GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND.

XII.

OOK TEN GOEDE?

Zoo scheen het Kees dan recht mee te loopen. Op de fabriek werd hij meer en meer beschouwd als een der beste werklieden, hoe jong hij ook mocht zijn. Hij bracht ongezocht nieuwe klanten aan, was ijverig in zijn werk en verrichtte menig karweitje even goed a!s het eerste bij den oudhedenminnaar.' Deze laatste vergat Kees niet, ontbood, hem nog meermalen en loonde zijn goede dieasten steeds met een slokje, dat niet versmaad werd. lu 't kort Kees kreeg er velen te viiend, en verdiende mettertijd een aardig loon.

Zoo kon hij dan ook meer uitgeven. Had hij ^ het maar gedaan op de rechte wijs, maar daar ontbrak veel' aan. Wel gaf hij nog altijd een goed deel vau zijn verdienste aan moeder, maar ook ging een niet gering deel een minder goeden weg, namelijk naar het laadje van den herbergier, of vrooiijke vrienden wisten wel raad om er zich zelf aangename uren door te bezorgen. Daarbij kwam dat Kees van nature goedhartig was gelijk wij weten, gul voor iedereen en daardoor gemakkelijk te bewegea iets af te staan. Zoo schoot er tenslotte veel miuder over dan men zou gedacht hebben. Aan hoevelen Kees nu en dan een kwartje of een guldea leende, zoo het heette, wist hij zelf niet. Hij schreef het ook maar niet op: het kwam toch nooit weerom. Kees vond dat hij nu een heel prettig leven had en daarmee was hij tevreden. Het kwaad gezelschap was juist wat hij zocht, maar in zijn verblinding zag hij dafrniet.

Doch in den Bijbel staat geschreven:

„Daar is een weg die iemand recht schijnt, maar het laatste van dien zijn wegen des doods".

Dat had Kees denkelijk wel meermalen gehoord en gelezen, maar zeker niet ter harte genomen. Wat wij lezen in den eersten Psalm is en blijft waarheid, zelfs al leest of hoort men het niet,

Welzalig hij, die in der boozen raad Niet wandelt, noch op 't pad der zondaars staat. Noch nèderzit, daar zulken samenrotten. Die roekeloos met God en Godsdienst spotten; Maar 's Heeren wet blijmoedig dag en nacht Herdenkt, bepeinst, en ijverig betracht.

De Heer toch slaat der menschen wegen ga. En wendt alom het oog van Zijn geti Op zulken, die, oprecht en rein van zeden. Met vasten gang het pad der deugd betreden; God kent hun weg, die eeuwig zal bestaan, Maar 't heilloos spoor der boozen zal vergaan.

't Was met deze woorden, althans naar den inhoud, dat een kort gesprek eindigde tusschen den predikant van het dorp en Kees, die elkander tegenkwamen op den grooten weg.

Kees was indertijd reeds niet zoo heel jong meer op de catechisatie gekomen, doch had er nooit veel leerlust betoond. Toch had de dominee steeds er op "aangedrongen, dat niemand als lid der Kerk werd teegelaten, die niet bleek goed onderricht te zijn. Kees echter had, als gezegd, geen lust, en zoo kónden dominee en hij het nooit best met elkaar vinden.

Vanzelf werd het er niet beter op, nu Kees meer en meer van den goeden weg afdwaalde.

»Je hebt niet roodig zoo vroom te worden c, zeiden de vrienden. »Dat is goed als je oud wordtc. En Kees gaf aan die dwaze taal gehoor. Wel voelde hij zelf in zijn geweten dat bij niet goed deed, en het einde wel eens heel slecht kon zijn. Maar zijn booze hart vond lust in wat de vrienden zeiden, dat hij het buiten God wel stellen kon. De wereld te dienen was zijn begeerte, maar ook hij ondervond dat wie een vriend des wereld is, een vijand van God gesteld wordt.

