GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Economie naar christelijke belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Economie naar christelijke belijdenis.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Omschrijving der economie.

Hoewel ik niet bij ieder onderdeel van Dr Nederbragt's pïoeve - uitvoerig 'kan stilstaan, meen ik toch aan zijn definieering van bet wezen en de taak' der economie, en wel der christelijke economie, liijzondeTe aandacht te moeten schenken. Deze omschrijving toich beheerscht zijn gansche boek', en verklaart tevens, waarom zijn economische beschouwingen dikwerf, gelijk ik aan het slot van mijn vorig artiklel reeds opmerkte, den indruk maken meer sociale ethiek dan economie in den engen zin des WOords te zijn.

Wat is nu eerst de taak der christelijke economie?

Volgehs.Dr N. een drievoudige, en wel in de eerste plaats om uiteen .te zelsten, hoe de mensch als m-ede-arbeider Gods in deze wereld, en tegenover Hem verantwoordelijk voor de wijze, waarop hij zij'n taak vervult, de zorg en de verantwoordelijkheid voor zijn stoffelijk bestaan geheel aan God kan ovetlaten. In dezen gedachtengang strekt de economie naar christelijke belijdenis zioh over het volle, rijke 'economische leven der menschheid uit. Br N. legt dus allen nadruk op de roeping, die wij tegenover God, onzen Mallter, hebben, en stelt nadrukkelijk op den voorgrond, dat het ons in onzen arbeid niet ten eerste en ten diepste om het brood en het stoffelijk goed, maar om God moet gaan, en wie in den arbeid den dienst des Heeren vervult, door Hem zeker zal verzorgd worden.

Hiermede Zal ieder, die voor Gods Woord buigt, het van harte eens zijn.

In ons gansche leven moet de dienst Gods den toon aangeven.

De eerste vraag meet zijn, wat de souvereine Schepper van alle dingen wi], dat wij, op welk levensgebied ook, doen zullen, doch deze vraag mag niet beperk.t tot het terrein van het stoffelijkie-, maar is evenzteer van kracht op het breede veld van de ideëele goederen - als beschaving en vrijheid enz. OiOk daar mag het ons in ons streven naar deze geestelijke schatten niet gaan om die dingen zelf, doch moet het onze begeerte wezen om, tot Gods lof en aanbidding. Zijn heerlijkheid in al deze Zijn werken te aanschouwen.

De economie heeft nog een tweede taak.

„De mensch is bij scheppingsoa-dinantie geroepen, de aarde te vervullen en te onderwerpen, en over de dierenwereld heerschappij te hebben, wat ongetwijfeld zoo mag worden uitgelegd, dat de mensch geroepen is om de geschapene wereld tot ontplooiing en ontwikkeling te brengen door zijn arbeid. ZoO' ja, dan is hij ook in dezten zin Gods mede-arbeider en ligt ook in dezen zin het economische leven voor hem open, dat hij de stoffelijke goederen naar de mate zijner krachten helpt aanwenden om er de grootheid en heerlijkheid van Gods macht en majesteit mee liit te beelden. Uiteen te zetten, hoe de mensöh daarbij handelen moet, is mede de taak der economie." Het onderscheid tusschen deze tweede en de eerste taak ligt dus hierin, - dat. wat Dr N. sub lo noemt, betrekking heeft op de eigen verzorging van den mensch, en het tweede de ontwikkeling der stoffelijke wereld bedoelt.

Twee terreinen, die inelkaar loopen.

En... moeilijk op alle punten te onderscheiden zijn.

„In de derde plaats komt daarbij, dat de mensch, zijn ecionomische taak' aldus opvattende, zich mag: beschouwen als mede-arbeider Gods bij den uiten afbouw van zijn wereldplan. Naar christelijke opvatting, welke steunt op Gods Woord, hebben de tegenwoordige aarde en hemel een einde, als Gods weïeldplan er mledé voltooid is, en worden ze dan door een nieuwen hemel en een nieuwe aarde vervangen." Dit wereldeinde geeft aan de taak van den mensch in de stoffelijke wereld meer bekoring en heerlijkheid, en hierin is ook, volgens Dr N. de reden gelegen, waarom de Christen-econoom noodwendig enthousiast voorstander en 'bevorderaar moet zijn van alle economische, oók' technische ontwikkeling. Hij is dat, moet dat zijn, èn omdat economische, ook technische, vooruitgang den mensch beter in staat stellen, de taak te vervullen, welke God hem oplegt, èn omdat zijl de heerlijkheid van Gods gedachten, welke aan dien vooruitgang ten grondslag liggen, te beter doen uitstralen, èn omdat zij, in mensehelijke woorden gesproken, de wederkomst jan Christus verhaasten. #4«? %jw; f

Ook kisschen 'de tweede en derde ^a|^, ^#; de grens niet altoos even scherp.

