GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Het vraagstuk, hoe wc te denken hebben over de kinderen des Verbonds, houdt nog steeds de geesten onder ons in spanning en is oorzaak van niet gering verschil van gevoelen, niet alleen in onze Kerken in Nederland maar ook in onze zusterkerken in Noord-Amerika, zooals nog onlangs bleek. Wel heeft de uitspraak, die de Utrechtsche Synode in 1905 deed. over de bekende leergeschillen, veel er toe bijgedragen om de bitterheid uit den strijd weg te nemen en in onze Kerken den vrede weer te herstellen, maar wie meenen zou, dat het vraagstuk zelf daarmee was opgelost en allen nu hetzelfde gevoelen, zou daardoor toonen een vreemdeling te wezen in ons kerkelijk Jerusalem. Niet alleen, dat de sectarische groepen van Gereformeerden buiten onze Kerken nog steeds voortgaan met onze Kerken te beschuldigen een nieuwe en verderfelijke verbondsleer te hebben ingevoerd, waarom ze zelfs weigeren in nadere kerkelijke gemeenschap met ons te treden, maar zelfs in onze eigen Kerken stuit men nog telkens, wanneer men deze verbondsleer predikt of in toepassing wil brengen, op misverstand, argwaan en verzet. Op meer dan één plaats waagt de predikant het niet deze verbondsleer op den kansel te brengen, uit vrees dat anders scheuring in zijne gemeente ontstaan zou. En hoe weinig met deze verbondsbeschouwing onzer kinderen in de praktijk ernst gemaakt wordt én door de ambtsdragers bij hun kerkelijk toezicht én door de ouders bij de opvoeding hunner kinderen, weet ieder, 'die ons kerkelijk en huiselijk leven van nabij heeft gadegeslagen.

Toch is dit vraagstuk niet gelijk de andere leergeschillen, die ook onze kerken wel eens in beroering hebben gebracht, zooals over infra-en supralapsarisme, over de eeuwige rechtvaardigmaking en over de middellijke of onmiddellijke roeping, eene diepzinnige theologische quaestie, die hoe interessant ze ook zijn moge voor fijnproevers op dogmatisch gebied, buiten de werkelijkheid van het leven omgaat, maar beheerscht deze verbondsleer grootendeels het leven der kerk, is ze de grondslag van den doop onzer kinderen, geeft ze het richtsnoer voor de opvoeding van het zaad des verbonds, beslist ze over onze opvatting van de belijdenis des geloofs en den toegang tot het Heilig Avondmaal en hangt daarom aan de handhaving en toepassing van deze verbondsleer heel de toekomstvan onze Gereformeerde Kerken. Deze verbondsleer, met al de consequenties die daaruit voortvloeien voor de sacramenten, de opvoeding, de tucht enz., is dan ook niet wat men met een geleerd woord noemt een theologoumenon, d. w. z. een private opvatting van enkele theologen, waaraan men zooveel gezag kan hechten als men zelf wil, maar ze is door Gods Woord zoo klaar en duidelijk ons geopenbaard, ze is door al onze Gereformeerde Kerken in haar belijdenisgeschriften en liturgische formulieren zoo beslist beleden, ze vormt zulk een vyezenlijk bestanddeel van het Gereformeerde leven, dat een Kerk, die deze verbondsleer niet belijdt en handhaaft, daarmede het recht op den naam van Gereformeerd zou verloren hebben.

