GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dultschland. De rechte toon aangeslagen. De Joden krijgen deschuld.

In een Duitsch blad stond eenigen tijd geleden een artikel, , waarvan wij wenschen, dat het de uitdrukking is van het gevoelen van alle Christelijkgezinde lieden in dat land. Na opge­ n merkt te hebben, dat men gebeden had voor een „genadige vrede", om „een vrede met zegen", zegt hèt blad verder:

„Zou dit dan genade en zegen geweest zijn, wanneer wij als een troisch, hoogmoedig. Godvergeten en tuchteloos volk de zegevanea hadden laten wapperen ? Doen de diepe wateren, waarin God ons voerde, ons ook werkelijk neerbuigen voor Hem, dan eerst geraken wij in het bezit van den begeerden vrede. Gods oordeekn treden ons. Millioenvoudige ongerechtigheid der hooggeplaatsen legen de ondergeschikteu, van de woekeraars tegen de hongerlijders — de brutaalste echtbreuk en de onbeschaamdste ontucht, waarmee officieren en manschappen, mannen en vrouwen zich bevlekt hebben — wie zal ze alle opsommen, de zonden in volk en leger, die tlüms bezocht worden? En mogen wij ons zelf als kerkgemeenten, als dienaren des Woords, als oudsten en opzieners vrijspreken van bijzondere schuld? Breede kringen van buitenstaanden en thuisgeblevenen keerden aan de Godshuizen den rug toe. Wij bleken niet bij machte, den measchenstróom, die bij bet begin van den oorlog naar ons toevloeide, ook maar in bescheiden omvang vast te houden. Lag het niet veelszins daaraan, dat de bazuin geen helder geluid gaf, dat blinde partijzucht voor politieke en mihtaire leidsltedtn, jammerlijke angst voor den censorstreek, dwaze pogingen om stemming te maken, ons tot stomme honden maakten, waarvan men zich verachtelijk afkeerde? Was het ons vurigst ijveren in het worstelen om de zielen, dat de naam van onzen Vader, die in de hemelen is, geheiligd worde, dat Zija koninklijke heerschappij kome en Zijn wil op aarde gelijk in den hemel geschiede? Werd Gods Woord hoe langer hoe klaarder onze wegwijzer in persoonlijke en kerkelijke aangelegenheden? Mea culpa., tnea maxima culpa! Dat zij de grondtoon van ieder on'.er. Zoo alleen kunnen wij het ervaren: door Uwe verootmoediging hebt Gij mij groot gemaakt. En naar de mate, waarin ons heele volk dat doorleeft, hebben wij een genadigen vrede, een vrede met zegen.

Voor het overige houden wij ons aan 'sHeilands woord: Elke dag heeft genoeg aan zijn kwaad. Wij weten in deze dagen vaa den revolutiestorm mnder dan ooit wat komt, weten net, wie morgen de macht in handen heeft, weten niet, wat onze gemeenten voor strijd hebben door te maken. Wanneer ze dan maar bevonden worden als gemeenten onder het kruis. De Kon'ng aan het kruis bdjft onze hoogste autoriteit. En hij geeft ons de gezindheid die ons voor elke overheid doet bidden. De tegenwoordige Duitsche regeering heeft het hard noodig, dat een biddend volk achter haar staat. Wij willen het niet vergeten .willen ook in onze voorbede onzen, grijzen veldmaarschalk gedenken, die als man van Duitschen bloede de troepen huiswaarts voerde, en bidden niet het minst in de stilte van de bicnnkamer voor onzen vroegeren keizer en koning, dat de Heere hem op de wegen van verootmoediging tot Zich trekke.

Mogen alzoo onze menschelijke oorlogsdoeleinden wegvallen, wanoeer dan maar de oorlogsdoeleinden Gods met ons en de volkenwereld bereikt worden! En Hij bereikt die! Dat maakt ons in elk opzicht getroost”.

Een gansch andere geest spreekt uit hen, die den Joden de schuld geven van de ellende waarin het Duitsche volk gestort is. Vooral in Duitschland is men in sommige kringen er op uit, om aan de Joden te wijten, dat de revolutie uitbrak waardoor een smadelijke vrede moest gesloten worden.

Wij hebben voor ons liggen een geschrift dat uitgegeven werd door den «Reichshammerbund*, Hamburg 21, dat tot titel draagt: «Die Hintermainer*. In 5, dit geschrift wordt betoogd, dat de Joden in 1812 in Duitschland vrijheid kregen om hun religie uit te oefenen; door de revolutie van 1848 kregen zij dezelfde burgerlijke rechten als andere staatsburgers. Daarmede waren de Joden echter niet tevreden. Zij wilden «Vorberéchtigung». In 1856 schreef de uit Duitschland gevluchte Jood Karl Marx, die eigenlijk Mordechaï heette, in Engeland een boek «Het Kaphaal», en daarmee begint de sociaal-democratie! Marx wil «Verstaatlichung», maar niet alles moet onder den staat komen. De Duitscher heeft lust tot voortbrengen; overal waar hij optreedt is hij landbouwer, handwerker, arbeider of een leider van arbeiders, arbeidgever of industrieel. Nu moeten juist landbouw en industrie, dus de voortbrengende arbeid waarin de Duitscher fl nk is, volgens den voorslag van den Jood Marx, aan den staat_ komen. Daarentegen moet de geheele handel, de voortbrengselen waarop de Jood zich bij voorkeur werpt, niet door den staat gedreven worden. Het zou toch voor de hand liggen, den graanhandel aan den staat te brengen, maar daarover spreekt Matx niet. Ook zou het gemakkelijk zijn, het geheele bankleven in de handen van den staat te leggen, maar daarvan spreekt Marx niet. Hij wil alleen datgene onder den staat brengen, waarin de Duitscher werkzaam is, maar datgene, waarin de - grijpende Jood uitmunt, mag niet aan den staat gebracht worden. Maar het is niet in te zien, waarom een groote industrieele onderneming gevaarlijk is, terwijl een bank n'et gevaarlijk zijn zou. Wanneer een bank met eeu kapitaal van 100 millioen mark werkt ea het dagloon S mark bedraagt, dan werkt de bank met 20 millioen arbeidsktactiten en dat is, over 300 werkdagen verdeeld, met de kracht van 66.000 daglooners. Deze Joodsche invloed moet dus blijven, daarentegen behoort het kapitaal, dal zich in Duitsche handen bevindt, «verstoord» te worden.