De eerste bedoelt de ontwikkeling der wereld zelve, en de tweede het doel dier ontwikkeling, doch ieder zal gevoelen, dat deze beide niet gemakkelijk helder len klaar te ondersdheiden z'ijn, en ook op dit punt ineenvloeiïng niet altoos te vermijden is.

„Waar nu dit alles mijn economische grondovertuiging is, zegt Dr N., „kan ik geen enkele der bestaande, althans gangbare definities der econoinie aanvaarden, zij mogen als „leer van den rijkdom" absoluut vexwerpelijk, wijl anti-christelijk, of wel eeiligszins minder verwerpelijk' zijn. Zelfs moet ik prijs gieven de definitie van economie, die ik ten onrechte zielf dusver gehuldigd heb en die ik, m.i. terecht, in dit geschriflt voorshands heb gegegeven als voorloopige — eenvoudige en begrijpelijke — aanduiding van het vak' van wetenschap, dat in behandeling werd genomien, n.l. deze: de economie i s de leer der verzorging van den mensch met stoffelijke goederen."

Ook deze definitie kan dus geen genade vinden. Zij is volgens DT N. niet serieus.

Maar ons is" door prof. Geesink in zijn college over sociale ethiieik', (waarvoor ik hem van deze plaats nog gaarne dank breng, om'dat hij door dit interessante onderwijfe meegewerkt heeft om onze oogen voor het groote gewicht der sociale vragen te ontsluiten), de volgende definitie van de economie gegeven, n.l. als de wetensöhap, die zich bezighoudt met den mensch in zijn verhouding tot het s tof f el ijk goed." Tusschen deze omschrijving en die van Dr N., dat de economie de leer is van de wijze, waarop de mensch heeft huis te honden met de stoffelijke goederen, kan ik zooveel verschil niet zien, ' en in een ecionomie naar christelijke belijdenis, die dus de verhouding van den mensch tot het Silof-, febjk' goed beziet in het licht, en beoordeelt naar 51 den maatstaf van het Woord Gods, zal zeker met de door Dr N. genoemde factoren rekening gehouden worden.

Het is alleen maar de vraag in-welke mate.

Waar ligt het zwaartepunt, en hoever moet ik gaan?

En daarom kan ik m|||^^|: goed voorstellen, dat iemand, die meer löntèf-êconomisch in den engen zin des woords de dingen beschouwt, op de proeve, welke Dr N. ons biedt, deze aanmerking zal ma.ken, dat hier meer toepassing dan tlieorie, meer ethiek dan economie gegeven wordt, want het valt niet te loochenen, dat tal van bladzijden den schijn geven eerder in een sociale ethiek dan in een handboek voor economie thuis te behooren.

Doch dit ligt in.i. aan den opzet van den schrijver.

De oorzaalc schuilt in zijn uitgangspunt, en... in een theorie der ecionomie naar christelijke lielijdenis zal het ethische element moeilijk kunnen gemist worden. Economie en ethiek staan met elkaar in het nauwste verband. Wie dit verband loochent, beweegt zich in de Marxistische lijn, waarin van een normatieve ethiek geen, sprake meer kan wezen, en tenslo'tte alleen de economie overblijft, doch wie zich laat leiden door de Heilige Schrift, moet dit innige contact erkennen. Al moet voor beide wetenschappen het zelfstandig bestaansrecht worden gevindiceerd, en al hebben econoom en ethicus een aparte plaats, toch raken deze beide valeken. elkaar op' tal van punten. De ecionomie houdt zich immers bezig met den mensch in zijn verhouding tot het stoffelijk' goed, en een christelijke economie onderzoekt dus hoe die verhouding moet wezlen op christelijllve grondslagen; de sociale ethiiek^ kan bepaald als de systhematische, uiteenzelJling van het door Gods wet geboden handelen in de gemeenschap, in casu de maatschappij', 'en... bij eenvo'udige vergelijking springt het verband terstO'ud in het oog.

Daarom is slechts een van beiden mogelijk.

Men. m'Oet of bij de biesohouwing der economie de gegevens van de openbaring buitensluiten, en dus zuiver eco'nomisch handelen over waarde en productie, verdeeling en verbruik, circulatie en de andere vragen, die tei-spra'lce komen, en dan kunnen de ethische etementen, zO'O niet geheel vermeden, dan toch tot een minimum worden beperkt, of men laat zich beheerschen door de grondbeginselen van Gods Woord, maar dan is de toepassing en de sociale ethiek onvermijdelijk.