Zoo bleef hij dan maar eenvoudig van de catechisatie weg, en zond zelfs geen bericht, even lomp handelend als vroeger jegeas baas Peter. Wel' vermaande de dominee hem, doch Kees die de waarheid niet zeggen wou, hield vol dat hij geen tijd had wijl hij zoo ver van zijn werk woonde, en zoo laat thuis kwam.

»Maar ik dachtc, zei de dominee, »dat als de ongelui naar de catechisatie moeten, de fabriek hun vrijaf geeft, ea den verzuimden tijd hun toch betaalt, als zij maar een bewijs van den dominee toonen dat zij de catechisatie hebben bijgewoonde.

Kees was verrast dat de dominee zoo goed op de hoogte was, maar zocht nu een andere uitvlucht.

> Ik heb toch geen tijd om te leerene zei hij, en als ik 'savoads t'huis kom, dan ben ik moe en heb slaap c.

»Toch niet te moe om zeker gezelschap op te zoekenc, sprak weer de dominee die alles scheen te weten, en nu niet zoo vriendelijk sprak als anders. iHoor eens. Kees, het loopt veikeerd. Ik zal nog eens met je ouders spreken, maar toch de rechte begeerte moet bij je zelf zijn. En als je die mist vraag er dan den Heere

om, dan kan alles nog te recht komen. Denk aan wat in. den eersten Psalm staat.

»Maar ik heb geen lust» zei Kees nu ronduit.

•Lees t'huis Psalm 1 nog eens over» zei de dominee en stapte voort.

Dat het met het kerkbezoek niet beter ging dan met de catechisatie, begrijpt gij. Ik vertelde reeds hoe Kees zijn wegblijven in den zomer verontschuldigde met zijn wandelingen. Maar in den winter als er niet te wandelen viel kwam Kee? toch ook niet onder het gehoor van den leeraar. Deze die natuurlijk dit anders gewenscht had sprak er met de ouders over. Maar dat baatte weinig. Want ook nu trokken vader en moeder partij voor hun jongen. Kees, zoo zeiden zij, was toch een jongen die zijn best deed. Zijn baas was over hem tevreden. Hij verdiende reeds bijna zooveel als een volslagen ' knecht. De menschen waren op hem gesteld. Van zijn loon gaf hij nog trouw meer dan de helft in de huishouding, was nooit karig en had ook voor een arm mensch wat over. Volmaakt was hij niet, maar dat zou onze lieve Heer ook van niemand vergen. Als Kees zijn plicht maar deed, stak er zoo veel kwaad niet in of hij eens Zondags de kerk oversloeg."

»Maar hij slaat nu alle Zondagen over", zei de dominee met een glimlachje.

»0, dat betert wél weer", zei moeder. »Kees is nog jong. Als hij ouder wordt zal het alles wel veranderen."

»Juist" zei vader, »onze Kees is eerlijk en braaf net als wij door Gods goedheid. Wat is er eigenlijk op hem te zeggen? "

> In Gods oog zeker heel veel, " sprak de dominie ernstig. »Maar denk eens hoe hij jegens zijn vorigsn baas gehandeld heeft. Petéï zal het zeker nooit vergeten, en ik ook niet."

»Ja, u zijt zijn vriend, en daarom begrijp ik dat u zoo spreekt. Maar anders — 't was eenvoudig eén kwajongensstreek, die niets beduidt. De meesten die het hoorden hebben er hartelijk om gelachen."

De predikant zag wel dat hij niet vorderde. Hij vermaande de ouders ernstig zich niet te bedriegen maar wel voor hun kinderente waken. Ze hoorden het aan maar beloofden niets. De waarheid was dat hun godsdienst zelf sleurweik was en niet uit het hart voortkwam.

Wat Kees betreft, hem kreeg de predikant niet te zien. De jonkman was toen hij den predikant zag aankomen de achterdeur uitgewipt ea pachtte in den tuin af tot de leeraar vertrokken was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's