De Duitsche kringen' worden getroffen, terwijl Marx zijn volksgenooten, de rijke Joden, die in geld en goederen handelen, ontziet.

Zoo gaat dit geschrift voort om stemming tegen de Joden te maken.

Wij kunnen niet zeggen dat deze actie ons behaagt, al kunnen wij ons begrijpen dat zi in de^e dagen ontstaan is, of lie ver nieuw voedsel ontvangen heeft. Alleen kan het Duitsche volk gebaat, watineer het klaar voor oogen wordt gesteld, dat de beginselen der revolutie dit Duitschland aan den rand van den afgrond gebracht hebben, met alleen door vele Joden maar ook door vele ras-echte Duitschers zijn gepropageerd en dat daartegen slechts eea ge neesmiddel is: terugkeer tot den levenden God.

N. Amerika. De dankdag. Elk jaar gaat er van den president der republiek der Vereenigde Staten van N.-Amerika een proclamatie uit, waarbij voor het land een «Dankdag» uitgeschreven wordt. Wij hebbea er het land wel om benijd, dat het deze instelling tot op den huldigen dag heeft weten te bewaren. Er is een tijd geweest, waarin over de nieuwe wereld een geest vaardig was, die in het staatkundig leven met God rekende. Dat is nu over het algemeen genomen niet meer het geval, maar de proclamatie tot het houden van een dankdag, ook de gewoonte om de vergaderingen van den Srnaat met gebed te laten openen, zijn de overblijfsels van den vroegeren toestand. Voor velen is de dankdag , een dag van lekker eten en drinken» geworden.

Dr. Van Lonkhuijzen schrijft «Onze Toekomst» hierover in het volgende:

„We kunnen niet in de harten der menschen zien en weten niet hoevelea den Dankdag naar de bedoehng en instelling der vaderen en d schoone proclamatie van den president vieren maar zeker zijn we niet zoover mis als we gissen, dat God openlijk gedankt wordt op dezen dag, misschien door een millioen van de honderd millioen. Ik wil niet zeggen, dat er onde de 99 millioen mogelijk niet velen zijn die de Gever aller goede gaven op dezen dag in hun hart danken, of aan den familiedisch. Maar ik spreek van «openlijk» uilkomen met hun erken­ tenis van God, met hun belijdenis voor God. Het Christendom in de binnenkamer heeft gewis zijn waarde en zijn recht, och, dat het meer ware, maar «laat uw licht schijnen* is een eisch voor en een drang van het Christendom. En dan van al de honderden kerken in Chicago telde ik, bij de aankondiging in de nieuwsbladen (de Hollandsche kerken zijn natuurlijk niet vermeld) maar twee of drie welke specialen Dankdag-dienst hielden. Hoe is het fijne goud verdonkerd!

„Er zal wel geen huis zijn waarinniet of stoffelijke wijze dankdag gevierd wordt.

„Maar onderde honderden ke'ken van Chicago sle'-.hts enkele kerken waar opealiJK Dankdagdienst gehouden wordt. Niettegenstaande de oproeping van den president daartoe. Zoodat, afgezien van hoogere motieven, het patriottisme er toe moest leiden. De kerken, die Dankdag vieren, zija voor een groot deel kerken van buiten dit land geborenen. D.e hun godsdienstigen geest meebrachten van buiten af! Overvloedige reden dat bij den dank zich verootmoediging pare en gebed tot bekeering voor de natie.

Tot bekeering van den strik van het materialisme. EQ godsdienstloosheid”.

Dat men in N.-Amerika de dingen bij den naam durft noemen, blijkt uithet volgende, j ook van de hand van Dr. J. van Lonkhuijzen.

„Ik sta verbaasd over Engelands handigheid — en over onze onnoozeiheid. Gelukkig nog op het kantje af den strik ontkomen!

Gevallen is het vredesverdrag, wairbij we onder hooggeloofde beginselen van zelfbeschikking het beste stuk van Cnina aau Japan present gaven (dat straks het ijzer daar onder den grond, en de menschen daar op den grond tegen ons gebruiken zal) en waarbij we het voor vrijheid worstelende en bloedende Egypte, en Indië, en Ierland, en Transvaal aan Éageland niet alleen rechtens vermaakten, maar beloofden dit land te helpen, genoemde volken den voet op den nek te zetten en er onder te houden.

Gevallen is het vredesverdrag, waarbij we •mede een onderteekennaar werden om Duitschland in haat en moordlust dekeel toe te knijpen, het te maken tot een slavenvolk, het alle grondstoffen te ontnemen (goud, ijzer, coal, spoorwegen, enz.) en het voor ons te laten bewerken, wat wij het geven gouden. Gevallen is dit monsteiachtige vredesverdrag, zoover ons land aangaat.

De andere mogen zulk een barbaarsch document teekenen, onze senaat heeft gezegd, dat wij er geen deel aan willen hebben!

En daar zijn we het van harte mee eens.

We zullen straks wel een afzonderlijken vrede met Duitschland sluiten. Als tenminste niet verborgen poliiteke krachten de zaken straks weer omkeeren”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's