GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Psychologische Romankunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psychologische Romankunst.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. Het Vlaamsche psychologische proza.

Met bet artibel, 'dat ik de vorige maal plaatste, opbouwende arbeid door tooderiie literatuur-bespreking', was ik gekomeni aan het slot van mijn beschouwing. Wijl ik echter slechts heel terloops eveli de bijzonder karakteristieke uiting van psychologisch© kunst, het Vlaamsche proza, noemen kon, wil ik een slotartikel aa'n deze reeks toevoegen, om ook op die afzonderhjike groep geschrifteii de aandacht te vestigen.

Ik 'dbe zulks, omdat eeii belangstellend lezer het mij verzocht, maar moet mjj' 'natuurlük tot enkele algemeene opmarki'ngen bepalen.

De Vlaamsche literatuur der latere jaren hteeft in bij'zondere niaite de liefde van den Noord-Nederiamder, die eenigszins bekend is möt de historie der letterkunde. Want zij! is ons als uit den dood weergegeven en is, in haaï nieuwe, frissdhe levenskracht daaïomi te Weer ©en veAéuging.

Toen in de jaïen tondom 1830 (den tijd der Belgische .Revolutiei) opgezweep^t naitionalisme de laatste vonk van het toQh reeds verkwijnde Nederlandsch poogde uit te traptpen, is in Vlaanderen die heroïsche strijd begonnen, dien we „Vlaamsche beweging" noemen, de strijd, die beoogde, het tot plattelands-dialecit afgezakte Nederlandsch, bij' de beschaafden veracht, bij' de meesten vergeten, weer in z'n aloude ©ere van volkstaal te herstellen en in rechten met den vreemden indringer, hét Fransch althans, gelijk te doen zijn. De bekende Jan Frans Willems is de voortrekker geweest, die, ondanks smaad; achteruitzötting, krenkende bejegening zelfs, door z'n bezielend entihousiasme de sluimerende liefde voor bUn taal bijl z'n landgenooten weer wakker riep! en weldra vele, meest rijk begaafde medestrijders voind (Liedegianck, Dautzenberg, Van Rijiswijcik, Jam van Beers, de gezusters Loveling). Hun verdienstelijk pionierswerk werd voortgezet door de beide grootmieesters der Vlaamsche kunst, Hendrik Consienoe - en Guido Gezelle. Beiden, bezield door. (huin gïoote liefde voor 't Vlaamsche land en z'n Izoete tale, kunstenaars van diepe inspiratie len machtige zeggenskracht, brachten het Vïaamsch in eere, ver over de grenzen van hun land, de een door z'n episch proza, dat Vlaanderens heldentijd herleven deed, ' de ander door z'n onvergelijkelijk teere en melodieu, se, ontroerend eenvoudige natuurpoëzie.

Als echter de voortrekkers dood zijn, Gezelle, diep! getroffen door achteruitzietting, z'wijgt, den grooten prozaïst de immer vaardige pen is omtzonken, komt een stilstand in den voortgang, vooral ook omdat 'het karakter _ der Vlaamscilie bewegingi, toicb altijd wat archaïstisch, (oiiiïlerwetsch) niet volkomen meer aansloot bij de veranderde begrippen van kunst en schoonheid. Tot in 1890, stellig .onder invloed van onze tachtigers-herleving, maar vooral door het weder op-, treden van Gezelle („Tijdkrans", „Rijmsnoer") een tóeuw leven opwaafct, krachtig^ frisch, bezield door ..het ideaal der ouderen, verfijnd door moderne techt niek. Dichters ials de jonggestorven Albrecht Rodenbach, de vaak miskende Pol de Mont, Prosper van Lanigendonck, Réné de Cleroq, Richard de Cneudt, rt; vooral ook de bekende en geliefde leerling van l^den grooten meester Hugo Verriest, zingen van de I? schoonheid van 't bloeiende Vlaanderen, van hun liefde voor land en volk en taal. En naast hen staat een rij' van prozaïsten, tachtigers, in vorm en inhoud van hun werk — Vlamingen in hun ziel, mannen als Cyriel Buysse, Stijh Streuvels, Maurits Sabbe, August Vermeylen, Herman Teirlinck, Felix Timmermans. Hun werk is dan het psychologisch' proza, dat in het verband onzer artikelen alsnolg , moet worden behandeld.

