GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ik leet en gij zult leven.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik leet en gij zult leven.”

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PASCHEN- 1918]

Nog eenen kleinen tgd, en de wereld zal mg niet meer zien; maar g5 zah. mn Ëen; want ik \jtsi, en gf mlt levenjohanaes XIT : 19.

Paschen ts het hoege feest van den ^«tfjtibel, en daarom ligt het wezen van ons Pascha zt> o kernachtig uitgedrukt in wat Jezus in zgn laatste ure tot zijn discipelen sprak: »Ik leef en gq ZÏIIE leven*. De herinnering aan het Pascha in Egj-pte kiat tor gelgke gedachte.-Ware het aan Mozes niet gelakt, om 't voik van Israel Eit Gosen in Egvpteland, eerst naar de woestijn, en straks door de woestijn naar Palestina uit te voeren, zoo zou Israel ais zelfstandig volk en als volk van eigen roeping ten onder zgn gegaan en geheel het bestel des heils, dat aan de Patriarchen was gegund, op niets dan op volslagen teleorsteiling z^ neergekomen. God heeft 't toen doorgezet. Israel is door Farao in bange verdrtikkir.g gebracht. Die faan^ verdrukking heeft in Israel de stille bede doen opkomen, of het uit Egvpte mocht worden uitgeleid. Het dreigde in Egypte ten slotte geheel zgn leven als eigen volk, geheel zgn nationale existentie, te verhezen. 'EJX toen b Mozes tot het schgnbaar verloren volk gezonden. Hem heeft God toen door bgzondere openbaring vrij gemaakt. Hem werd het leven weer in de ziel geschonken. En toen \& bij tot het bq na verloren voik uitgedaan. Hg riep aan dit bgna ondergegane voik toe: Sluit u aan mij aan. Ik leef weer, en gg zult leven en vrijgemaakt worden, mits ge mg volgt. Daartoe is het toea gekomen. M'> zês heeft: het bestaan. Door Goddelgke wondermacht gesterkt, heeft hij zich van Godswege als de machrige tegenover Farao gesteld. De worsteling ving aan. J> Êe worsteling liep voor Mozes zegevierend ten einde. En ten slotte toog Mozes door de Roode zee. Al 't Tolk volgde hem. En toen hij als vrg man aan de overzijde van den oever stond, sloop Faiao hem wel na, maar ging in de Roede zee onder. Hem ovenn> l de dood, maar Mozes leefSe, en door Mozes werd lij a volk gered en leefde met hem. In letterigken zin kon hg zeggen: Volgt mg, ik leef en gg zult leven! En zoo is Israel herrezen nit zgn inzinking en Israel leefde weer. Israel toog als vrg en eigen volk naar zijn erve heen., Daar vond't Jerusalem als de plaats zijner heiL'gfaeden. En zoo lag in wat aaa Israel in het oud-Verbond gegund werd, de heerlgkste profetie van den Paascbjufael. Ook bg dit Xieuw Testamennsch Pascha, evenals bg het Oud Testamentisch Pascha onder Mozes, liep het op dit eenige uit, dat het volk van God zgn herders en leiders ontving, dat de eerste maal Mozes, en ca hem de tweede maal Christus, het leven waarin het Tolk voort leven zou, als voor het - volk uitdroeg en 't zgn heer'igke toekomst verzekerde.