In dit licht hioet men Dï N.'s boek' beschouwen. Tenminste als ik de dingen goed bezie.

Dat boiek draagt voorts een 'eigenaardig karakter. Het verwijst niet naar bro'unen, en haalt geen andere auteurs aan.

Het biedt geen historie, en evenmin een litteratuuropgave.

Het is heel anders dan de werken, die we in dem laatsten 'tijd gewoon zijin, en draagt meer, als ik het zoio uitdrukken mjag, het karakter van Kuypers weïkien, dan - die van Bavinck. Het is meer instructief dan descripltief, meer thetisch dan apologetisch, meer dogmatisch dan dogmen-historisch, of liever, het is in zijn opzet en uitwerking zuiver thetisch van aard, en niet, wie het relatieve mint, do'ch 'wi-e meer het absolute begeert, vindt in dit boek bevrediging.

En hadden we zoo'n boek niet noodig?

Verdient het daarom, bij alle dritiek, die er op genraakt kan worden, in dezen tijd van relativisme en weitietend vragen, niet gïoote waards'ering ?

Het conflict in fle metaal-influstrie.

„Pa.trimoinium" van vielrieden week driestarde over dit confhot aldus:

„De staking in de metaalindustrie duurt voort. Heit besluit delr organisaties is overal uitgevoelr'd. Zelfs in Rotterdam bij Wilton en andeiran, waar 'het laantal ongeorganiseeJrden nog zoc! groiot is. In zoove'r is de staking stellig eon misrekening voor de leiders van den Metaalbond. Ei& n enkele onderneming, zoo bi|v. de directie van ds Ankeren kettingfabriek, trok Feeds Wét beS'luit tot loonsverlaging in. Hier wol'dt natuurlijk ook niet meer gestaakt.

De toestand in de metaalbedri|ven is verschillend. Terwijl een 'aantal ondem'emingen het hard fce verantwoorden heeft, is 'elders d© bedriJ{stoestap.d nog vrij gunstig. Wat lag nu meer voor de hand dan overleg? Waar , n o o dz akel ijk, zullen de arbeidersorganisaties wel in 'een loonsverlaging! toestemmen. Maax fi-et is natuurlijk ook mogelijk, dat er hiel' en daar nog andere middelen zijin, om 'den bedrijfstoestand te verbeteren.

Het blijft onverantwoordelijk, dat de leiding van den Metaalbond geen oveirleg pleegde. Hun beroep oj». de handelwijze der Federatie, hoezeer wij deze afkeuren, houdt geen steek.

De 'heeren Tiiebels c.s. moeten leeren, dat ook in 'de huidige omstandigheden niet gedecreteerd moet worden, maar dat met de organisaties beh'oiort te worden onderhandeld.

De metaalbewerkers verdienen dan ook in Kun strijd onzen -

Eir is veel geld noodig. Onze Christelijke Bond moet f 40, 000 per week hebben! Men teekene op de lijlsten van het-G. N. V.

Moge deze strijd spioedig eindigen.

Dat kan, indien de Metaalbond zich bereid toont tot behoorlijk overleg.

Dan is 'reeds veel gewonnen, ook al moist zelfs in een aantal gevallen loonsveriaging. worden aanvaard.

De strijd, die th'ans. ontbrandde, is schadelijk voor onze volkswelvaart. Eju iüj had vooirkomen kunnen worden!"

In hoioidziaat kan ik 'm]et deze woorden me wiel vereenigen. Het is O' zoO' jammer, dat er goen overleg heeft plaats gevonden, en de loonsverlagiiig g'etcLieddc zonder ïmet de organisaties ïaad te houden. En nog meer jamm'er is het feil, dat et' loonsverlaging noodz: aifcélijk' scjhtj'nt te sijn. Ditwijsl op do toenemlende malaise in de bedrijven, en op, verergering van de cïisis, en hoie meer het bedrijfsleven gedrukt wordt, ho© feller de sociale .conflicten zich zullen verscherpen. Deze staking is schadelijk.

VooT beide partijen.

Ook voor de axbeiders, " Vate wie ='in dë-afetaalbedrijven velen nog niet konden roemen in een bestaan zonder zorg. Op dit. terrein waren nog toestanden, die verbetering eischten, en er is alle reden om te vreezen, dat die verbetering door dezen strijd eer teruggedrongen dan bevorderd, wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Economie naar christelijke belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1921

De Reformatie | 8 Pagina's