GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ouitschland.

In Duitschland is de vraag urgent: «hoe moet de kerk opnieuw gebouwd worden ? * Van Gereformeerde zijde wordt aangedrongen op de handhaving van de kerkelijke tucht. ••Het weder oefenen van die tucht, op de wijze der vaderen, is voor onze Gemeente, niet alleen gewenscht, maar een gebiedende noodzakelijkheid*, zoo lezen wij in de Ref. Kztg.

Wanneer de Kerk zich er toe beperkt om de leer zuiver te laten bedienen en daarbij ook geregeld de armen te verzorgen, dan houdt zij op een opvoedingsinstituut voor het volk te zijn en vervult hare roeping niet meer, de heilige majesteit Gods feit^ijk in het leven der Gemeente tot openbaring te brengen. De Gereformeerde Kerk loopt gevaar even als de Luthersche aan verwording te worden prijsgegeven, als zij meent dat hare taak volbracht , is, wanneer het haar gegeven is aan ieder troost en heil aan te bieden. De eere van Christus eischt heden, niet minder dan in vervlogen dagen, dat de georganiseerde Gemeente zich er ernstig op toelegge, dat het gemeentelijk leven geheiligd worde.

Wel brengt men daar tegen in, dat dit wel in vrije, kleine Gemeenten gaat, maat niet in een groote Kerk. De geschiedenis leert het anders. In de dagen der Gereformeerde vaderen hebben niet alleen de kleinere doopsgezinde secten, maar ook de groote kerkelijke gemeenschappen in Oost-Friesland, en aan den Neder-Rija zeer getrouw en met goed gevolg eeuwen lang de tucht uitgeoefend.

De massa die het kerkelijk leven ontwend is, zal niet meer te vinden zijn, om zich aan de kerkelijke tucht te onderwerpen, en een vrijwillig zich losmaken van de Kerk boven een daaruit gesloten worden verkiezen. Maar daarom moet men des te meer onderscheid maken tusschen de eigenlijke Gemeenteleden, de «huisgenooten des Geloofs*, de Avondmaalsgemeente en zij die «buiten zijn*. Wanneer de Gemeente met ernst tucht uitoefent, zal er van haar aantrekkingskracht uitgaan. Zelfs zal hare aantrekkingskracht vermeerderen, naarmate de Gemeente zich door de herderlijke Gemeentetucht voortdurend reinigt.

De kracht van de kerk der toekomst, haar invloed op het geheel des Volks en de achting die zij van de wereld geniet, zal niet afhangen van een nog zoo democratische Kerkenordening, maar daarvan, of zij den moed hebben zal van hare leden te eischen, dat zij een Christelijk leven leiden, daarbij alle middelen der herderlijke tucht aanwendend, om dit doel te bereiken — tot uitsluiting toe van het lid, dat zich tegen den Geest van Christus verzet en de gemeenschapsplichten verzuimt. Hoe meer deze dure plicht erkend, en hoe moediger en ernstiger deze taak aangevat wordt, hoe meer zal het getal van hen, die zich aan die tucht willen onderwerpen, toenemen. Een dergelijke georganiseerde, onpartijdige werking tegen de machten van den booze in haar eigen gelederen, zal de Kerk haar verloren achting, zoowel bij de vijanden der Kerk als bij de.sekten, teruggegeven, en haar opnieuw tot het geweten des volks maken.

Aldus het betoog in het Duitsche Gereformeerde orgaan, dat wij in hoofdzaak weergaven en beamen, al zouden wij den geachten schrijver, pastoor Kochs van Emden in bedenking wdlen geven, de Politica ecclesiastica van Voetius te bestudeeren. Dan zal hij, dunkt ons, niet langer spreken kunnen van een «enge kring van belijdende leden, waarom zich daarmede los samenhangend een breedere kring vormt van hen, die door de Gemeente gedragen, om in het heiligingsleven der Gemeente getrokken te worden.* Hiermede zijn de doopleden bedoeld, die echter als membra incompleta niet los aan de gemeente hangen, maar nauw met haar verbonden zijn.

Zweden. Eene proclamatie van den Koning.