Dit nu ügt met doorzichtige klaarheid sltgedrukt in wat Jezus tot zgn discipelen sprak: »Zè leef en gij suit U^'en.y Hier bg nu misleide geen schijn. In lageren zin genomen, lesfdeTt immers de discipelen en kon tot hen niet gezegd worden: > gg zult leven.Ï Aanstonds gevoelt men dan ook, dat hier tusschen tweeërlei leven moet onderscheiden worden. Er is een leven dat wg, kinderen der menschen, met de dieren, en tot op 'ze'sere hoogte zelfe met de planten, gemeen hebben. Dat a ons lagere leven, dS enkel op ons lichaam en op onze natuarlgke levens "-errich tingen en hartstochten doelt. Als een pasgeboren kindeke In de wieg iigtte schreien, • toont 't te leven, maar van een leven voor God spreekt hieruit nog niets. Ook de p43 ontpopte vogel kirt, ea geeft hierin een levensteeken, dat toch met heiliger zin niets uitstaande heeft. Zoo nu is 't ook met OQS. Zoodra het licht in ons oog sïaat, en onze ademtocht zich in klanken uit, is er een levensteeken, doch wat er van dien sard zich ook in ons uit, het verraadt geen' kaoger leven, het heeft met een hooger leven nicts^ uitstaande, hst behoort alles nog eeniglijk tot het leven dat we met de dierenwereld gemeen hebben. Het kan wel hooger in soort staan, maar bigft fcocli als aard ééa. De nachtegaai bezit een zooveel rgker geloidsvermogsn aan 't hoen. maar toch H en büjft ook de nachtegaal van lagere orde. Hoe heerlqk de nachtegaai ook zingt, hg kent zgn God nset^ Of nu ai de menscheiijke stem of het menschelgk denkvermogen een nóg hooger levenssoorr vormt, toch neemt dit met weg, dat ook in den mensch alle deze gewaarwordingen buiten de religie en buiten de gemeenschap met God om gaan, zoodat 't straks toch aMes weer verdwijnt en in den dood ondergaat, tenzij er genade in de ziel wordt gewerkt, en door óx^ genade het hoogere leven in het innerlgk wezen tot uiting'kwam. Xu zou't minder tot verwarrin g leiden, indieö we vc? or die tweeërlei bestaan suiting tweeërlei woord of uitdmkking hadden, en indien we t. v. al dat lagere leven onzer natuur, ons natuurbestacm noemden, en het rijke woerd van leven eeniglgk bezigden voor wat we hx, gemeenschap met onzen God tot uiting brengen. Doch dit is nu eenmaal niet zoo. Ons lager bestaan en oas geestelgk 'oestaan worden beiden met de uitdrukking van hvem aar gegeven. Leven noemen we den eersten ademtocht, waarmee het pasgeboren^fcindeken om de moedermelk schreit, en evenzoQ noemen we leven, wat God in de wedergeboorte aan zgn uitverkorenen toebedeelt. Die beiden he'oben we alzoo steeds te onderscheiden, en in verband hiermede zg 't ons steeds klaar en helder, dat op ons Pascha eeniglgk sprake is van het levert uit den geestel^ken wortel, en dat Jezïts, 't leven in die heïHge betee'senis nemend, t& t zgn jonge'iingen sprak: > Ik leef en gg. zult leven*, en zalks hoewel ze levend voor hem stonden, en Hg zelf < fen dood tegemoet ging.

Nn is bij ons van sterren in tweeërlei beduidenis sprake. Adam leefde toen hij geschapen was, èn lichamelijk èn geestelgk. Eerst stierf hg' toen geestelgk, doch 'oleef lichamelijk nog negen eeuwen leven, en eerst toen stierf hg aan den lichamelgken dood. Doch inmiddels was hg nit genade wedergeboren en leefde, van dat oogen'olik af, ook nogtofisls geestelgk. En evenzoo gaat 't met ai zijn nakomelingen op en neder. Alle kfnJfcien der m^enschen zgn geboren als van het hooger leven beroofd. Ook de uitverkorenen QRderhen, ontvangen met hun geboorte het gewone leven, doeh zijn dan neg van het hooger leven beroofd. Dit duurt dan tot hun wedergeboorte, en alsdan gloort ook in hen de vonk van het eeuwige leven op, & < & na hun sterven gloren blijft, en hun alsdan de zaiigfaeid in het Vaderhuis waarborgt. In Adam ontvingen we. het leven, aardseh en geestelgk. Door Adam's val verioren we het geestelijk leven, maar behielden het tijde-Igke. Vilt wedei^boren wordt, ontvangt nu het geestelgfcc leven tenig. Sterft hij nu, dan verhest hg het tijdelgke, maar behoudt het eeuwige leven. En zoo gaat Bij, met ds kiem van het eeuwige in zgn hart, de eeuwigheid tegen. Van ons kan alzoo gezegd, dat we het leven verloren hadden, dat ws door wedergeboorte het leven terug ontvingen, en dat we met die Mem van heb eeuwige in ons, straks het Vaderhuis ingaan. Voor een gevallen kind des menschea ligt er derhalve niets vreemds in, dat er van hem gezegd wordt, dat hg leeft, d.i. liehamelgk leeft, en dat hg toch tegelijkertgd d/iad Is, dJ. geestelijk wegstierf, en dat hij ten slotte lichamelijk sterft, en dan toch geestelijk leeft en levend de eeuwigheid tegengaat, om in alle eeuwigheid dit rgker leven te genieten.

