GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Die de obertreding toedekt”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die de obertreding toedekt”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend. Spreuken 17 : 9.

Ge wandelt over iemands landgoed, en volgt den weg, die door den eigenaar daarvoor is aangelegd. Maar op zeker punt gekomen, ziet ge dwars over dien weg een sluitbalk liggen, en daarop staat duidelijk leesbaar: Niet verder. Stoort ge u daar nu niet aan, maar treedt ge over dien sluitbalk heen, om toch tegen den verklaarden wil van den eigenaar, verder te wandelen, dan zijt ge in orertredittg.

Dit nu is 't beeld van ons leven. Onze God is aller dingen eigenaar en heeft 't recht te bepalen, in wat richting we ons wel, en in wat richting we ons niet voort mogen bewegen. Op allerlei punten is de sluitbalk van zijn heilige wet neergelegd. Dan mogen we niet doorgaan. En doen we dit nu toch, dan zondigen we tegen zijn heiligheid, en zijn in overtreding tegenover onzen God.

•Van allerlei aard kan die overtreding zijn.

Een overtreding tegenover onszelf, als we in zonde tegen onze ziel of in zonde tegen ons lichaam vervallen.

Maar het kan ook zijn een overtreding tegenover iemand met wien we te doen hebben, in ons huis of buiten ons huis.

En in de derde plaats kan 't zijn een overtreding rechtstreeks tegen den Heere onzen God, als we zijn naam ontheiligen, zijn gebod tarten, of ons onttrekken aan zijn dienst.

Is er nu overtreding begaan, dan kan die overtreding óf bloot liggen, zoodat een ieder

ze ziet, ó£.toegedekt zijn, zoodat ze aan het oog wordt onttrokken, óf, na gedekt te zijn, weer ontdekt, worden, opdat recht geschiede over het kwaad.

Daarvan nu zegt de Spreukendichter: »Wie de overtreding toedekt, zoekt liefdes, hiermee blijkbaar doelende of op hetgeen tegenover ons zelf misdaan is, of op een kwaad stuk, maar dat nog verborgen bleef.

Gedurig komt 't voor, dat in den omgang iemand ons zeer doet, krenkt, onlief behandelt of benadeelt. Zelfs pijnlijk is 't om aan te zien, - hoe onlief telkens nu deze, dan gene, met wien we verkeeren, ons bejegent.

Moogt en moet ge nu op al die slakjes zout leggen, of doet ge beter door u te houden alsof ge het niet merkt? En daarop nu antwoordt de Spreukendichter: Honderdmaal beter en wijzer om 't toe te dekken. Alle verwijt prikkelt, en vooral personen die met nijd en wrevel behept zijn, stemt ge door elk verwijt nog te bitterder. Zwijg daarom liever en verdraag in stilte. Althans, zoo ge des anderen liefde zoekt. Duld en draag dan. En in 't eind zult ge 't toch door tmi liefde winnen.

Sterker nog komt dit uit, zoo ge iets leelijks van iemand weet, en ge brengt het niet uit. Iets wat voor maar al te velen een o, zoo harde beproeving is. Men is er vaak zoo graag op, iemand iets te kunnen nahouden, en zijn goeden naam bij anderen te bezwalkên. Kondt ge. al was 't maar één enkelen dag, te boek stellen alle gesprekken, die o, zoo vertrouwelijk over allerlei personen op wie iets aan te merken viel, onder vier oogen gehouden zijn, ge zoudt een lasterboek in folio voor u hebben. Niet, omdat er niet wel iets van aan was, maar om de gewilde overdrijving. Twee die saam een derde niet best lijden kunnen, kunnen er zoo in genieten, hem eens over den hekel te halen-En dat nu juist is uit den Booze. Veeleer moet ge, als iemand u prikkelen wil tegen een derde die u beleedigd heeft, wat Luther noemde, dadelijk een ^schietgebed" doen, en smeeken: sHeere, zet een wacht voor mijn lippen". Maar hierbij blijft 't niet.

