GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Eer ze roepen, zoo zal Ik antwoorden".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Eer ze roepen, zoo zal Ik antwoorden".

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

[ADVENT].

En het zal geschieden, eer zij roepen, zoo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zoo zal Ik hooren. Jes. 65 : 24.

Als het morgenlicht opgaat, schreit 't jong geboren kindeke om 't door God bereide voedsel in de moederborst, en door die zorge Gods was dat voedsel reeds gereed, eer het kindeke er om riep. Nu noemt de profeet zulk een verzorging vooruit, ter voorziening in een straks pas opkomende behoefte, een an(woofde»Gods, eer nog de verlegene om verzorging riep. En feitelijk is alzoo het geheele bestel van Gods \'oor/-ienigheid. Hij ^cndt deu maJschen regen om 't gras te doen groeien, al dacht nog geen onzer er aan, om te bidden om de tarwe voor den dag waarop het straks gerijpt zal zijn.

Wij roepen eerst als de behoefte spreekt, of als de nood gaat dringen. Maar God heeft dien nood' voorzien, en zoo gaf Hij practisch het antwoord reeds vooruit, op de laede die straks eerst bij ons op zou komen, en, tot onzen God zou worden opgezonden. En zoo is het in letterlijken zin, gelijk Jesaia het hier uitsprak: »Eer ze roepen, zoo zal Hij hun antwoorden*.

En gaat 't zoo, welbezien, in heel ons leven toe, niet anders stond het met Israels hope op den grooten Kerstdag, die in Bethlehem te komen stond. Onder den druk van Rome's Caesarisme begon nu ten slotte toch heel het volk om uitrédding, en voor die uitredding, om zijn Messias te roepen. Maar recht warm kwam die bede eerst uit 't hart op, toen Titus het beleg om Jeruzalem sloeg. En zie, eer toen het volk om uitkomst riep, had God in zijn Almachtigheid reeds zeventig jaren vroeger, de nu eerst opkomende bede verhoord. Het gold hier in zoo letterlijken zin : Eer ze riepen, had de God van Israel reeds geantwoord.

Ja, wat meer zegt, hetgeen hier zoo klaar voor Israel uitkomt, werd in nog veel letterlij ker zin aan de overige volken der wereld, en zoo ook aan onze vaderen in der Bataven land, vervuld.

Ook die andere volken der aarde zouden straks zich verheugen in het opkomen van Christus' Kerk in hun midden. Doch waar van hen het geroep om die redding eerst in de 6e en 7 e eeuw uitging, had de Almachtige reeds bij den ingang der eerste eeuw, in de Kribbe van Bethlehem, het rijke antwoord gegeven op het geroep om genade, dat eerst na zoo lange eeuw onder hen zou opgaan.

En zoo was het hier vooral, dat de profetie haar vervulUng vond: , Eer ze riepen, gaf Ik hun 't antwoord".

Dit is het gebedgmysterie.

Of we 't ons al voorstellen, dat 't geen ons van Godswege toekomt aan heil en aan redding, vrucht van ons gebed zou zijn, toch mag 't niet zoo verstaan.

Beide komt ons van God toe, de drang om in nood tot Hem als onzen God te roepen, en het feit, dat Hij straks na het gebed de verhooring daarop doet volgen. Niet alsof ons gebed 't bewerkte, en alsof onze smeeking het uitgericht had. Dit ook maar te denken, ware geheel het bestuur van Gods Voorzienigheid tot een spel van het toeval maken.

't Gaat al en geschiedt al naar Gods beschikking. Alleen maar, die beschikking van onzen God beweegt zich langs tweeërlei weg. Onder Gods heiligen adem beweegt zich de stroom van 't uitwendig leven voort, maar ook in ons innerlijk bestaan is er een inwerking Gods. S^'olgen we nu die inwerking, is alzoo ons zielsbestaan een saamleven met onzen God, en komt zoo uit ons innerlijk leven 't roepen om vrede, het inroepen van genade op, dan sluiten die twe.e op elkander. Eenerzijds wat onze God over en in ons ten goede beschikt heeft, en anderzijds de innerlijke genade dat we leerden bidden en aan dien drang tot smeeken geen weerstand konden bieden.

Bij dit alles nu gaat 't bestel van Gods Voorzienigheid voorop, en is 't onze God die't alles voor ons bereidt en toebereidt, nog eer wij er de behoefte aan gevoelden. Doch is 't nu alles gereed, dan verwekt diezelfde God in ons verborgen zielsleven ook de vrijmoedigheid des gebeds, en dan komt de onweerstaanbare drang in de smeeking om uitredding.

Datgene waarom we straks bidden zullen, komt dan niet pas na of door ons gebed in de Voorzienige gedachte van onzen God op. Neen, het is dan al te zaam in Gods gedachte reeds ons toegewezen en voor ons bestemd. En dringt dan de nood op 't hoogst, dan is 't diezelfde God, die ons ook het gebed en de smeeking in de ziel doet opkomen. Zoo daagt dan de begeerde uitkomst, maar altoos onder de leuze van den proleet, zoodat de Heere onze God van achteren ook tot ons blijft zeggen: „Eer gij roept, had Ik, uw God, reeds het antwoord voor u bereid*.

Zult ge dan nu er op wachten toi ge hei voelt, dat uw God u tot het gebed en de smeeking aandrijft?

Neen, zoo gaat 't niet in uw gemoedsleven toe. Zoo zult ge eens in de zalige eeuwigheid zijn, als alle scheiding tusschen u en uw God is weggevallen, maar dan juist zal er geen nood meer zijn, en kan er van smeeking in dien zin geen sprake meer wezen.

Nood grijpt u slechts aan in een zondige wereld, en, in die zondige wereld meelevend, komt er ook bij u gedurig zweving op, zoodat er tusschen hetgeen in uw ziel nijpt en hetgeen uw God over u beschikt, geen harmonie, geen ineenvloeiïng en geen eenheid meer denkbaar is. ,

Tusschen uw zielsleven en het doen van uw God doemt dan scheiding op. Het wordt u te moede, om uw zonde, alsof uw God verre van u staat, u loslaat, en uw vrede verderft. Dit kan niet anders, en moet zoo zijn, zoolans uw zonde als breuke tusschen u en uw God blijft bestaan. Dan denkt gij, dat 't gebed een innigheid is die uit uzelf opkomt, terwijl het toch juist uw God is die in zijn erbarmen die smeeking aan uw ziel ontlokt.

Zoo staat ge bij uw smeeking als van uw God gescheiden. Doch is de nood afgewend, en is 't antwoord gekomen, dan ziet ge van achteren in, hoe 'dit antwoord reeds bij uw God gereed lag, eer uw ziel zich in smeeking uitstortte.

En het einde is dan, daf ge dankt.

Dankt, niet alsof ge zelf door uw smeeking uitredding bewerkt hadt, maar nu van achteren inziend, hoe 't uw God was, die eer ge riept reeds zijn antwoord in de voorbereiding tot de verhooring van uw bede gaf. ,

In uw bede gescheiden, voelt ge in uw dank u met uw God één.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„Eer ze roepen, zoo zal Ik antwoorden

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1916

De Heraut | 4 Pagina's