Doch zoo stond 't met Jezus niet. De Christus Is niet als wg in zonde ontvangen en geboren, maar, zonder dat hg aan zijn geestelgk wezen ook maar de aüergeringste schade leed, zag bij in ongerepte en volkomen heiligfaeid het leven. Er moge ahoo bg den Christus sprake zgn geweest vsn lichamelijke inzinking, zoodat hg ons Igden medeleed, maar in zgn bestaan en wezen was en bleef • de Christus tct deji einde toe volkomen ongerept. Volstrekt heil%. En in zijn geestelgk leven door niets en in niets afnemend. Van den dood & ^ Adam, en na den Stamvader, alle menschenkjad aantastte en overviel, kon bij den Christus in geeti enkel opzicht en op geeneriei manier sprake zgn. Vandaar dat Jezus dan ook met zulk een besHstheid, en zonder zweem van voorbehoud, het uitspreekt: sik leefc. Vanzelf doelde dit in geen enkel opzicht op 't uitwendige leven, want in dien zin leefden zgn discipelen ook. En^ toch komt 't hier 'yisst op de alles afdoeEde tegen-, 3 - stellmg aan, dat Jezus leeft, eo zijn disci-f pelen met. Ook zg zonden ja leven, doch dat leven van zga discipelen zou eerst l^"*^ , ^°"^*'° ^ vrucht van zgn opstanding, Op "t 5»genblifa dat Jezus dit mtspr^k, leefden zij nog niet. Andera toch had Jezus niet kunnen zeggen: »én gg sulf lev=nc. Die tegensteOIng doet Mer alles af. Jezus leefde op dat eigen oogenblik dat hij zich aldus uitliet. Zga discipelen daarentegen zouden het eeuwige leven eerst daarna ont-^^ngen. Immers het is deze en geen andere tegenstelling die uitgedrukt ligt in de zoo velzeggende woorden: »Ik leef en gg zult leven", _ wat toch inhoudt: nu nog niet, eerst later, eerst als vrucht van mgn verrijzenis. Er moet daarom volle nadruk op gelegd. dat Jezus, toen hg bier voor zgn Jongeren stond, ten volle leefde, en wel leefde met een leven dat hem niet kon ontgaan of kon ontnomen worden. Hetievrj waarvan Jezus hier spreekt, is hem dan ooi? . niet ontnomen geworden, en zelfs toen Jezus, ons ten behoeve, den dood inging, is dit Ieren hem niet ontnomen. Jezus toch zegt niet: > Ik, mijn vrienden, ga nu sterven. Dan zullen we beide het leven verioren hebben, maar we zullen beide desniettemin het leven terugwinnen. Dit zegt Jezus niet, en kon Jezus niet zeggen, want geestelgk sterven was bg Jezus in den meest volstrekten zin onmogelijk. Jezus sterven is een uitwendig, geen geestelgk sterven geweest. En hierin nu bestond juist het onderscheid, dat het sterven bg de discipelen tweezgdig was, een natuorlgk en een geestelgk sterven, en dat hun door Jezus eerst het herboren worden geestelgk, en straks in de ure der wederopstanding ook üchameHjk, zön worden toegebracht.

