GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gymnasium, Hoogere Burgerschool en Lyceum.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gymnasium, Hoogere Burgerschool en Lyceum.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een artikel in het tijdschrift „Paedagogische Studiën", 3de Jaargang aflev. 1, bespreekt Dr. E. Reinders, leeraar aan het Ned. Lyceum te 's-Grav^enhage „de(n) gymnaBiale(n) geest en de realia _aan het B Gymnaëiuim".

Voor den voorstander van het gymnasiaal onderwijs is het een genot dit artikel te lezen. Zelden treft men ©en beloog aan, zoo helder, zoo levendig en van zooveel paedagogisch inzicht getuigende als hetgeen dr. Reinders levert. Hij — hoewel geen classicus — komt op voor het ongerept houden van het karakter van het gym'nasiaaï onderwijs en waarschuw't voor de gevaren van de invoering der natuurwetenschappelijke vakken aan 'de B afdeeling van het Gymnasium. De schrijver begint daartoe met een typeering van het gymnasiaal onderwij's te geven, waarvan wij enkele trekken willen me'^edeelen.

Het gynrnasium is, wat betreft zijn leerplan — zo© zegt Dr. Reinders — een levend wonder, liever: het is ©en wonder dat het gymnasium nog leeft. Inuners onze tijd heet nuchter en practisch en vraagt naar düreete resultaten en toch heeft het gymnasium nog altijd in ons land in vooraanstaande kringen warme genegenheid en voorspraak. Dit is meer dan traditie, het is .overtuiging.

Toch is deze overtuiging meer een zaak van gevoel dan van redeneering. Stemmen we dit den schrijver toe, dan achten , we het ook een voordeel die overtuiging eens bei'edeneerd te zien.

Het gymnasium dan tracht niet alleen kennis bij te brengen, maar legt zich toe op'het aaiüeeren van goede denk-en werkgewoonten. In de tweede plaats is een kenmerk dat het gymnasium in zijn leerstof, leermethode en leerplan geheel en al gericht is flp den mensch, de H. B. S. op de zaak buiten den mensch. Bij de ouden zien wij menschen yoor ons, mensohen, ieder op eigen wijze zoekende naar de waarheid. In de natuunvebenschap is, althans bij het onderwijs, in den regel elk verband met den mensch verbroken. De mensch is alleen de persoonlijke fout bij de waarneming. Het is de natuurwetenschap, die de materialistische philos'ofie heeft voortgebracht, een philosophie — zegt Dr. Reinders — die eigenlijk den geheelem mensch , over 't hoofd heeft gezien. En het materialisme heeft de H. B.. S., neen, niet voortgebracht, maar dan toch beheersoht gedurende vijftig jaren.

Het gymnasium leert wat te kunnen, 'de H. B. S. wat te weten. De persoonlijke invloed van den leeraar kan bij' de vèrdoorgevoerde vakverdeeling aan de H. B. S. inièt tjot zijn recht komen.

En eijidelijk: de gymnasiale opleiding versterkt en verjuist de intuïtie, de H. B. S. opleiding doet haar atrophieeren, heeft allhans 'die strekking.

Nu is door de reorganisatie van bet gymnasiaal leerplan van het jaar ^1919 de B. afdeeling pntwikkeld in de richting van het natuurwetenschappelijk .onderwijs en daarom wijst Dr. Reinders op het gevaar, dat de grpotere; plaats voor de natuurwetenschapp^i aaai ide gymnasia ingeruimd, het karakter van het gymnasiaal onderwijs bedreigt, en toont aan op welke wijze dit gevaar kan worden bezworen.

Op dit laatste gain wfl'iiïët'ffi. We deelden het betGK> g van Dr. Reinders alleen mede om te wijzen op een andere moeilijkheid waarvoor we thans staan, nu er tal van lycea in den lande «vorden opgericht.

De Christelijke Lycea in het leven geroepen te Haarlem, Harderwijk, Zutphen, Almelo en elders, de .omvorming van de Chr. gymnasia te Arnhem en Zeist in. lycea, , dpiet 'de vraag rijzen óï ook niet langs dezen weg het gymnasiaal onderwijs in gevaar kpmt.

We bedoelen hiermede niet de quaestie van den onderbouw. Gelijk 'bekend is, heeft het een slrijdpunt uitgemaakt, , of in dezen „onderbouw", dal zijn de betde klassen, die v.oor alle leerlingen gemeenschappelijk zijn en de voorbereiding geven voor de latere afdeeling gymnasium en de aïdeeling hoogere burgerschool, al dan niet Latijh moet worden onderwezen. Tegenwooixiig zijn alle lycea zóó ingericht, dat in deze klassen geen Latij'n wordt gedoceerd en dus de pude talen, die aan de gymnasia over zes jaren plegen te worden verd^èeld, in de vier klassen van den bovenbouw worden gecomprimeerd. Over de uitkomsten van deze regeling w, ordt niet eenstemmig geoordeeld. Sommigen vreezen, dat de klassieke ppleiding toch niet voldoende tot haar recht kbml door deze samendringing in vier jaren.