Koning 'Gustaaf van Zweden heeft eene proclamatie uitgevaardigd, welke bestemd werd om in alle kerken des lands te worden voorgelezen. Daarin worden eenige dagen bestemd voor «dankzegging, vasten, verootmoediging en gebed" ter oorzake van den bedroefden staat waarin Europa verkeert, waarvoor alle landen verantwoordelijk zijn. In dit staatsstuk lezen wij het volgende:

»De georganiseerde bandeloosheid door den oorlog veroorzaakt, moest menigvuldige ellende te weeg brengen. Het is de plicht van iedereen om hare gevolgen te verkorten en te verlichten, niet om ze te verlengen en te vermeerderen. Met vreezen en beven worden wij voor de vraag gesteld, of een nieuwe wer.eld gebouwd zal worden op de verbrande puinhoopcn van Sodom ? Of is het menschdom te vergeefs door het gericht heengegaan ? Schoone verwachtingen gingen in rook op. Werd niet duidelijk genoeg aangetoond, dat noch volken, noch gemeenschappen, noch afzonderlijke personen geroepen zijn tot bedekte of openlijke zelfzucht, maar tot wederkeerig vertrouwen en hulp ? Nooit heeft de wereld meer behoefde gehad aan ontfermende harten. Niets brengt de volken nader tot elkander dan de werken der barmhartigheid. Behalve den honger naar brood, heerscht er een andere honger, welke zich ver buiten de hongerlijdende volken uitstrekt. De menschen hongeren naar hefde. Het grootste beletsel voor de liefde is de schijnheilige verwaandheid die Jezus scherper dan iets anders veroordeelde. Eigengerechtigheid zal niet erkennen dat er een hunkeren is naar vertrouwen, terwijl alleen vertrouwen kan uitwerken dat de menschheid het leven de moeite waard vindt.*

Dit koninklijk woord is zeer sympathiek. Het zou dit ons nog meer zijn, indien er ook in uitgesproken werd, dat het verlaten van God, de Fontein des levens, en het zich uitbouwen van gebrokeae bakken die geen water houden, de diepsjte oorzaak is van de namelooze ellende waarin de volken verzonken liggen.

China. Van twee zij den bedreigd. China weer geopend voor de Duitsche missie.

De Chineesche regeering duldt, gelijk wij meermalen mededeelden, geen opium in China. Maar nu dreigt dit land de morphineplaag. Japan heeft in Korea groote papavervelden aangelegd, laat het daaruit gewonnen opium tot morphine verwerken, om het daarna m China te brengen. Over Tsingtan dringt het in de provincie Sjangtoeng binnen en van uit Taive wordt het in Mantsjoetije gebracht. Door Japanners wordt dus uit Korea, het land dat door Japan geannexeerd werd, China met morphine vergiftigd.

Op 1 Juli 1919 trad in N.-Amerika een wet tegen den handel in alcohoUsche dranken in werking. Daardoor is het bedrijf der Amerikaansche bierbrouwers stop gezet. Nu wil men de bierbrouwerijen naar Ctiina overbrengen. Chineesche studenten hebben daartegen geprotesteerd met de woorden: «Het bericht omtrent het voornemen der Amerikaansche bierbrouwers heeft onze harten met groote zorg vervuld, en wij hopen vurig dat deze brouwerijen niet naar China overgebracht zullen worden. Onze vrienden in het Westen weten hoeveel ons land door den opium geleden heeft, en hoe lang wij gestreden hebben om dit vergif weg te doen. Wij meenen dat door invoering der Amerikaansche brouwerijen China vol dronkaards inplaats van opiumrookers worden zal, en daarom hopen wij, dat het Amerika gelukken zal om ons land voor het indringen der bierbrouwerijen te bewaren.* Ook is er een groote vergadering van Zendelingen en Chineezen te Nangking gehou den, die een verzoekschrift tot de regeering gericht heeft, om maatregelen te nemen, waardoor het land voor dit nieuwe gevaar bewaard wordt.

Verblijdend is het volgend bericht. Dezer dagen kwam tot de Berlijnsche Mission de mededeeling, dat de «North-China Dailey News* van 30 Sept. , 1.1. de volgende publicatie bracht. Peking 30 Sept. 1919. Op bevel van den president. De verordening omtrent de bureaux voor terugzending van onderdanen van vijandelijke landen wordt hiermede opgeheven. De regeermg deelt een besluit mede omtrent de behandeling van Duitsche en Oosterijksche onderdanen. Dit besluit heft de verordeningen omtrent het vast verblijf en de reisbeperkingen op, laat de geinterneerde gevangenen vrij, stelt beperking van publicatie buiten werking en laat Duitschers en Oostenrijkers in het land toe, wanneer te voren de toestemming tot verblijf van de regeering verkregen is.*

Voor de Duitsche Zending staat dus de weg naar China weder open, en schijnt ook aan het verblijf van Duitsche Zendelingen in China niets meer in den weg te staan. Het komt er nu maar op aan, dat de zendingsvrienden in Duitschland den arbeid in China met kracht voortzetten. Aan personen die tot dit werk kunnen ingaan, ontbreekt het niet. Maar het geld ! Een wissel van duizend mark is in het buitenland slechts vijftig gulden waard ! De contra-revolutie die plaats had, bracht daarin vooralsnog geen verbetering. Dit is een schier onoverkomelijke moeilijkheid voor de Duitsche Zending. Het geloof kan bergen verzetten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's