Eerst zoo verstaan we hst ondoorgrondelgk diepe stervenslgden aan het Kruis. Christus als de Zone Gods kon niet sterven. Om te kunnen sterven, moe t aan Jezus een - egennatuurlijk geweld worden aangedaan. Een tegennatourlglc geweld, waarvan wg ons nauwelgks een voorstefling kunnen vormen. Hierop nu wees ree'ds Gethsemané. Reeds in den Hof der uiterste verzoeking droog in Jezus het doodeigk benauwende gevoel, dat hem iets overkomen moest, dat bg iets aanvaarden moest, en dat hg iets ondergaan moest, wat niets minder, zijn zou dan het aanvaarden van tegennainurnjk geweld aan zgn wezen. Hg de Hetlfge, de volstrekt Heüige, die noch met eenige zonde, noch met een^ stervensverschijr.sel ook maar iets gemfien had, .zon tGchltsa slotte, cyn ons te redden, aan 't Kruis van Golgotha een inuerigke zetfwegwerptng moeten volbrengen, die het Lama Sabacktaid op zgn lippen bracht. Een verlatenheid van den Vader was op zich zalf voor den Zone Gods iets volstrekt ondenkbaars. Alleen als geweidaandoening aan zgn innerlijk wezen kon zoo iets ook tnaar ééa oogenblik gedacht worden. En dit nu juist is het wat zich in de bange heAc nitsprak: Vader, waarom hebt gg mg veriaten? Het Kniis was de aanranding van Jezus mtwendige ^ persoonlgkheid, een aanranding, die straks 'va. de opstanding werd te niet gedaan; maar veel dieper drong het veriaten zgn van zijn Vader in de ziel van Jezus in. Het is & K: inner-Igke verlatenheid die vooruit reeds in Gethsemané de donkere slagschaduw op Jszus leven wierp, zoodat een engel hem te hulp moest komen. Maar toch eerst aan het Kruis is die terugtrekking van den Vader voor den Christus ten voUe ingetreden. En zoo ïs 't aan het Kruis dat de Christus voor ons geleden en doorstaan heeft het bangste wat hem treffen 'koa, en dat hierin bestond-, dat de Christus in zijn innerlgk wezen een scheiding voelde doorsnijden, éxe. voor een oogenblik, langer niet, maar voor dat oogenblik dan toch^ de wezensheid met zgn Vader niet brak, maar schokte. Er is-aan Jezus in zgn sterven geweld aangedaan, en Jezus hééft in zgn sterven dat geweld iirillen ondergaan. Indien de Vader hem niet had willen verlaten, zoo ware het Kruis het Kruis niet geweest. En al ware het dan al, dat het lichamelgk menschelgk bestaan voor hem onder ware gegaan, zoo zon de Vleeschwordisg teniet zija gedaan, maar er zou geen heü zijn aangebracht en geen verlossing ware voor ons \erworven. Doch na bestaat hierin juist het mysterie van Golgotha, dat de Christus in die ure van zijn sterven niet zijn menschelgke existent»! losliet en niet zgn vleeschwording te niet deed, maar bleef wat hij uit Maria, dank zg de ontvangenis uit den Heiligen Geest, geworden was, en toch «ien dood tegenging en onderging. Overmits 'hierbij nu van een verhezen van zgn leven geen sprake kon zgn, bleef het leven in hem, maar rees er als een scheldsmaar tusschen hem en zgn Vader; en zulks niet doordien hg van zgn Vader afviel, maar doordien de Vader hem, niet in zgn Zoonschap, maar in zgn menscheigke natuur, losliet. Alles uit zich daarom inden angstlcreet en in de bittere klacht: i Vader, •waar, M keet Gij mii verlaieat.