Bijzonder karakteristiek noemde ik deze nieuwe Vlaamsche kunst. Ieder, die enkele van hare voortbrenigaelen kent, stemt dit onmiddellijk toe. Ze heeft iets eigens, iets, dat haar verschülen doet vain de psychoioigische kunst onzer Noord-Nederlamdsche letteren, terwijl er lo'dh aan den anderen kant een duidelijk waarneembare overeenstemming is.

Psychologische literatuur, is ze ongetwijfeld. Al de trekken, die ik in vorige artikelen als kenmerkende eigenschappen qualificeérde, vindt ge terug, sterk gekleurd dikwijls ©n in uiterlijke schoonheid even subliem. Dat kan ook wel niet anders, wijl de invloed der tachtigiers haar deed ontstaan.

Maar daarnaast was ook het weer optreden van Guido Gezelle ©en belangrijke factor in haar wording, zlooials ik reeds zeid©. En dat is van bijzondere beteekenis, want de invloed van dezen teermystieken zanger kan nooit anders dan veredelend gewerkt hebben. Het zou de moeite stellig loonen ©ens na te gaan, in hoeverre liog de' voetsporen vajn dezten uitnemende onder de kunstenaars in de Vlaamsche literatuur staan afgtedrukt. Even goed aJfs in Streuvels' „De Vlaschaard" duidelijk de invloed van Gezelle's machtigen geest te bemerken valt, evenzeer zal, dunkt mij', een nauwkeurige analyse vain andere Vlaamsche' geschriften dergelijke reminiscenties te voorsohijh brengen.

Ik ^eef dadelijk toe, dat de eerste indruk' dien men krijgt, dez'e gedachte absoluut niet wekt. Maar dat zegt nog niets. Men heeft ook op 'teerste gezicht niet vermoed, dat onder de egaal-witte pleistering, die latere geslachten op de zuilen van vele onzer kerken hadden gtesmeerd, v/: aardevolle proeven van echt© middeleeuwsche kunst sluimerden. En toch heeft (nauwkeurig ondeïzoek ze op verschillende plaatsen naar boven gebracht. Precies zoo staat de zaak' m.i. ook hier. Een invloed, als die van Gezelle, machtig; oindat z'n werk zöo p; arel-zuivere kunst is, móet nagiewerkt tebben, lang nadat z'n zoete stem. voor altij'd ging zwijgen. Literair-historisch© studie zal dit, geloof ik, doen blijken, ziojodra een Gezielle-k'enner zich tot dien arbeid zet.

Heel mterkwiaardig zijh d© verschillen, die ge bij vergelijking van de Vlaamsche psychologische tomajns met de onze ontdekt. Daarin zit juist het'typeerende, dat de eerste haar bij'zonder cachet geeft. Vooreerst is het njilieu, waarin deze kunst u brengt een ander. Eenvoudige lieden, kleine boertjes, landarbeiders, geringe.}? urgermenschen zijn. de altijd weer optredende figuren. En als ge al eens ©en meer gesitueerde o-ritnioet, is het toch een rijk© boor of een landheer, één dus, die in den daigelijkschen o^mgang met de eenvoudigen op en neer leeft en zich geheel onder hen thuis gevoelt. Op zeer enkele uitzonderingen na is de kleine man de hoofdpersoon der Vlaamsche prozaliteratuur en dus is de sfeer, waarin ze u verplaatst^ ook die der landelijke of kleinsteedsche nederheid. Waar ons psychologisch proza juist dikwijls de betere standen der maatschappijl belicht („Eline Vere", „Armoede", „De bruidstijjd van Annie de Booigh", „Huize t©r Aalr, ", enz.) staat d© Vlaamsche kunst die dit hoogst zielden doet, daarmede op ©en afzionderlijk plan.