Niet altóen de hartelust om saam een derde eens terdege af te kammen, prikkelt den zondigen hartstocht, maar veel sterker zelfs wordt die prikkeling, als men iemand niet zetten of niet uitstaan kan, en ge komt er achter, dat hij in stilte iets leelijks gedaan heeft, maar dat hij stil hield.

Dan toch hebt ge hem in uw macht.

Niemand weet 't nog, dan gij. Houdt gij 't nu ook stil, dan gaat hij in de pubheke opinie vrij uit; m.iar hangt ge 't morgen aan de groote klok, dan is hij weg. En nu tintelt 't u op de •tong, en nu loert ge als op de gelegenheid, om 't naar buiten uit te dragen. De wraak zal zoo zoet zijn. En hij deed immers zoo vaak leelijk tegen u. Waarom zoudt ge het hem'niet betaald zetten? Het is nu nog bedekt, maar gij kunt 't bloothalcn en, o, wat zal 't hem zeer doen!

Alles o, zoo begrijpelijk, en iets dat dagelijks voorkomt. Zij 't zoo, mits 't maar niet voorkomt onder geloovige Christenen. Zij toch hebben naar Gods Woord te leven. En Gods Woord zegt: » Ge milt d-j overtreding van uw naaste toedekken”.

Bloothalcn moogt ge ze dus nooit. Ja, als een vader 't van zijn kind, of de Rechter 't van een aangeklaagde moet weten, dan natuurlijk wel. Maar nooit, nooit als 't enkel zijn zou ter bevrediging van uw boozen lust. Uit vlak het tegendeel van liefde.

Toch is ook hier onderscheid.

Immers tegenover den overtreder zelf moogt ge de overtreding niet toedekken, en, dit juist is 't wat de meesten wel doen. Merken ze dat iemand van wien ze afhangen of tegen wien ze opzien, overtreden heeft, dan spreken ze daar wel tegen anderen over, maar liefst niet tegen hem zelf, of 't moet dan zijn uit bitterheid als verwijt. En juist hier nu kan zulk toedekken plichtsverzuim zijn. Als broeders onder elkander zijn we van Godswege gehouden en verplicht, elkander te vermanen en te waarschuwen, en 't zóó te doen, dat de ander er uw liefde in proeft. Doch dit durven zoo velen niet, Ze zijn bang een vinnig woord terug te krijgen, en daarom laten ze zulk een overtreder maar liever afglijden naar al lager stand. En dit nu juist mag niet. Nooit bij eigen vrouw of kin deren, nimmer bij vrienden of verwanten, maar evenmin bij onzen omgang met anderen. Nooit beraoeiziek, niet als geboren . kapittelheer, niet uit zucht om iemand op de teenen te trappen en hem te doen verstaan, hoeveel beter we zelf zijn. Maar uit liefde voor zijn ziel moeten we een ieder waarschuwen. Mits in stilte, mits onder vier oogen, en altoos met den Heere onzen God er bij.

Blijft dan nog ten slotte uw eigen overtreding en daarbij hanteert een ieder het kleed der bedekking, en kost het schuldbelijden vaalc zoo ongelooflijke zelfoverwinning.

Het is zoo vreemd. Bij een ander alles bloothalen en bij ons zelf alles bedekken, schijnt zoo velen toe de veiligste les van levenswijsheid te zijn. En toch .moet 't juist omgekeerd bij Gods kinderen zijn: Aftrekken 't kleed der toedekking van onze eigen overtreding, om het te spreiden over de fouten en feilen van anderen.

Van eigen overtreding 't dekkleed weg!

En dit in drieërlei zin.

Weg voor onszelf, om klaarlijk in te zien waarin we overtreden hebben.

Weg voor hem tegen wien we misdeden, om schuld te belijden en zijn vergiffenis in te roepen.

En weg, als we voor onzen God op de knieën liggen, om in den Borg te schuilen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Die de obertreding toedekt”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's