GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Er biel niet één Woord”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Er biel niet één Woord”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er viel niet één woord van alle de goede woorden, die - de HEERE gesproken had tot den huize Israels; het kwam allemaal. Jozua 21 : 45.

De macht van 't woord is zoo allesbeheerschend.

Dit komt van het geheel eenig karakter, dat, in onderscheiding van alle overige krachten in Gods Schepping, ligt in .het uitgaande woord. En dit geheel eenig karakter van 't woord komt 't sterkst daarin uit, dat onder alle creaturen alleen de mensch de macht van 't woord ontving.

De macht van't WÖÖ? -^ rustte van eeuwigheid afin den Drieënigen God, en aan wat menigte van schepselen die God Drieënig nu ook het aanzijn gaf, toch is van Godswege de gave van het woord eeniglijk aan den mensch medegedeeld. De vogel kan zingen, het rund loeien^ het lam blaten, de leeuw brullen, maar spreken met het woord kan alleen de mensch. Al zijn er toch enkele dieren, die een geluid kunnen maken, dat op 't spreken lijkt, uit zichzelf een gedachte voortbrengen, en die eigen gedachte in 't woord vertolken, kan piet één dier.

Wat nu de mensch in de macht van het woord ontving, staat daarom zoo boven alles hoog, omdat het woord in God zelf de rechtstreeksche uiting des Geestes is. Ongetwijfeld zijn er in God ook krachten die het Jicht doen uitstralen, .die den donder doen dreunen, die den storm doen loeien, en die de plant doen groeien, maar toch blijft God onder alles door een Geest, wat maakt dat hij alleen God aanbidden kan, wie Hem aanbidt in den geest. Vandaar de heilige Drieëenheid van den Vader, het Woord en den Heiligen Geest. Zoo indringend rijk is daarom de taal van Johannes: »In den begir^ne was het Woord, en het Woord was God, en alle dingen zijn door dit Woord gemaakt? .

Het raadselachtige voor ons blijft nu maar, dat God, die enkel Geest is, en die daarom alles door het Woord werkt, ook ons niet alleen ons menschelijk woord schonk, maar ook zelf zijn Woord door de menschwording van Christus in ons menschelijk woord spreken liet, ja zelfs reeds in de profetie zijn Goddelijk woord in ons menschelijk woord deed uitgaan.

Soms nu voegt daarbij hetGo^delijk Woord zich geheel en al naar het karakter van ons menschelijk woord, en dan drukt het in menschelijk^ preciesheid uit, wat te geschieden staat. Precies en letterlijk. En dan heet 't straks na de vervulling, evenals bij Jozua, dat er niét één woord uitviel van al wat de Heere gesproken had.

Ja, dan heet 't straks, gelijk het in Jozua 21 : 45 staat; Het kwam allemaal!

Gemeenlijk echter heeft 't Woord, dat van onzen God uitgaat, die menschelijke preciesheid niet.

Als Abraham eveneens door het Woord, de heerlijke belofte ontvangt, dat in hem »alle geslachten der aarde zullen gezegend worden«, verloopen er daarna nog tal van eeuwen, eer aan de vervulling van die belofte ook maar kan gedacht worden. Steeds stond men van 's menschen zijde voor tweeërlei woorden Gods.

De ééne soort gaf voorzeggingen, beloften, aankondigingen, die zoo aanstonds zouden uitkomen, en die werden menschelijk-precies gegeven, soms op den dag af. Maar daarnaast stond een geheel andere reeks van beloften en toezeggingen, die, van uit Gods eeuwig bewustzijn bezien, zeer in 't gemeen gegeven werden, en eerst veel later ^ in vervulling zouden gaan, als Gods eeuwig bestel er de ure voor naderen liet. Die zeer preciese profetie nu vindt ge bij Jozua, in verband met de openbaring die aan Mozes ten deel viel. Ge vindt ze bij Abraham in de aankondiging van Isaac's geboorte. Ge vindt ze in de zeventig jaren van Balliagschap. Ge vindt ze in de groetenis van Gabriel aan Maria. Ge vindt ze in de opstanding ten derden dage. En, van die soort profetiën wordt ook hier betuigd, dat er niet één woord van "uit viel, want het kwam allemaal.