Dat deze kostelijke verbondsleer, waarin zoo rijke troost schuilt voor de ouders en waarin zoo heerlijk de beloften Gods aan het zaad des verbonds worden voorgesteld, zoo weinig in het besef van ons Gereformeerde volk was doorgedrongen, dat ze schier als een > nieuwe leer» verketterd werd, toen de uitnemende leiders door God ons volk gegeven, haar weer uit het stof der eeuwen hebben opgedolven, behoeft niet te verwonderen. Tweeërlei was daarvan oorzaak. Vooreerst, dat deze verbondsleer inderdaad niet gehandhaafd kan worden in een volks-kerk. waar de doop ontheiligd, de tucht verwaarloosd en de wereld in de Kerk toegelaten wordt. Dat nu is helaas de droeve fout geweest die onze Gereformeerde vaderen in de 17e eeuw hebben begaan, dat ze fie aanvankelijk zoo bloeiende en zuivere Kerk in ons vaderland in een bijna tuchtelooze volks-6erk hebben laten ondergaan. Voetius en zijn kring hebben hiertegen wel ernstig geprotesteerd; ze hebben aangedrongen op een tweede reformatie der Kerk, die even noodig was als de eerste reformatie, wilde de Kerk haar heilig karakter bewaren. Maar die ernstige roepstem vond helaas geen gehoor; de excessen van het Labadisme deden voor de gevolgen van zulk een doortastende reformatie vreezen ; de band tusschen Overheid en Kerk bleek een remschocn, die elke zuiverder ontwikkeling der Kerk tegenhield, en het geestelijk leven was veel te diep ingezonken om nog tot een krachtige geloofsactie in staat te zijn. Natuurlijk gevolg daarvan was, dat de verbondsleer onzer Gereformeerde vaderen in vergetelheid raakte. Ze vloekte met de werkelijkheid van het leven; ze was een leugen en onr waarheid geworden ; wie ernst maakte met. den eisch van Gods Woord, kon haar 'm.. deze . verwereldlijkte Kerk niet meer toepassen. Alleen de oppervlakkige kon in een Kerk, waar alles gedoopt v/erd wat in het doophuis werd binnen gebracht, deze gedoopte kinderen nog als erfgenamen van het verbond Gods beschouwen. Wie dieper leefde en beefde voor de heiligheid van Gods Woord, zag geen anderen uitweg dan met deze verbondsbeschouwing radicaal te breken. Men liet den kinderdoop voortduren; men gebruikte het formulier van den doop; maar dat formulier was een klank en de kinderdoop een uiterlijk teeken zonder geestelijken achtergrond. En hierbij kwam als tweede oorzaak, dat toen het Gereformeerde leven aldus inzonk en verslapte, het valsche mysticisme, dat lang onderdrukt was, maar in onzen volksaard diep geworteld was, weer het hoofd opstak; dat van Duitschland uit door Lampe's theologie en Schortinghuis' practicale werken het pïetisme zijn zegevierende intrede deed in ons land, en later uit Engeland het Methodisme zijn invloed deed gelden vooral in de kringen van het Reveil. En al deze exotische gewassen, die zoo Welig op onzen kerkdijken bodem opschoten, toonden juist daardoor hun niet-Gereformeerd karakter, dat ze niet alleen van de verbondsleer onzer Gereformeerde vaderen niets wrilden weten, maar zelfs principieel vijandig daartegenover stonden. Op

de subjectiviteit van het eigen geloofsleven, op de bevinding en op de schokkende bekeering werd alle nadruk gelegd; alleen wie verslag wist af te leggen van zijn weg; wie uur en plaats wist te noemen van zijn bekeering, werd als kind Gods beschouwd. Maar wat ons doopsformulier zegt, dat God onze kinderen tot Zijn kinderen heeft aangenomen, heette een zielverdervende leer, die de kinderen met een ingebeelden hemel naar de hel deed gaan, en die daarom niet ernstig genoeg kon worden bestreden.

Hoezeer het echter, voor wie den toestand onzer Kerken kent, wel te begrijpen is, dat deze verbondsleer, toen ze weer voor het licht werd gebracht, voor een nieuwigheid werd uitgekreten en de ernstigste bezwaren tegen haar werden ingebracht, toch mag wie de Gereformeerde belijdenis liefheeft en het zoolang verdonkerde goud weer in, vollen glans voor ons volk wil laten schitteren, geen oogenblik zich laten weerhouden om deze verbondsleer weer tot haar recht te doen komen. Leefden we nog in een tuchtelooze volkskerk, zoo zou deze verbondsleer metterdaad een fictie wezen en haar prediking de ernstigste gevaren meebrengen. Verbondsleer zonder tucht voert tot ontheiliging van het verbond Gods. Maar de tweede reformatie, waarom Voetius bad, is door Gods genade ons geschonken. Uit de valsche vermenging der volkskerk zijn we door Gods hand uitgeleid. We hebben een kerk, die, hoe onvolkomen ze in deze aardsche bedeeling altoos blijven zal, toch een gezuiverde kerk is, waar de belijdenis weer in eere is, en waar de sleutelen der tucht worden gehandhaafd. Maar zal deze kerk niet alleen in naam, maar in waarheid een Gereformeerde kerk zijn, dan nioet ook de invloed van het mysticisme, van het pieitisme en van het het methodisme in ons midden overwonnen worden en dient de verbondsleer .onzer gereformeerde vaderen weer tot het bewustzijn van ons volk door te dringen. Daarmede toch staat of valt het Gereformeerd karakter van onze Kerk.