^O^iichzidï was dit het ondenkbare. Innerlgk was het dan ook volstrekt onmogelgk. Hoe zou er eolt tusschen den Vader en den Zoon scheiding denkbaar zgn. Dit ware de Drieëenheid te niet doen. Als ge u ook maar een oogenblik den Zoon denkt als van den Vader gescheiden, dan is er geen Drieëenheid meer. Het blgft daarom ontegensprekeiqk, dat ook onder het Lama Sabachtani, d.w.z. Waarom hebt Gg mg verlaten, de absolute eenheid van Vader en Zoon met den Heiligen Geest stand hield. IhVzich ook T o maar een oogenblik anders te denken, zon een prijsgevro van de eenheid van Vader, Zoon en Heiligen Geest zgn. Daarop mag dan ook zelfs geen vluchtig oogen'olik worden gedoeld, 't Gold eeniglijlc het besef van 't Godzgn in het menschelgk bewustzijn, waarop het hier aankwam. Jezus was, om ons te kunnen redden, als onzer één. Hg was mensch geworden. Het geheim van zgn optreden als Verlosser lag eeniglgk hierin, dat hg, Gods eigen Zoon en de tweede Persoon in de heilige Drieëenheid big ven de, zich er toe vernederde om ais "nzer één onder ons op te treden, en zelfs, alle smet «n zonde vanzelf uitgezonderd, deelgenoot van onze zwakheden te worden. Dit maakte dat Jezus ook sterven kon en zich, vo^ het menscheiijke, aan den dood kon onderwerpen. Dit zou met duren, oh. zou zoo niet blgven. Eenmaal gestorven en uit dien dood opgestaan, zou hij geen tweede maal kunnen sterven. In dien dood zou hg dan zgn gemeenschap met het menschelgk ingezonkene hebben afgelegd en ook naar zgn menscheiijke natuur boven 't vergankelijke in onze natuur zich verheven hebben. En dit juist zou dan zijn opstanding zijn, en dit was die verrijzenis die hem aan 't zwak-menschelgke voor eeuwig ontnam en er boven verhief.

Doch het sterven fooest toch reëel zgn, en dat sterven moest een ondergaan van den dood ten doei hebben en hierin lag het motief, waarom de Christus niet mocht sterven op 't krankfaed, maar sterven moest san het Kruis, sterven moest als een veroordeelde, sterven moest als ware het recht niet door hem gehandhaafd, doch vertreden. Dit nu mocht geen schgn wezen, maar realiteit. De rechtsbedeeling op aarde en onder ons kinderen der menschen had zich zelve vervalsc'nt, maar ze bleef niettemin een bedseling van het Recht. Zelfs had onder alle volksn het Romeinsche volk de faedeeling van 't recht 't ruimst in practgk ge'oracht-Het Romeinsche recht was het ruimste en edelste recht, dat dusver onder menschen tot uiting was gekomen. Dat Romeinsche recht nu was tot in Palestina doorgedrongen, eer de Christus geboren werd. Het is onder de bedeeling van dat Recht dat Jezus als kihd des menschen die drie-en-dertig jaar had geleefd. Het was dat Romeinsche recht, dat zich ten slotte met Jezas verstaan moest. Dat Recht moest voor hem bezwijken, of hg moest ten doodc gewgd worden door dat Recht. De strijd tusschen Pontias Pdatus en Jezus is daarom - de groote Rechtsstrqd geweest. Pilatos heeft dit zelf gevoeld, en hg worstelde ten einde toe, oor van alle gewelddaad ten koste van Jezus af te bigven. En ten slotJe is het een indeuken van het Recht ter wille van de majesteit van de Macht ge wees; ale. hem voor 't: iDan zijt gij des Keizers vriend niet meer, < deed bufciÊn. Maar hoe veelzeggend ook alt phrase leek, ze drukte slechts de overmoedige en brutaalste verkrachting van het Recht uit. De eerbied voor alle R«: ht spruit toch daaruit op, dat God Almachtig het Recht poneert, en dat we deswege, met het oog op zgn Majesteit, voor de uitspraak van 't Rscht het hoofd hebben te buigen. Hier daarentegen werd voor de Majesteit Gods de Majesteit, van den Keizer in de plaats geschoven, en uit vrees voor al< i Keizerlijke Majesteit het Recht Gods stoEtweg gebroken en geschonden. pis-heeft Jezus toen, als in onze plaats tredend, voor ons gleden en voor ons gedragen. Den vloek die hierin lag heeft, hg om onzentwiEe op zich genomen. En zoo ïs toen 't ontzettend oogenblik hem, als onze Middelaar, overkomen, dat hij, al onze ongerechtigheid op zich nemende, en den vloek daarvan dragende, de scheiding onderging óle. tussc'oen hem en den Vader juist door dien vloek intrad.

