GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Des berouwens moede”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Des berouwens moede”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE, gij zijt achterwaarts gegaan; daarom aal Ik mijne hand tegen u uitstrekken en u verderven; Ik ben des berouwens moede geworden. Jeremia 15 : 6.

Meer dan eens spreekt de Schrift van berouw in God. 'Vanzelf is dit steeds in overdrachtelij ken zin bedoeld. Niet als aarzeling in zijn eeuwig Besluit, maar als een op-en nedergaan van de golving van zijn heiligen toorn in zijn genadeverkeer met zijn volk. Telkens was de vernieuwde overtreding van het volk des Heeren dan oorzaak, dat Gods hand ter verderving werd uitgestrekt. Maar kwam er dan weer berouw onder het zondige volk op, dan berouwde het ook den Heere, dat Hij Israel voor altoos verstoeten zou. Het berouw van het volk deed in den Heere berouw over zijn toorn opkomen. En de genade triomfeerde. En Israel was gered.

Zoo lokte het berouw in het volk het berouw in God zelf uit. Niet ter omverwerping van het Besluit, maar als innerlijke beweging van den Heere bij het medeleven met het volk dat Hij verkoren had.

Doch ook hieraan was nu een einde gekomen. Dat berouw in Israel bleek een onheilig spel te zijn geworden. En dit nu bracht teweeg, dat ook God zelf nu des berouwens moede werd. •Vandaar nu het bang besluit: »Ik zal mijn hand uitsteken, om Israel te verderven”.

Wat nu hier als vonnis over Israel strijkt, geldt evenzoo voor de enkele personen.

Ook hier gedurig op zich zelf niet onvrome mannen of vrouwen, die ook na hun bekeering, de één deze, de ander die zonde bijhouden. Er telkens in vervallen. Dan er bitter berouw over hebben. Maar straks, als er weer zekere tijd over is heengegaan, weer geen zedelijke kracht en geen wilsmacht bezitten om er weerstand aan te bieden, en nog altoos slaaf van I dezelfde zonde blijken t, e zijn.

Ook hier gaat 't dan om en om. Als de ; ^onde, begaan is, dreigt de toorn Gods in de onrust der conscientie. Leeft dan 't berouw weer op, . da, n dekt de genade ook bij hen de zonde .weer toe. Maar houdt dit op-en nedergaan van 'zonde en berouw, van berouw en zonde, cftiveranderlijk aan, dan komt 't eindelijk tot breuke. Dan wordt de Heere ook over zulke onverbeterlijke zondaren des berouwens moede. Als 't berouw hebben in den zondaar een spel wordt, werpt de Heilige 't terug en van zich, en het oordeel over den onheiligen overtreder treedt in.

Nu uit zich mt op en nederslingeren tusschen zonde en berouw, en dan weer tusschen berouw en zonde, bij verreweg de meesten onder Gods volk gelukkig niet in zoo overgrooten gruwel. Het komt voor, en David blijft er alle eeuwen door het bijna demonisch voorbeeld van. Maar tot zulk een uitbarsting van ongerechtigheid komt 't toch, Gode zij dank, bij verreweg de meesten niet. God bewaart er zijn geloovigen , voor. Maar dit neemt niet weg, dat onder den . berouwteugel toch, helaas, allerlei ongerechtigheid ook in vrome kringen, 't zij in stilte voprtsluipt, bedwongen wordt en dan weer opkomt, 't zij zoo openlijk uitkomt, dat zelfs de ongeloovigen 't merken, en ook merken hoe 't onder erkennen van schuld nu eens bedwongen wordt en dan weer opkomt. In het stille der verborgenheid sluipt meest de zinnelijkheid en oneerlijkheid om, en in 't openbaar meest de hoogmoed, het egoïsme en de leugen.

Bij de kinderen der wereld is dït niet anders, en veelszins nog erger, maar bij hen blijft 't berouw uit. Hun hapert 't aan wezenlijk zondebesef. Wat te zinlijk .en te oneerlijk was verontschuldigen ze, en wat hoogmoed verried of leugen spon, verdedigen ze tegen de klaarste bewijzen in. Van werkelijk berouw is in zulke kringen geen sprake.