Het is daarom, dat we in deze artikelen­ I reeks, die we vóór de vacantie begonnen en die we nu weer hopen voort te zetten, een poging hebben gewaagd, om deze verbondsleer nogmaals uiteen te zetten en de bedenkingen, die tegen haar werden ingebracht, te weerleggen. Ons uitgangspunt namen we daarbij niet in de geschriften van onze theologen, zélfs niet in de belijdenisschriften van onze Kerk, maar in het Woord Gods. Wie waarachtig vroom is, buigt alleen voor het Woord Gods. Niet het gezag van eenig theoloog, zelfs niet het gezag der Kerk, maar het gezag van God in Zijn Woord moet voor de conscientie beslissen. Uit Gods Woord hebben we daarom aangetoond, hoe Hij de kinderen des verbonds beschouwd wil hebben als Zijn kinderen, als erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen, als geheiligd in Christus Jezus. Eerst daarna en in de tweede plaats wezen we er op, hoe onze Gereformeerde Kerk in haar belijdenisgeschriften en doopsformulier deze verbondsbeschouwing van Gods Woords zuiver heeft overgenomen en beleden, en daarop alleen het recht grondde om aan de kinderen der geloovigen het sacrament van den Heiligen Doop toe te dienen. De sterke en krasse uitdrukkingen onzer belijdenisgeschriften en van ons Doopsformulier, waaraan men nauwelijks meer de aandacht schonk of waarover men gedachteloos heenlas, stelden we weer in helder licht, en van menigen lezer ontvingen we dan ook de betuiging, waarvoor we dankbaar zijn, dat metterdaad ons betoog doel getroffen en hen overtuigd had wat ze vroeger a nooit hadden begrepen, dat dit de verbondsleer onzer Gereformeerde Kerk was. En eindelijk hebben we ook getracht de gewone bedenkingen, die tegen deze leer werden v ingebracht, te weerleggen. Dat deze verbondsbeschouwing niets dan een fictie zou z wezen, omdat toch niet al deze kinderen 'des Verbonds in werkelijkheid kinderen Gods zijn, bleek niet juist te zijn, waar a a Gods Woord ons leert, dat deze ver­ d bondsbeschouwing wel degelijk een real­ w iteit is, in zooverre als niet alleen wij m menschen gehouden zijn om naar den wille •Gods onze kinderen aldus te beschouwen, m maar dat God de Hecre zelf eenmaal in a het oordeel hen aldus rekenen zal en hun m schuld en verdoemenis des te zwaarder zal wezen, wanneer ze aan den eisch des verbonds niet hebben beantwoord. Daarmede viel vanzelf de tweede bedenking weg, f •dat deze verbondsleer zorgelooze en god-'delooze menschen zou maken, want wan-«leer deze verbondsleer maar recht wordt verstaan, maakt ze de verantwoordelijkheid van de ouders en de kinderen juist des te grooter en zal ze daarom de beste prikkel bUjken om tot waarachtige bekeering uit te drijven. En wat de laatste bedenking betreft, dat deze m v w j v A A m E v » l o m s l d verbondsbeschouwing, zij het dan al dat ze in onze liturgie geleerd wordt, in onverzoenlijken strijd zou wezen met wat de Gereformeerde Kerk in haar Canones van Dordt belijdt, nl. dat Christus zijn bloed alleen voor de uitverkorenen heeft vergoten en alleen deze uitverkorenen tot kinderen Gods worden aangenomen, zoodat het onmogelijk is al de kinderen des verbonds, die toch naar Gods Woord niet allen uitverkoren zijn, voor gewasschen door het bloed van Christus en voor aangenomen kinderen van God te houden, merkten we op, dat zeker de belijdenis van de uitverkiezingen die van het genadeverbond voor ons denken moest en zijn overeen te brengen, maar dat daarom toch nooit de eene waarheid aan de andere mag worden opgeofferd, omdat heide door God ons zijn geopenbaard. Zijji uitverkiezing als het geheime raadsbesluit Gods, dat Hij als heilgeheim alleen aan Zijn uitverkorenen openbaart en dat daarom nooit voor ons de regel kan zijn, waar­ z m v w naar we anderen hebben te beoordeelen, w en Zijn genadeverbond als het middel, n k v n v z waardoor Hij den raad Zijns welbehagens uitvoert en dat voor ons de door God gestelde regel is, waarnaar we de leden van Christus Kerk en hun kinderen hebben te beschouwen als deelgenooten van het verbond Zijner genade. Een regel, die niet alleen geldt ten opzichte van de kinderen des verbonds, maar evenzeer van de volwassenen, die hun geloof belijden. God alleen kent die de Zijnen zijn; Hij alleen proeft hart en nieren ; maar voor ons menschen geldt het oordeel der liefde, waarnaar we voor Gods kinderen hebben te houden, die Hij in het verbond Zijner genade heeft opgenomen, zoolang ze niet door onchristelijken wandel of belijdenis het tegendeel bewijzen. En dat niet omdat wij het zoo gaarne aldus willen, of dit naar onze overtuiging het meest barmhartig is, maar omdat we in ons oordeel over anderen nooit onze eigen meesters mogen zijn, maar ons stipt te houden hebben aan wat God in Zijn Woord ons voorschrijft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's