GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland.

Twee veldbrieven.

Het is niet te ontkennen, dat de vreeselijke oorlog die bijna een jaar geheel Europa met een zee van rampen overstroomde, in Duitschland meer dan te voren heeft doen vragen naar het Woord Gods. Vele teekenen wijzen daarop. Maar ook komt de waarheid van het Woord des Heeren aan het licht, dat al wordt een dwaas in een mortier gestampt, de dwaasheid niet van hen zal wijken. Zoo klaagt in een veldbrief een landman uit Opperhessenmh.e.tBess.Kirchenblatt van 9 Mei: > Het is heden eerste Paaschdag, maar hoe droevig is het gesteld vergeleken met het vorige jaar! Hoe vurig wordt er Weer juist op dezen dag verlangd naar het Vaderland! Hoe keeren onze gedachten zich tot het verleden, toen betere, schoonere tijden werden doorleefd. Wel bemerken wij in het land van den vijand iets van den adem van den Paaschvrede, want vrij zijn heden vrij van dienst en hadden hedenmorgen Godsdienstoefening in de hier staande, feestelijk versierde kerk — maar hoe jammerlijk wordt aan de innigste behoefte des harten door de prediking van menigen veldprediker voldaan. Want men moet bij die Godsdienstoefeningen dingen hooren waaraan men zich ergert. Wanneer een predikant het vaderland als God voorstelt, het eeuwige leven als een leven dat voortleeft in de herinnering van het nageslacht; als men hoort betoogen, dat de prikkel des doods is weggenomen wanneer men voor het vaderland sterft en de hel slechts bestaat in den vorm van de vijanden die wij thans bestrijden, dan is dit niet zeer geschikt om het vonkje geloof, dat in menig hart door de doorleefde vreeselijke dingen ontstoken is, aan te blazen. Doch wij zullen ons daardoor niet van den weg laten brengen, maar voortstrijden in den strijd die ons opgelegd is; wij willen vasthouden aan hetgeen wij in onze religie bezitten. Ofschoon nog diepe Goede-Vrijdagsduisternis over de zwaar beproefde menschheid ligt, en het schepsel onder allerlei ellende zucht, zoo zal toch na den bangen nacht een schoone, lichte morgen der opstanding aanbreken".

Het is geen »Gemeinschaftsmann« die hier over ongeloovige veldpredikers klaagt, maar een lid der Kerk zonder meer, die het betreurt dat de dienaren der Kerk, in den vreeselijken tijd dien zij doorleven, steenen voor brood geven. Maar het is een teeken van leven dat een eenvoudig landman in zulke goedgekozen woorden het troostelooze van de ongeloofsleer weet aan te toonen.

Wij wezen er reeds op, dat vele pennen in Duitschland in beweging zijn gekomen om aan te wijzen, wat op geestelijk gebied het Duitsche volk in de tijden die komen zullen, noodig heeft. In de Duitsche kerkelijke bladen vindt men artikel op artikel onder den titel van sGedanken zum religiösen Neubau«. Ook de politieke pers doet daaraan mede. Zoo roemde dezer dagen de Xordd. Allg. Zeitg. de veldbrieveii van den hoogleeraar Dr. A. Klein, die nieuwe banen voor het Duitsche volk ontsluiten moest. In een dier brieven schrijft de inmiddels gesneuvelde hoogleeraar: ïDoor welke donkere dalen zijn Beethoven, Goethe, Nietzsche gegaan — de koning der verschrikking heeft hunne zielen gekust en heeft zich niet alleen plomp laten gevoelen, maar heeft hen gedwongen zich door de verschrikking, de benauwdheid, tot de hoogste klaarheid te laten, opklimmen. Én toch, wat is hun laatste doen, wanneer zij met doorboorde borst schijnen te zinken? Ja zeggen; jubelen, juichen, het groote, niet het bloote berusten, maar het niet anders hébben willen als het was. Met groeten eerbied vervult mij de mogelijkheid, die aan elk gebeuren en elk zijn verbonden is, het direct aesthetisch op te vatten of het in zijn aesthetischen samenhang in te voegen. Zelfs wanneer wij in het sombere van den nacht tot het gevecht uittrekken, zoo grijpt mij, al word ik door duizend vervaarnissen omringd, de gruwelijke, wilde schoonheid van de scène aan. En hoe onmetelijk rijk wordt dan het eenvoudigste ; het karige landschap, de woestenij, het aangebrachte licht (Rembrandt), — welk spel kan daarin liggen, welk erts, welke waarde ! Afgezien van de innigheid van de aesthetische indrukken, is de doffe smart en de hoogste jubel die zulk een uur medebrengt, soms zoo overweldigend sterk, dat men wenscht opgelost te-worden in den dood, om in deze volheid te sterven, om ook bij deze volheid te behooren (muziek). Wanneer ik aan eigen ontwikkeling denk, dan zie ik uit veel, dat ik in het laatste jaar doorleefde, dat loutering, volmaking, ja heiliging de berg zijn moet en zijn wil, waarop deze uitloopt. Meer verlang ik niet — ook laat ik den pessimisten het recht, de wereld zoo ellendig mogelijk te vinden en haar te vloeken; de droge handelaarsziel gun ik het, haar te beschouwen als een plaats waar verlies en winst afwisselen — maar ik mag dan ook eischen, dat men mijne opvatting eerbiedigt en mij, moet het zijn, vallen late met den blik der liefde gericht op de achterblijvenden".

