bij uitzondering nog de mannen van God zijn. De paleizen zijn er nog wel. 2^lfs zijn de paleizen der millionairs nog prachtiger dan ze eertijds waren, maar niet dan bq uitzondering kan nu nog betuigd van onze groote steden, wat de Psalmist destijds van Jeruzalem roemde: God is in haar paleizen.

Wie arm, en toch vroom is, zie hier vooral niet uit de hoogte op neer. Het is toch veel gemakkelijker, arm en Godvruchtig, dan rijk en vroom te zrjn. Beschikt men over weinig in de wereld, voelt men In alles zijn beperktheid en onmacht, en wordt men telkens tot zelfs door broodaorgen gedrukt, dan is 't zoo natuurlijk, en bijna een vanzelfsheld, dat de bede: Geef ons heden ons dagelij ksch brood, over de lippen komt. En heel iets anders is 't, om diezelfde bede voor 't dagelijksch brood op te zenden, indien overdaad en weelde ons omringt, en men zoo goed als nimmer druk of zorgen gehad heeft. Dan steken de broodkruimels en is 't zoo uiterst moeilijk, om, ook al bidt men nog, wel mogelijk bq den vollen disch, nog In oprechte afhankelgkheid en ootmoed, om een bete dagelijksch brood te bidden.

In tijden van geweldige nationale of geestelijke stormen, gel^k in de \6i eeuw, l«an een nood en dood die dreigt, zoo machtig aangrepen, dat zelfs een schatrijke zich berooid en arm gaat gevoelen; maar In gewone tijden spreekt er zelfs veel dieper vroomheid In, zoo een schatrijke waarlgk oprecht om zgn dagelijksche bete smeekt, dan dat de bede om 't dagelpsch brood van de leege tafel van den arme opgaat.

Het is daarom zoo heerlijk en zoo geruststellend, als men hooren mag dat ook < ^e rijken en aanzienlijken in den lande weer tot het geloof hun toevlucht nemen, w weer zin en lust in oprechte vroomheid oeglnnen te koesteren. Maar er op rekenen K» men niet. Zooals Prins Willem 't b^ de „kleyne luyden" zocht, zoo zal 't In den regel wel allerwegen zijn, en blijven. De kleine man der wereld loopt achter den eenigen Herder aan, en in de paleizen van de grooten der aarde is 't veelal de mensch die zichzelf aanbidt. Zijn er dus eertijds paleizen in uw stad verrezen, waarvan u steeds duidelijk blijkt, dat God in de harten der bewoners woont, dank en loof dan den Heere, die ook 't hart kan verwakkeren, en voel u gelukkig dat er ook nu nog enkele van die paleizen zijn, waarvan ook nu betuigd kan worden, dat God er in woont.

Juist die dank zal er u dan voor behoeden, dat ge den rijken man der wereld benijdt. Dank zal er zelfs ouer uw lippen kunnen vloeien voor den vaak beklemden toestand, waarin gij u met uw huls bevindt. Immers als regel mag gezegd: in de hutten der armen zelfs woont God veeleer dan in de paleizen van de grooten der aarde. Wat Jezus van den rijken man en den armen Lazarus ons in beeld bracht, blijkt ook nu uög zoo veelszins waar.

Wat daarentegen ontrust en vooral op onzen tijd een zoo beangstigend stempel afdrukt, is het bange feit, dat thans zelfs ook van woningen der armen en der behoeftigen uitkomt, dat ook bij hen hun God niet Inwoont. Ten deele kwam ook dit altoos voor. Onder de lagere volksklasse was er altoos nu en dan een groep van boozen aanleg; maar deze groep uitgezonderd, vond toch juist onder de meer behoeftigen een goed woord steeds goeden ingang, en niet-bidden als men spijze ging nemen, kwam in den kring der minderbedeelden niet voor.

Thans echter iwgint dit zoo heel anders te worden. Door demonische geesten verleid, is men ook in de lagere volksklasse, op rumoerige v/rjze zelfs, begonnen van zijn God af te vallen, tegen den Allerhoogste te morren, en zelfs het bestaan van den Heere der heirscharen te loochenen. Waar men vroeger bijna zeker zeggen kon, dat God inwoonde bij de kleinen in den lande, ontwaart men thans gedurig, dat juist uit de woning van de minderen het luide geroep tegen onzen Vader in de hemelen opgaat, en het zich werpen in de armen van 't ongeloof en de Godloochcnarij bekoring gaat uitoefenen op de harten.

Dit maakt dan de meer grgoeden bang voor het lagere volk. Ze hooren 't en voelen 't, hoe hun r^kdom door den arme benijd wordt. En als die i^ken en meer aanzienlijken dan weer nadruk op de vroomheid gaan leggen, niet uit vreeze Gods, maar om hun goudschat tegen de roofzucht der revolutie te beveiligen, dan wordt 't almeer de omgekeerde wereld.Onder de rijken een terugkeeren naar de Kerk, niet om hun ziel te redden maar om hun schat te beveiligen, en onder de kleine luiden steeds toenemende afval, om aan den opstand tegen God straks 't recht te ontleenen tot roofzuchtigen opstand ook tegen de grooten der aarde.

En is 't aldus, dat 't beeld der toekomst zich steeds meer afteekent, wie roemt er dan niet in, en dankt er niet voor, dat er ook zoo toch nog altoos een overblijfsel naar de verkiezing onder rijken en armen blgft. Van rieken, die met hun schat niet voor zichzelf, maar voor het Koninkrijk van Christus ijveren, en van kleinen in de wereld, die met kinderlijke trouw zich aan hun God blqven vastklemmen. Rijken en armen, die elkander aan den disch van Hem blijven ontmoeten, omdat Hij zelf ze beiden tot zijn kinderen gemaakt heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juli 1913

De Heraut | 2 Pagina's

„God is in haar Paleizen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juli 1913

De Heraut | 2 Pagina's