Dit raakte en deerde, gelgk tfan zelf spreekt, in niets Jezas heilig Zoonschap, doch eeniglgk den band die Hem als Zone Gods met onze menscheigke natuur verbond. Tweeërlei kon hier bestaan. De menscheiijke natuur tïïe Jezus had aangenomen, kon zich heiligigk voegen naar het Zoonschap, of ook èis. menscheigke natuur kon zich alzoo openbaren, dat ze tegen & < ei volstrekte eenheid met het Zoonschap inging. Het eerste Is na Golgotha steeds 't eenlg denkbare geweest en Is nog zoo en zal eeuwig zoo blgven. Ea dit niet aUesn, maar cK> k vóór Golgotha straalde in aUes deze heilige verhouding en samenhang door. In zgn spreken, in zgn wonderwerken, in - zijn vastzetten van het verbond met zgn jongeren en in zgn profetiëan over de toekomst. Op habor werd óx eenheid zelfs zoo verinnigd ea verhoogd, alsof reeds de eeuwige duarzaamhcid ware ingetreden. 'Maar tot p Golgotha bleef deze verhouding van Jezus tct ons menschelgk Instaan vatbaar voor loswikkeling, en hiertoe juist is het bg Gethsemané en straks óp Golgotha gekcteen. Toerr toch Is door een daad des Vaders de Middelaar onder den vloek gesteld. Is de volle doodelijke druk van des menschen doodelijke zonde op hem neer gekomen, totdat Jezus in den dood bezweek, als begraven onder onze menscheiijke oDgerecfadgheid. Het onuitsprekelijk bange hier nu was niet, dat hij stierf. Wie telt ze de kinderen der menschen, die, uit eigen aandrift den dood zoekende, als» 't moet, moedig den dood te gemoet gaan? Neen, wat in Jezus den doodeiijken strgd gaf, was, dat onze redding niet In naam of schgn mocht toegaan, maar geheel wezenlgk moest zgn; dat hij daarom metterdaad en in alle realiteit onzen vloek en onze verdoemenis dragen moest, zou hij ons verlossen kunnen, en dat het dit dragen van den vloek was, waardoor hg, ook al was het slechts voor een oogenblik, zich van zijn Vader moest voelen als losgelaten, cm onder den vloek weg te lïnkcs.