Ten slotte is er nog een vrome ontboezeming aan het eind van den brief, welke luidt: »Ik weet dat uw grondregel is: vroom zijn en hopen op de wereld, waar wij de vrienden en de geliefden wedervinden, die ons den weg reeds bereid hebben. Dat is onze religie: dapper zijn, veel doorlevend, zonder dat wij daarvoor loon vrillen hebben."

Zoo zoekt deze hoogleeraar aan te toonen, dat voor de toekomst het Pantheïsme alleen het beginsel zijn moet, waaruit het Duitsche volk behoort te leven. Gelukkig dat velen hem zullen onderkennen als een valschen profeet.

N.-Amerika.

Strijd tegen hetmodern i s m e.

Het is een verblijdend teeken, dat in de nieuwe wereld in bijna alle kerken de strijd tegen de z.g. Nieuwe Theologie aangebonden wordt. Het modernisme heeft een tijdlang vele aanhangers gehad, maar het blijkt dat zijn invloed gebroken is.

In de Herald en Presbyter stond dezer dagen te lezen: »Er zijn teekenen in de kerkelijke bladen van bijna alle kerkgenootschappen van eene reactie ten gunste van de zuivere leer. Aan het trotsche ongeloof van eenige jaren terug werd meer geleerdheid en eerlijkheid toegekend, dan het toekwam. De oogen van het Christenvolk gaan almeer en meer open voor deszelfs

oppervlakkigheid, en voor het gevaar waarin het de kerken brengt, "

Genoemd blad haalt eenige uitlatingen aan van kerkelijke bladen die denzelfden toon aanslaan. De Presbytei-ian schreef: > God heeft het bevel gegeven, God heeft de roepstem doen hooren: »Wie behoort den Heere toe ? " De loochenaars van den Christus en den Bijbel zijn ijverig in de weer geweest. Zij hebben ingang weten te verkrijgen in vele inrichtingen van onderwijs. Zij zijn ook in vele eigendommen van Gods volk gedrongen. Zij zijn trouwelijk in alle richtingen aan het werk geweest. Maar nu is er een roepen voor een gezond geloof en ëene goede belijdenis. Laat nu iedere man en vrouw die getrouw is, te voorschijn treden."

Voorts haalt het lalad nog een woord aan uit de > Evangelical Messenger», hetwelk luidt: • > Nu is het de geschikte tijd om de scherpe woorden van Dr. A. T. Pierson te verspreiden. Elke kerk die de onfeilbaarheid der Heilige Schrift en het zoenwerk van Christus loochent, heeft in de oogen des Heeren geen recht tot bestaan als kerk*.

Nog wordt een aanhaling gegeven van de Journal and Afessenger^ dat schrijft, dat de tijd is aangebroken waarin de „water en melk"-Theologen zich rekenschap moeten gaan geven van de beginselen waarvan zij uitgaan, om zulks aan de wereld te kennen te geven.

Uit al deze woorden blijkt, dat ook in de nieuwe wereld het aan den dag kwam, dat het modernisme voor een fata morgana moet gehouden worden; een schoone luchtspiegeling, maar die toch den naar God dorstenden mensch-zondaar niet kan bevredigen, omdat zij schijn geeft voor wezen.

— Union Seminary en de Presbyteriaanse he Kerk.

De commissie die zich twee jaren lang heeft bezig gehouden met de beantwoording van de vraag naar de verhouding van de Theologische school te New-York, > Union Seminary" genaamd, tot de Presbyteriaansche Kerk, heeft het resultaat van haar onderzoek bij wijze van een rapport ingediend bij de Algemeene Synode dier kerk, onlangs te Rochester gehouden.

Uit dit rapport bleek, dat »Union Seminary" volgens zijn constitutie eene inrichting moest zijn, waar hooger onderwijs gegeven werd naar de belijdenis der Presbyteriaansche kerk en volgens hare kerkrechtelijke beginselen. Alle Theologische vakken mochten er worden gedoceerd, maar het was verboden iets te leeren in strijd met de Westminstersche confessie. Nu had de commissie een onderzoek ingesteld naar de leer die feitelijk in > Union Seminary" gedoceerd werd. Zij kwam daarbij tot de conclusie, dat genoemde inrichting van hooger onderwijs tot 1891 getrouw gebleven was aan de Presbyteriaansche belijdenis en de beginselen van kerkregeering. Na 1891 kwam echter de afwijking, die uitkwam in het feit, dat men mannen als hoogleeraren handhaafde, die uit hun ambt door de kerk waren ontzet, terwijl het ook bleek dat sedert 1891 het onderwijs steeds meer van de belijdenis der Presbyteriaansche kerk afweek. Ten slotte constateerde de commissie, dat er geen kerkelijk verband bestond tusschen het Seminarie en de Algemeene Synode, al was het 't doel van de stichters geweest, dat er saamwerking zijn zou tusschen die twee.

Met groote meerderheid werd dit rapport door de Synode goedgekeurd, zoodat het nu vast staat dat er geenerlei verband bestaat tusschen de school, waar het modernisme de overhand heeft en de groote Presbyteriaansche kerkengroep. Van de 28 professoren die aan > Union Seminary" verbonden zijn, behooren er tegenwoordig slechts 11 tot de Presbyteriaansche kerk. Twee van dit elftal zijn wegens ketterij onder - kerkelijke behandeling, terwijl als bibhothecaris een afgezet leeraar der Presbyteriaansche kerk fungeert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1915

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1915

De Heraut | 2 Pagina's