Ik geloof dat dit z'n verklaring wel hierin vinden zial, dat de Vlaamsche kunst veel meer dan de onz© volkskunst is. Dat is voortdurend haar karakter geweest, want onder de betere standen van het Zuiden is het Vïaamsch altij'd de mindere geweest van het Fransch. De huizen der élite waren steeds voor Vlaamsohen invloed gesloten en alleen onder d© geringen leefde de oude taal; daar vond ze stof en werd z© verstaan, een wisselwerking, die haar frisch hield, maar ook bond aan 't volk in z'n breeder© lagen.

De taal, die in de - verschillende boeken gesproken wordt, bewij'st zulks afdoend©, 't Is West-Vlaamsch, zooals het volk dit bewaard heeft, maar doorspekt met allerlei verbasterde Fransohe krachttermen, die d© otogang met Walen erin bracht, of Oost-Vlaainsch, of Stads-Vlaamsch, wat meer beschaafd van accent — d© taal dus, die in 'tZaiden alleen bij! het vo'lk in ©ere is, omdat wat hooger 'is lof zich verbeeldt t© zijh haar als boersch en dialectisch veracht. Dat de moeilijkheid om deze boeken te lezen voor ons daardoor grooter wordt, spreekt vanzelf en dat beïnvloedt Ongetwij'feld onze waardeërioig. Maar, als de Vïaamsch© volksmond tot Èwijgen werd gebracht en de auteurs de gesprekkien in normaal 'Nederlandsch zouden overzetten, was ook de beteekenis van 'tgeheele genre verdwenen. Wat is volkskunst, di© niet putten m^ag uit de sfeer van het volk? Natuurlijk, een zekere ruwheid en onbehouwenheid moet.van dezen toon het gevolg 'zijh; ik wil ook lang niet alle uitdrukkinigen sanotioneeren omdat ze passen in de omgeving, maar als d© piksters op den Vlaschaard spraken als jongedames uit een deftig internaat, zou toch het onmisbare realisme volkomen zoek zijn. 't Is juist wat we in Bredero waardeeren, dat hij' toon en gebaar van z'n Nieu^wmarkt-en Breestraat-Amsterdammers hun kleur heeft gelaten. En zoo zouden Bazinne Lowij'Ckx of oude Free uit Sabbe's „Een Mei van Vroomheid", de Sasmeester en Vrouwe Dierickx uit z'n „De FUo'Soof van 'tSashuis" en zoovele andere figuren uit deze kostelijke realisme-liïeratuur waardelcozeprentjes-menschen zijn, als ze anders werden voorgesteld dan Maurits Sabb© hier doet.

Een andere eigenschap der volkskunst is de naïveteit, die menschen van kleine doening typeert. Daardoor worden zie ons sympathiek en kunnen we zelfs hun .„ongesnikkerde" taal wat vergeven. Heel sterk nu spreekt die eigenschap in dit Vlaamsche proza. Wat een naïef vrouwtje is Ro2©ken van D'alen uit het naar haair genoemde werk van Buysse, of 'tEz'elken uit het gelijknamige boek, eveneens van zij'n hand, of Eleken uit z'n „Bolleken". Zelfs d© m'eer O'Utwikkelden, die samenleven met deze mensöhen, hebben iets van 'dat naïve, zotoals dokter Van der Muyt uit den laatstgenoemden roman of de jonkvrouw uit „Rozefcen van Dalen". Er ligt iets bijkonder bekoorlijks in dözé naïveteit, te meer, omdat we haar in ons proza geheel missen. We' houden van Marieken en Chariot uit „Pallieter", van Schellebelle uit „De Vlaschaard", van Lida uit „De Oogst".

Direct naast deze eigenschap^ ligt een andere, niet minder karakteristiek, de humor. Ook deze is in de Vlaamsche kunst bi|zlonder rijk. Ik noem u den Sasmeester maar uit „De Filosoof". Die figuur alleen is al voldoend© ten bewijze. Juist omdat de humor leen gave is, bijzonder eigen aan het gewone volk, is z© in deze volkskunst ook zoo echt.

Nog wijs ik' op de meisjesfiguren, die de Vlaamsche kunst schept. Wat zijn ze echt-vrouwelijk in hun liefhebben en afwijzen en wat staan deze naïeve natuurkinderen als Mietje uit „De Filosoof", Bethie uit „Een Mei...", Lida uit „De Oogst" scherp tegenover de tendens-heldinnen van Julia Frank' en Jo , de Wit! Als 'ge opj deze verhoudingen let, groeit uw sympathie voor dat ongekunsteld© Vlaamsche ^roza belangrijk.

Maar ©r is ni'eer. In de eenvoudige lieden uit het Roomsche land sluimert ook nog zooveel devotie. Zij moge dan in sommige gevallen doode vorm zijn, di© door opyoeding, en milieu is vast-Igeroest, er zijn 'óók heel veel voorbeelden op| te noemen, waar echte (natuurlijk Roomsche) 'vroomheid blijkt, 't Naïeve Ezelken, de strak's genoemde Bethie, de jotage Free, vooral de Bagij'ntjes uit hiet wonder mooie boek van Timmermans „Begijnhofsproken", juffrouw Sym^phorosa ©n zöo vele andere bewijfeien dit. 't Is devotie', naast en met naïveteit en daaroto is ze zoo bekoorlijk'.

Trouwens, de Kerk heeft een heel groote plaats in de Vlaamsche literatuur ©n op vele plaatsen wordt haar invloed met groote piëteit geteekend. Ik herinner u - aan. het aangrijlpende tooneel in „De Vlaschaard", 't sterfbed van Louis Vermeulen, als hem d© H. Sacramenten der stervenden worden toegediend en aan een gelijke passage uit „'tEzelfcen". De k©rkelijke derem'Oniën en plechtigheden, die zoo nauw samtengeweven zijb met het gewon© leven in Vlaanderland, staan altijd weer in dit proza als hooger© momenten boven, het mechanisch werken van lederen dag. Het bewustzijn van 'tideëele, 't hoogere, in leer en verrichting der K©rk spreekt heel sterk, waar ge deze literatuur ook maar opslaat.

'Dat vooral is ©en verdienste, die haar kenmerkend onderscheidt van wat ons modern proza geeft. Als 1^ daar niet onbegrensde minachting vindt voor alles wat naar religie z^veemt (tendens-romans), ontmoet ge toch een souverein negeeren: 't is alleen en altijd weer den mensch, dien zte kent en kennen wil. En nu moge ook in d© Vlaamsche literatuur op somtaige punten iets van deze geestesgesteldheid blijken — de algemeenheid erkent het religieus© element als van beslissende waarde in en voor hét leven. Bij; al de verschillen, die O'Ok in dez'Cn ons protestantsch-christelijk beginsel meebrengt, erkennen en waardeeren we deze gjezindheid dankbaar.

Zij is het m.i. ook, die de Vïaamsch© kunst zoo optimistisch maakt, lijtorecht in tegenstelling met het pessimisme, dat onz© psychologische literatuur beheerscht. Er tintelt levensblijheid in deze boeken, een genieten van het goede — soms wel eens wat uitbundig — naast een meeleven in de ellende van anderen, als nood en dood de eenvoudig© woningen zijh Isinnengegaan. Deze eigenschap maakt het realisme hier ztoo zuiver en veel minder gevaarlijk, dan in onz© psychologische romans, waar schier altij'd het waas der somberheid over de verhoudingen ligt uitgespreid.