Deze quaestie nu daargelaten, stelt de oprichting der lycea voor amdieire bedenkingen.

We vragen pns af, of de groote behoefte aan leeraren er niet teveel t.oe zal leidan het onderwijs toe te vertrouwen aan personen, die van alle academische vorming verre staan. Nauwelijks zal men nog een voldoeaud aantal leeraren vinden, die hun opleiding voor het lager onderwijs met eenige middelbare opleiding hebben aangevuld, maar toch in elk geval de klassieke vorming ten eenen male missen en die dus niet altijd de waarborgen bieden, dat zij de geschikte personen zijn om het eigenaardige van het voorbereidend hooger onderwijs tot zijn recht te doen komen.

Maar er is meer. Staande tusschen de keuze van H. B. S. en Gymnasium, zullen verscheiden ouders het gymnasium kiezen voor hunne kinderen. De tusschenvorm — het lyoeum — zal hen echter kunnen verleiden aan de gymnasium-opleiding niet die aandacht te geven, die z, ij verdient. De schijn bedriegt, ook bij het lyceum!. De keuze, eenmaal gedaan, moet herhaald worden na de twee jaren onderbouw. Nu zal allicht de gemakkelijker h. b. s. opleiding, waar de jongens toch eenmaal op het lyceum zijn, afvoeren van de gymnasiumkeuze.

Bovendien moet vooral nog ietS anders in 't oog worden gehouden. En dat is een "hoofd-bedenking tegen den huidigen gang van zaken bij' de oprichting van lycea. De klassieke opleiding vereischt een, andere sfeer dan de h. b. s. opleiding.

Het lyceum, althans bij kleinere scholen, bij grootere kan de splitsing beter worden doorgevoerd, het lyceum geeft een vermenging.

De door Dr. Reindei'S in het licht gestelde vereischten voor gymnasiale opleiding worden door deze vermenging bedreigd. Het ^gymnasium tock moet verschil bieden niet alleen in leerplan, maar ook in de wijze van doceeren. Van 'dezelfde docenten aan dezelfde school zal niet gevergd kunnen worden, dat zij aan hun onderwijs, naar gelang van de afdeeling, waarin zij' werkten, een verschillend karakter weten te geven.

Zoo dreigt ons het gevaar, da^t het voorbereidend hooger onderwijs almeer de' waarborgen van een goede inleiding tot het hooger onderwijl zal derven.

Nu is aan de Christelijke lycea zulks minder bedenkelijk dan aan de ppenbare hoogere burger^ scholen, onidat gene niet door het materialisme worden beheerscht. Ook gaan gelukkig in den laatsten tijd — getuige hel artikel van Dr. Reinders — in de niet-ppsitief-Chrisbelijke onderwijskringen dé oogen open voor de bezwaren van den materialistischen geesit en komt een betere geesit boven.

Voor ons Christelijk bewustzijn mag het dus een zegen worden geacht, dat vele Chr. h. h. scholen en lycea da gelegenheid openten de jongens en meisjes vrij te houden van jdeir gevaarlijken geesit van het niet-Christelijke mididelbaar onderwijs, fen verdient uit dien hoofde de oprichting van Chr. lycea toejuiching. De teruggang van de specifiek gymnasiale vprming echter zou ongetwijfeld nadeelig werken - op het diepere leven, dat toch ook voor de handhaving , en 'doorwerking der Christelijke levensbeschouwing wordt vereischt. Niet alleen door bet vasthouden der traditie, peen veeleer door het doen voortleven der geestes-gemeenfschap met pnze „geestelijke voorouders" zal de klassieke vorming een der krachtigste middelen zijin tegen de vervloeiïng van ons moderne denken, dat straks — door zich alleen op 'de „realia" te richten — allengs meer van den geestelijken onidergrond zal losgeraken.

Men mag voor onze predikanten en juristen de wenschelijkheid erkennen, dat zij door eenige natuurwetenschappelijke scholing niet gansch vreemd staan tegenover h: et moderne leven met zijn sterke technische ontwikkeling^ en daarom het een vooruitgang achten, dat oA in de A afdeeling de natuurwetenschappen werden (ingevoerd, opj Üen weg der verdere .ontwikkeling vap het lyceum' dient mei voorzichtigheid te worden voortgeschreden.

Vooral om de plaats der klassieke talen op het programma der lessen van jhet lyceum. Maar nog meer om den gymnasialen geest, die gewaaa? borgd moet blijven èn door het leerplan èn door de sfeer, die de school van voorbereidend hooger oniderwijs heeft te kenmerken.

Het zou een geestelijke verarming zijn, wanneer de gemeenschap met het voorgeslacht, het in-leven en na-!denben van hun geestelijk leven en strijden voor al breeder kringen van onze intellectueelan een vreemd terrein werd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Gymnasium, Hoogere Burgerschool en Lyceum.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's