En juist hier Ugt nu 't verschil met de wezenlijk vromen. Ook zij vallen wel, maar als ze vielen, komt zoo al niet terstond, dan toch 's avonds in 't avondgebed, of in een skpeloozen nacht, of onder een stuk uit Gods Woord, wel ter dege het berouw op. Dan voelen ze zich ellendig. Dan gaan ze op de kniëen. Dan veroot moedigen ze zich in bittere zelfaanklacht. En ze kunnen niet rusten, , eer ze weer aan den voet van het Kruis de Verzoening hebben terug gevonden. Vooral bij een naderend Avondmaal trekt die spanning van het berouw weer over zoo menige ziel.

Maar al is dan de vrede terug gevonden, dan gebeurde 't zoo telkens, dat 't bij dien vrede niet bleef. Ongezocht en óngewenscht keert dan de oude verzoeking weder. De zondige prikkel werkt weer op 't bloed of op den hoogheidswaan. Eer men er op bedacht is, begint de zondige neiging-weer te trekken. Men wil 't dan wel niet, en zal er legen waken, maar als de Verzoeker telkens en telkens weer van 't zwakke z'n profijt trekt, wordt de zedelijke kracht tot verwter gedurig al minder, en het einde daarvan is, dat de oude zonde toch weer begaan wordt, om nauwelijks genoten, schier onmiddellijk weer door een bang gevoel van berouw achtervolgd te worden.

En is dat nu twee, drie, viermaal zoo op en neergegaan, dan is de berouwteugel ten slotte alle kracht kwijt, en blijft 't soms voor jaren een eindeloos op en neergaan. Zondigen, zijn zonde in berouw verfoeien, en toch, als de prikkel terugkeert, een telkens weer in de oude zonde meegesleept worden.

Derzulker lot is zoo diep beklagenswaardig, en het zou ons oorzaak van zoo innigen dank zijn, indien deze medidatie, al ware het ook maar bij een heel enkele, aan dit booze om en om gaan van zonde en berouw een einde mocht maken.

Het booze kwaad komt natuurlijk daaruit op, dat het berouw na de begane zonde half in zijn werking steken blijft. Men kan berouw hebben, omdat men zich schaamt over zijn eigen zwakheid. Men kan berouw hebben over 't kwaad gevolg van zijn zonde. Men kan be rouw in zich voelen opkomen, omdat eenander er van mede weet, en er ons om minacht. Maar-[ dat alles is nog het echte, het zondedoodende berouw niet. Het eenig afdoende en zondestuitende berouw is in uw zelfbesef, zoo ge u ter neer geworpen voelt door Gods heiligenden toorn over u.

Niet om de straf die volgen kan. Ook dat kan wel schaamte in de ziel werpen, maar brengt op zichzelf nog niet tot breuke met uw zon.de. Zelfs de wereldsche rechter kent maar al te goed de helling naar de recidive.

Neen, het echte berouw moet conform Psalm 51 zijn. Na zijn begane zonde zich voor zijn God stellen, met zijn God alleen rekenen, rechtstreeks voelen hoe zijn zonde door Gods heiligen toorn verdoemd wordt, en het ontwaren, dat het voor u voor altoos op een breuke met uw God uit loopt, zoo ge u niet aangrijpt en als een niet te \ontwijken levensquaestie, tusschen die aan u klevende zoride en uw God kiest.

Niet zooals Adam, wegschuilen, en in de eenzaamheid zijn zonde verwerken, verontschuldigen en ter zijde duwen. Dat baat u niet en helpt u niet. En eer ge er om denkt, zijt ge weer het kind van de rekening.

Zijt ge waarlijk Gods kind geworden, dan is er maar Eén, bij wien ge uw zonde kunt uitweenen. Een die uw' zonde van u kan afnemen. En maar Eén die uw zonde verzoenen kan. En die Eéne redder uwer ziele is uw God.

Op één keus komt het aan.

Met die oude zonde breken, en uw God behouden. Of die zonde aanhouden, maar dan uw God verloren hebben.

Zoó staat bij elke boezemzonde de ontzaglijke levenskeuze.

Aarzelt ge dan nog?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Des berouwens moede”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's