Thans daarentegen leeft Gods volk in de verwachting van een nieuwe aarde en een nieuwen hemel. In de verwachting van een heerlijke toekomst die straks in zal treden, en van een Voleinding die in majesteit te boven zal gaan, al wat wij riienschen, en wat onder ons menschen zelfs de dichters, zich aan majesteit kunnen voorstellen.

Alleen maar, hier faalt de preciesheid. Hier staat niet bij, dat 't over zoo en zooveel jaar komt. Eer vlak omgekeerd heeft Jezus ons tegen valsche verbeeldingen gewaarschuwd. »Van die ure, zoo betuigt hij, weet niemand, ook niet de Zoon, maar de Vader alleen «.

Zoo staan beide naast elkander. Van den éénen kant het Woord in menschelijke preciesheid, dat op uur en dag af vervuld wordt. Maar daarnaast het Woord in zijn eeuwige saamvatting, dat even zeker komt en doorgaat, maar dat in de werkelijkheid eerst gesproken zal worden, als het Goddelijk Woord aan de finale uitspreking er van toe is.

Wat is nu het euvel van het ongeloof of zwak geloof, dat hierbij storend intreedt? Toen het Chiliasme zoo de geesten betooverd had, dat heel 't publiek metterdaad niet anders dacht, of over tien, twaalf jaar zou de wereld vergaan, gaf al wat handel dreef zich hieraan over, en men maakte te gelde al wat men h id. Herhaling in 't groot van wat te Jeruzalem na Petrus rede intrad, en waaruit de armoede van de Kerk in Jeruzalem voortsproot.

Dit nu was een staan naar menschelijke preciesheid, waar 't gold Goddelijke eeuwigheidstaai. Alzoo een geloofsfeil. Een verkeeren van de ordening Gods.

Doch wat ia nu het jammerlijke? Dit, dat de tegenovergestelde neiging tot nog veel droever geloofsverzwakking verleidt.

Zie 't, maar, hoe 't in Gods Kerk toeging en toegaat.

De Verwachting van een spoedig intreden van de Voleinding verflauwde en zonk weg. Wat kon. Maar het booze was nu, dat hiermee tegelijk alle uitzien naar de Voleinding allengs werd losgelaten, en dat er thans ook onder de Gereformeerde belijders zoo tal en tal van geloovigen zijn, die wel denken aan hun eigen sterven en ook 'in het Vaderhuis meenen in te gaan, maar die voorts om de Voleinding, die eens komen moet, zich zoo goed als nimmer meer bekreunen, er niet aan hechten, er niet van spreken, en zich aanstellen als zou 't steeds al blijven gelijk het nu is, met storelooze opeenvolging van de eeuwen.

Waaraan dit nu ligt?

Waaraan anders, dan daaraan dat al dezulken niet anders kennen dan het woord van «menschelijke preciesheid«, en dat zij dé kunst nog niet verwierven, om in te leven in de logica van het Goddelijke en daarom eeuwige Woord.

Ze verstaan het niet, dat al wat sinds de eeuwen van ouds in het groote wereldgebeuren zich aandiende, niet anders is gevi'eest dan een spreken van het eeuwige Woord in het machtige feit; dat dit s'preken van het eeuwige Woord daarom aan geen menschelijke tijdberekening kon gebonden zijn; en dat 't niet ons woord in zijn eindige beperking, maar het Woord .Gods in zijn eeuwige taal is, die ons de Voleinding zal doen toekomen.

Het schort aan hun geloof, dat te menschelijk, te weinig van het Goddelijke doorweven is.

Vandaar, helaas, dat ze aan het preciesmenschelijke zich te enghartig vastklampen, en daarentegen het beluisteren van het steeds doorruischend Goddelijke Woord niet diep genoeg verstaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1916

De Heraut | 2 Pagina's

„Er biel niet één Woord”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1916

De Heraut | 2 Pagina's