Beginsel en norm in de literatuur - pagina 32
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
28
het gebied der religie, licht tot pantheïsme. De eeuwige kracht en goddelijkheid, die uit de schepselen verstaan en doorzien worden, schrijft hij dan aan de natuur zelf toe; de tegenstelling tusschen God en natuur wordt geloochend, beide namen beteekenen dezelfde zaak. Op de lijn van de pantheïstische beschouwing hgt dan ook de loochening van het onderscheid tusschen goed en kwaad, heilig en onheilig. Daar tegenover staat het beginsel, dat ik in enkele trekken u aanduidde, en dat, naar mij voorkomt, het Gereformeerde beginsel voor dit terrein van het geestesleven is: én de zinlijke wereld én de ideëen, die haar vorm en verhouding geven en haar zijn en werken beheerschen, zijn het werk van God, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde, die door het Eeuwige Woord alle dingen heeft voortgebracht en alle dingen draagt. De grenslijn tusschen het christelijk theïsme en het pantheïsme wordt zoo lichtelijk overschreden. Gij weet, hoe CALVIJN reeds, met het oog op de leer van het al-God-zijn, zeide: „ik erken dat dit op eene godvruchtige wijze gezegd kan worden, wanneer het slechts uit een godvruchtig gemoed voortkomt, namelijk dat de natuur God is." Deze woorden zijn dan eene oneigenlijke zegswijze, want de natuur is, zegt de Hervormer, veeleer eene orde door God voorgeschreven. 33) Het fijne en rijke ge^foelsleven van den dichter, waardoor het zinlijke eenen machtigen indruk op hem maakt, brengt tevens het groote gevaar mede, dat hij op ethisch gebied de norm vergeet, dat zinnelijke lust, bovenal de zinnelijke liefde, hem aftrekt van de reinheid van het ideëele. Geen hooger idee is er in Gods schepping dan die der liefde, maar juist daarom ook geen lager gemeenheid, dan zinnelijke lust losgemaakt van de idee. Vleesch, waar het leven uit verdween, wordt verpestend vergif. Het streelen en kittelen van den zinnelijken lust is van de oudste tijden af tot heden toe het groote kwaad geweest eener literatuur, die, tegen hare goddelijke ordinantie zondigend, de gave der verbeelding en de kunst van het woord in den dienst stelt van het vleesch. Uit het beginsel der literatuur volgt de norm voor hare verhouding tot de zinnelijke wereld. Geen idealisme los van het zinnelijke, en geen realisme los van het ideëele, maar in het zinlijk-reëele het ideëel-reëele, als de gedachte en ordinantie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901
Rectorale redes | 46 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901
Rectorale redes | 46 Pagina's