Der jongeren ernst.

Jeugd' en vreugd hooren bij elkander.

Doch een vreugd, die ook injet heiligen ernst moet ^plaaïd gaan.

Eeto. vreugd, die niet ontaarden mag in ongebonden joligheid, doch zich scihikken moet naar den wil des Heeren, en dien wil wijst de Prediker eerst aan in de woorden: „Zoo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vleesch."

Die toornigheid moogt ge echter niet misverstaan. Zij is niet de toorn of de gïam'schap van een beleedigd ge'moed, maar zij is hier de verdrietigheid, de opstand, de tegienstrevigheid van het verkeerde hart, dat niét Avil' buldben onder de wet en de tucht des Heeren. En aan dat tegenstreven staat het jonge hant in bijiziondere mate bloot. Het volgt zoo gaarne eigen wil, en kiest liefst eigen weg. Het meent dikwerf, dat eigen begeerte alleen goed iSj en wil vrij. spel hebbien voor de lusten, die het koestert, en... als nu Gods wil daartegen ingaat en die begeerten verbiedt, ontstaat er botsing en ontevredenheid; wordt de jonge van jaren wrevelig en opstandig, len zoekt aan dat juk der gehoorzaamheid zich te ontworstelen.

En tegen die weerstreving i-icht Salomo zijn vermlaan.

Doe die toornigheid van u wijben, roept hij den joingeling toe.

Zij ontheiligt uw levensvreugde.

Zij doet uw lach en lied ontaarden.

Zij leidt uw jong leven in ©en verderfelijk spoor. Zij verheerlijkt God niet, toaaï onteert Zijn Naam, en alleen als ge uw zondig hart het zwijgen oplegt, en u in ootmoedige onderworpenheid stelt onder d«) tucht des Heeren, is er voor u ware vrijheid en echte levensvreugd, want gij zijt.KÏiigl^i^^^Èg ge u aan God losrukt, doch zoo ge in gebondenheid aan Zijn Woiord Heni dient.

Deze ge]> ondenheid is de hoogste vrijheid.

Maar hieraan voegt de Pnediker nog iets toe. Niet alleen zal de jongeling de zonde uit zijn hart bannen, doch ook het kwade wegdoen van zijn vleesch, en dus de ongerechtigheid van haaï zinnelijk-vleesehelijk© zijde vlieden. En... ligt die zonde des vleesches niet aan de deur van het jonge hart? Er is in het jeugdige leven zooveel begeerlijkheid. Er lokt en trekt ziooveel genot. Er lacht zooveel wufte vreugde en lichtzinnigheid. Er brandt zooveel hartstocht, en dat alles bezoedelt de jeugd, verolntneinigt haar vi'eugde, doel haar bloei verwelken, verdott haar glans, en stelt haar schuldig voor het aangezicht Gods.

Vlied dan o jongeling, en evenzieer gij jongedochter, die zonde!

Doe het kwade weg van uw vleesch! Wilt gij u verblijden, strijd dan in de kracht des Heeren tegen alles wat u op den weg des doods leidt, en... op uw knieën dat onkruid uit-. geroeid!

Hoe kan ik dat, vraagt ge? " Wanneer gij gevolg geeft aan de positieve verm'aningj die de Prediker in vs 1 van hoofdstuk 12 laat ..volgen: En gedenk aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingsohap, in welk' woord Salems grijze - kbning heel het jonge leven. opvoert tot Heta, Die oaize Formeerder is.

Waaroan nu tot onzen Formeerder?

Waaroan wordt God hier als Schepj^er genoemd?

Wel, omdat Hij in de eerste plaats als de Schepper van heel de wöreld aller dingen Koning en Soeverein is, en over alles het absolute zeggenschap heeft. Het is alles uit Hem. Het is ook alles door Hem. Het is ook alles tot Hem, Hij schiep de engelen, opdat zij Hem zouden dienen. Hij bracht de aarde voort opdat zij Hem! zou verheerlijken. Hij formeerde den mensch, opdat deze met al het creatuur 'Hem zou loven, en Hij schiep ooJc de jeugd, opdat deze levenslente met alle uit: biottende krachten Hem onderworpen zou zijn.

En in do tweede" plaats wijst de Prediker in dien naam Schepper ons naar de bron van ons leven. Wij hebben ons zelf niet voortgebracht en ons zelf niets gegeven, doch alles, alles wat we zijn en hebben is van God. .Onze hand, die werkt; • ons hoofd, dat denkt; ons hart, dat klopt; ons bloed, dat bruist; onze mond, die jubelt, en ook der jongeren-jeugd en vreugd is van den Vader dOr lichten, en ler springt geen knop in de levenslente en er bloeit geen bloem in de jonge levensgaarde, of God doet zfe-«ntluiken.