Jezus opstanding is daarom in 't minst niet een opwekking uit den dood geweest, zooals we daarvan hooren bg Lazarus. Bij Lazarus en allen dw, als hg, uit de dooden opstonden, was 't niet anders dan een tevensvcrlenglEg, dl< s^ hun ten deel viel Straks stierven ze toch weder, en in dien tusschentijd die tusschen hun eerste herleving en hun tweeden dood verhep, waren ze niet anders dan normale menschen, en aan alle dood en doodsgevaar steeds weer onderworpen. Bij Jezus Is 't daarentegen zoo geheel anders. De doodskiem was bg ezus met zgn sterven op Golgotha verdwenen. Jezus was in het hooger leven opgegaan. Hij stierf niet meer, wgl hij niet meer sterven kon. Vandaar na zgn opstanding zgn geheel anders verkeeren met zgn jongeren. Zgn komen en verdwgnen. Zgn zich openbaren, en dan weer schuilen. Én al zulks tot de Hemelvaart hSm hoog daarboven als da Schuts en Bewnarder en Voorbidder voor zgn Gemeente op aarde deed optreden, inwachtende de ure ais. eenmaal komt, als hg tot zgn Kerk op aarde zal afdalen en den herboren paradgstoestand voor eeuwig in heerlijkheid zal doen schitteren. Drievoudig is alzoo, wat in de Opstanding van Jezus zich voor ons ontplooit. Niet in zgn Goddelg ke natuur is Jezus voor ons opgestaan uit den dood. Immers de Goddelijke natuur van Jezus kon geen dood on dergaan. Zijn sterven op Golgotha trof den Heiland eeniglijk in zgn mensch-zgn. Met zijn opstanding daarentegen trad het oogenblik in. waarin ook zgn menscheiijke natuur geheel en volkomen onder de faeheersching van zijn Goddelgke natuur trad, zoodat van dit oogenblik af geen vergankelgkheid. of verderfe-Egkheld zgn menscheigke natuur meer kon antasten. De opstanding toch bestond uist daarin, dat alsnu de onaantastbaareid van het Goddelgke ook op zijn mencheigke natuur overging. Jezus kon noniet meer Igden, Jezus kon na niet meer terven. Voor 't eerst was 't hier die opstaning uit den dood geweest, die den dood e niet deed en de mogelijkheid zeUs van ederom te sterven afsneed.

Doch hierbij bleef het niet. De band toch, die Jezus met onze natuur en In dv& natuur met ons samenbond, hield ook onder en na zijn sterven stand, en wel zoo dat van Jezus de bepaling uitging, op wie zgn reddende kracht zou ia-en doorwerken, en wie er van verstoken zou blijven. Het wondere mysterie van het nooit te begrijpen geloof zou hier de beslissing geven. Waar het geloof ontkiemde, zou < ^s. band voor eeuwig vast liggen, en waar dit geloof uitbleef of door ongeloof of vijandschap tegen hetgeloof vervangen werd, zou een door niets ts stuiten vervloeking en verdoemenis intreden. Ons Pascha draagt dan ook altoos de twee elkander uitsluitende gevolgen in zich, Wie er in wordt opgenomen, en er in leven mag, gaatin geen eeuwigheid ooit meer onder, maar 'olgft Jezus toefaehooren. Maar dan ook omgekeerd, wie er niet ab Inge-. vlochten wordt, doch er buiten afglijdt, voor dien Is het leven voor eeuwig in den dood verkeerd. Voor dien daagt het heü nimmer. En nu ten slotte, zoo ge neerziet op de worsteling óx< i hier op aarde nog overblijft, dan reikt '"t altoos aan uw Pascha, 't zg na uw wegsterven uit dit aardscfae leven om over te gaan in het Vaderhuis, oftewel, zoo ge de Parousie beleeft, tot Jezus wederkomst ten gerichte, als eens de Voleinding ingaat. Dat nu de kinderen der wereld het Pascha naar het weer opleven van de natuur in haar lente omzetten, is natuurlijk. W"ie 't geloof derft, heeft niet anders dan de natuur in haar van jaar tot jaar weer opbloeien. Doch waar geloof mag

werken, zijn 't geheel andere gevoelens en gewaarwordingen die met Pascha het hart beheerschen. Dan toch is het Paschen telken jare opnieuw een zich in Christus van den dood losmaken, om met Hem één, reeds in den strijd op aarde de zegepraal te genieten, die elk kind van God in 't geloof dank zij Jezus's verrijzenis, tegengaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Ik leet en gij zult leven.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's