De lezfer vergeve mij' de hiin of meer dorre ojjsoniming van boekentitels, personen en karaktertrekken in de voora^aande regelen. Ik heb gezegd, dat. ik slechts in 't algemeen over deze fijne literatuur spreken kon en dan is een opsommend relaas schier onvermijdelijk. Veel van wat ik hier noemde, zou nader uit te werken en met voorbeelden toe t© lichten zijn. Stellig staat deze Vlaamsche literatuur niet beneden ons psychologisch proza. Een zielsanalys© als die van den trotschen Vermeulen uit „De Vlaschaard", van den Sasmeester in zl'n verho'Uding tot Mietje-en vrouw Dierickx, van den jongen Free en'Bethie uit „Een Mei van Vroomheid" en zoovel© andere zij'n zéker niet minder

dan die van Eline Vere of Annie de Boogh. En vele van de bezwaren, die onzefzij'ds tegen de psycliO'lo'giscihe literatuur bestaan, gelden hier in iniindere mate. Als ge b.v. de bij'zonder artistieke uitgave van „Een Mei van Vrooimlieid" (Van Dishoeck, Bussum) met haar fijn typeerende illustratie in de hand neemt, is uw eerste impressie, dat ge hier (Roomsch-) christelijke kunst te genieten krijgt. Nu is dat naituurlijk niet altijd het geval; verschillende passages uit de onderscheiden werken kan een christelijke oipVoeding niet aocepteeren en de .eisch tot voorziicjhtigheid, die ik reeds herhaaldelijk stelde, geldt ook ten opzichte van deze kunst. Zeiker mogen de bijzondere verdiensten, die zijl heeft, ons niet blind mlakén voor de gebreken en de reserve, die ik voortdurend bepleitte, als de vraag naar waardeeringsmogelijkheid aan de Orde kwam, is ook hier weer evenzeer voorwaarde. De gieheele moderne kunst blijft gevaarlijk terrein, dat niet zonder meer door een ieder mag worden betreden. Maai' ik moet toch ook zeggen, dat deze Vlaamsche kunst, warm en gloedvol in haar natuurvisie, fijn in haar conoeptie, evengoed als ons psychologisch proza, scherp in haar ontleding van de Vlaamsche volksziel literair heel hoog staat en als ziaoidanilg, > een belangrijk moment is in onze Nederlandsohe letterkunde. En ten tweede, dat verschillende minder gewenschte passages, door de naïveteit, die uit alle verhoudingen spreekt, in hun invloed geheel anders zijn, dan geli|ke .tooneelen uit onze naturalistische ronians.

Moieten we dan in onze christelijke opvoeding haar plaats inruimen? Ter beantwoording van deze vraag verwijs ik naar alles wat ik daaromtrent reeds in m'n vorige artikelen zeide. Ik geef die gedachten eiken dhtistelijken paedaigoog in ernstige overweging.

Naschrift. Dankbaar voor de verschillende waardeerende brieven, die ik naar aanleiding van dezie artikelen ontving, , verzoek ik degenen, . die miji omtrent een en ander nadere inlichting hebben gtevraagd eenig geduld te willen oefenen. Ik hoop tijd te vinden hen allen te beantwoorden. Den briefschrijver, die mij vroeg of ik bereid ben, ook opl andere vragen de literatuur betreffende nader in te gaan, antwoord ik: indien mogelijk, gaarne.

(Wijl de gecorrigeerde ctrukproef vaii m'n vorig artikel op de post zoek raakte, moest het stuk o'ngeoorrigeerd woide'n opgenom'en-Epkele stylistische o'nzuiverheden gelieve men daarom te verontschulsch'uia.ige'n.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Psychologische Romankunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1921

De Reformatie | 8 Pagina's