Daarom zegt de Prediker ook zOo persoonlijk: Uw Schep'per.

Daarom wijst hij een ieder der jongeren op hun persoonlijken Maker, en oimdat Hij, o jongeling, 'uw Schepper is en Hij 'u alles gegeven heeft, heeft Hij recht op uw leven en op uw jeu gil en op uw verblijden en op eiken klop van uw jong hart.

Aan dat recht van uw God herinnert de Prediker u, als hij zegt: edenk aan uw Schepper. Want dit gedeiiken is niet alleen denken aan God en wat peinzen en mijmeren over Hem, maar het' is het richten van het gedachlenleven en hél stel-. lein van het hart op Hem, gelijk de apostel Paulus schrijft: edenkt de dingen, die boeven zijn (Col. 3:2). In dat gedenken ligt dit opgeslolen, dat gij God erkent als" uw Schepper, en Hij voor u het hoogste is, en laat het zoo in heel uw leven zijn. In uw arbeid en streven; in uw vreugde en genieting; in uw plannen en idealen; in uw "denklen en willen; in-uw vriendschap en liefde, en niet het minst in dit laatste, zij alles, alles, in blijde gewilligheid onderworpen aan en neergebogen voor Hem, Wien de eere uit heel uw jong leven toekomt.

Gedéiikt gij, jongeren, zoo aan uw Schepper? Hij heeft iook op u recht.

Omdat gij Zijn maaksel, en niet minder omdat gij Verbondskinderen zijt. Gij zijt immers gedoopt. Het teelklen en zegel des Verbonds is aan uw voorhoofd. De Heene heeft Zijn beloften aan u bevestigd, en van dien Doop: gaat ©en ernstige prediking tot u uit: Gedenkt aah. uw Vgrbondsgod! Gij' zijt dus iri.iet vrij. - ^MS$}'{

Gij kunt niet doen, waift.

Gij kunt zelf uw weg niet bepalen. Gij hebt over uzelf niet te beschikken, maar God, uw Schepper, en de Heere, uw Verbondsgod, éischt u op ïnet alles, wat Hij u in uw jonge leven gegeven heeft.

Hoe ge dat ku'nt? AÜeen in den weg van de vreeze des Heeren en doof ootmoedige smeeking tot Hem. Alleen door Hem gedurig te zoeken, en alle middelen aan te grijpen, die voor uw geestelijké ontwikkeling heilzaam zijn. Hoort daarom naar de onderwijzing uwer ouders. Stelt u geregeld onder de ptediking van Zijn Woord. Laat u. door het catechetisch onderwijs in de waarheid, die naar de godzaligheid is, onderrichten. Zoekt, elkander te vonnen in uw vereenigingen, waartoe alle jongiéi'en moeten samenwerlcen, en laat. het uw lust zijn in de dingen des Heeren te verkeeren. , , , , En ja, dan '2; ult gij nog wel eens twijfel kennen. ^I^an zal uw jo-nge ziel nog wel geslingerd wor­ den, want het 'kan in dit o-pzichl in het jeugdige leven zoo moeilijk' wezen. Vader en moeder kunnen u tegen zijn. Gij kunt uzelf tegen zijn. De wereld bestrijdt u van alle kanten, maar... als gij, al is het worstelend en wankelend, aan God gederikt, wil Hij u gedenken, en vat Hij uw jonge hand, om u te leiden op den weg des levens.

Hebt ge zoo reeds uw hart-aan God gegeven ? Moogt ge Hem kennen als uw God in Christus? Beleedt ge reeds Zijn Naam in het midden Zijnier gemeente?

Aanvaardet ge reeds uw Dpop en Zijn Verbond? Neen? dan staat gte, indien ge helt wel 'koindt doen, schuldig tegeuiover Hem, Die recht op u heeft, en dan geldt de vermaning van 's Heeren Woord inzondi0rbeid u. Doch, moogt ge door genade God kennen als dien genadigen Vader, D; ie in uw Heiland alles voor u geworden is, dan gedenkt. gij Hem met blij-dschap, en geeft gij op Zijn roepstem oan Hem te zoeken uw ziele-antwoord: k zoek U met mijn geheele hart. (Psalm 119:10).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen