GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

I.

Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen. Pred. 11 : I.

„Ik kan mij nog levendig herinneren", zoo zegt hij die eens mededeelde wat nu volgt, „hoe ik in mijn jongen tijd meermalen over de beteekenis van die woorden heb nagedacht, maar zonder ze te begrijpen.

Brood op het water te werpen scheen mij onzinnig, want waartoe kon het nuttig zijn dan voor een enkel viscbje? Maar iemand tot wien ik dat zei, antwoordde: „Het wil ook juist zeggen: strooi uw weldaden maar uit. Danken de stomme visschea u niet, God ziet het toch wel“.

Deze uitlegging echter kon mij niet bevredigen. Een die dat wel deed, kreeg ik een paar jaar later, toen ik eenige weken in een der mooiste streken van Gelderland vertoefde bij mijn oudcm. Hij was een rustend geneesheer, een vroom man, met veel kennis en levenservaring. Dat begreep Ik toen niet maar eerst later.

Op een morgen was aan de ontbijttafel voorgelezen Prediker 11 en zoo ook de woorden hierboven vermeld. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om, toen wij straks in den tuin zaten mijn oom naar de beteekenis te vragen. Ik vertelde eerst wat ik er van gehoord had, en het gaf mij zekere voldoening dat ook hij het daarmee niet eens was.

„Ik geloof Karel", zoo sprak hij, „dat we, om dis woorden te begrijpen, ons moeten verplaatsen in de toestanden van het Oosten. Heel dicht bij Kanaa, n ligt Egypte, waarmee de Joden veel gemeenschap hadden. In Egypte werd de landbouw heel anders beoefend dan elders. Elk najaar overstroomt de rivier de Nijl, de eenige in deze droge streek, het omliggende land, dat alzoo doorvochtigd en met vruchtbaar slib bedekt wordt. Het land gelijkt dan een groote zee. Op het water werpt de landman dan zijn brood, of liever zijn koren als een zaaier uit. Schijnbaar doet hij nutteloos werk, want het koren zinkt weg. Maar na drie, vier maanden blijkt het wel anders. Dan is het water gezakt, en vettoonen zich ovetal de groene spruiten van het opkomend graan dat, in den vruchtbaren bodem, straks volle halmen geeft. ­De man wierp zijn brood uit op het water, en na vele dagen vindt hij het weer.

De Israëlieten hebben in Egypte dat ongetwijfeld dikwijls gezien. Oak koning Salomo die met een Egyptische vrouw gehuwd was, wist zeker volkomen hoe het in Egypte toeging. In elk geval geloof ik dat deze verklaring den tekst duidelijk maakt".

Ik bedankte oom recht hartelijk voor wat hij mij verteld had en vond dat nu alles was opgehelderd.

„’tis wel jammei", kon ik niet nalaten er bij te voegen, „dat wij hier niet zoo zaaien kunnen. Dat zou toch heel gemakkelijk wezen“.

„Zeker", zei mijn oudoom, „Toch kunnen we ook hier wel brood op het water werpen, om het later terug te vindin".

Ik begreep dat niet recht, en oom ging vooit:

„Wij kunnen ook door onze woorden en daden goed zaad uhstrooien, zulk als deHeere Jezus bedoelt in'de gelijkenis van den Zaaier“.

„Maar wat is dan het water? " vroeg ik.

„Dat is", zei mijn oom, „het hait van den mensch, die het zaad ontvangt. Ik wil u eens een geschiedenis uit mijn jaugd vertellen, dan zult ge het, denk ik, beter begrijpen, 't Is natuurlijk lang geleden, maar dat doet tot de zaak niets toe“.

„Wat ik u verhalen wil", zoo vetvolgde mijn oom, „viel voor in de eerste regeeringsjaren van onzen koning Willem I.

De tijden waren toen heel anders dan nu. Ea ik moet u daarvan eerst iets vertellen, anders zoudt ge mij misschien nu en dan niet begrijpen.

Ons land was toen als het ware weer opnieuw verrezen. Eenige jaren had Nederland geen afzonderlijk bestaan gehad en was het slechts een deel geweest van het groote Ftansche rijk onder keizer Napoleon I. Doch na den slag bij Leipzig in 1813 was de macht van Napoleon, die reeds in Rusland zoo veel geleden had, geheel gebroken. En de slag bij Waterloo in 1815 maakte vootgoed een eind aan zijn heerschappij. Noord-en Zuid-Nederland werden nu vereenigd tot een groot koninkrijk, dat reikte van de Dollart tot de Fiansche grens, en van de Noordzee tot Hannover en Pruisen. Het oude Bourgondische tijk scheen weer hersteld, en er was alle hoop voor een schoone toekomst.

Maar er ontbrak veel dat we thans bezitten. Spoorwegen waren onbekend; telegraaf en telefoon eveneens. Een reis van Groningen naar Arnhem vereischte een paar dagen; van Amsterdam naar Utrecht minstens vier uur. Brieven waren lang onderweg en kostten veel geld. Alles ging veel langzamer en kalmer dan nu. Ook het land zag er anders uit dan thans. Er waren nog veel woeste streken en onafzienbare heidevelden. Ons land is nog een water* land, maar toen veel meer dan nu. Destijds bestond nog de groote Zuidpias bij Waddinxveen en het nog veel grootere Haarlemmermeer, beide thans verdwenen. Ook de wegen lieten dikwijls veel te wenschen. Een groot aantal kleinere plaatsen waren in den winter bijna niet te bereiken. Noord-Nederland was trouwens toen lang niet zoo dicht bevolkt als nn; ei woonden maar twee en een half millioen menschen.

Ook het leven onderling en in huis ging geheel anders dan thans. De grootste stad van het land. Amsterdam, telde maar een twee honderd duizend menschen. Men kende elkaar meer van nabij, de buten gingen vriendschappelijk met elkaar om, de kippen kuierden gezellig langs de straat, op welke allerlei ambachten werden uitgeoefend. Aan gaslicht dacht nog niemand; ook petroleum was nog onbekend, en van electtisch licht was in 't geheel geen sptake. Vetkaarsen en olielampen moesten de duisternis verdrijven. En zoo zou ik er nog allerlei kunnen vertellen, waar ge vreemd van zoudt staan te kijken.

Ik woonde bijv. in een groote stad die nog poorten had. Met donker werden die poorten gesloten. Wie na dien tijd nog in de stad wilde werd door een kleine deur binnengelaten, maar moest poortgeld betalen. Wie heel laat kwam, werd niet meer ingelaten, maar moest wachten

tot den volgenden morgen. Trouwens, zooals ge wel begrijpt, de menschen reisden in dien tijd veel minder d«n tegenwoordig. Ook werden er veel minder brieven geschreven. De weinige nieuwsbladen werden alleen gelezen door menschen uit den meer gegoeden stand”,

BRIEFWISSELING.

Ettelijke vragen hopen we eerstdaags te be handelen. Na moest het andere voorgaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1913

De Heraut | 4 Pagina's