GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEEN ACCENTVERLEGGING, MAAR HARMONIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEEN ACCENTVERLEGGING, MAAR HARMONIE.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud van het eerste artikel: Inzoover Dr Van der Vaart Smit in zijn „Vorm-e'ngeesf'-artikelen optrekt tegen formalisme en intellectualisme gaan we te'a volle met • hem accoord. Evenwel doet hij. het op een wijze, die ' veelszins bedenkelijk moet worden geacht. Hy gaat uit van een onwijsgeerig vormbogrip. Hij veruitwendigt den vorm geheel en onderstelt slechts een mechahisch ver^ band tusschen vorm . en geest.

II.

Indien 't versctdl louter en alleen ovieï een onwijsgeerig vormbegrip liep, zcmAen wij er hier althans geen gewag van hebben gemaakte

Maar er is een hoog, een religieius belang mee gemoeid.

Als Aiigustinus ajh God aanbidt, spreekt hij Hem niet alleen aan als de Hoogste, de Bes^te, do Machtigste, maar ook als de Schoonste (pulcherrime). Nu is er jgeen schoonheid bestaanbaar zonder vorm. De vorm Golds moet dan ook zuiver geestelijk verstaan.

Waren er slechts uitwendige en geen gesslelijke vormen, idan zöu de schoonheid in de schepping geen correspondentie hebben in bet Goddelijk Wezen zelf. Hoe zou daardoor de schoonheid ontaidcld zijn.

Wanneer dan Augustinus God den Schoonste noemt, vertolkt hij een ware en diöpe gedachba.

Op geluldvige wij'ze vereenigde Augustinus' in_ zich den wij'sgeer, den Üieoloog en den mysticus.

Genoeg echter om aan te toonen, dat do tegenstelling: vorm en geest, noch wijisgeerig, noch theologisch, noch praktisch kan worlden aanvaard

Door deze woorden wordt op minder gelukkige manier een heel andere tögensÊeUing op het tapijt gebracht.

Hier wordt n.l. de oude kwestie van objektief en subjektief, voorwerp elijk en oddlerwerptelijk weer opgerakeld.

Als men de artikelen van Dr v. d. V. S. maar aandachtig leest, treedt idit klaar te voorschijn.

In zijn tweede artikel schrijft hij woordelijk: „Er is een strooming in onze kerken, idie allen nadruk legt op 't intellectueel zuiver-stellen van „grondslageri" en het haar hooldplidht acht om formeel en organisatorisch voor zooveel mogelijk j, zaivere sferen" te zorgen, maar dan te kort schiet ia het verzorgen van het voofmaaiiiste, n.l. de ziel, den geest en de Christelijke persoonlijkheid. Dat komt, oiriidat 't accent verkeexd wordt gelegd. Men legt 't accent te veel op het uitweüdigö, het v o o r-werpelijke, het vormelijke, het organisatorische, en te weinig op het inwendige, helt onderwerpelijke, het waarlijk geestelijke, het Christelijk' peTsoonlijfce".

Ik heb hierin enkele wooriden göspatiëerd Dr V. d. V. S. vereenzelvigt aan de eene zijide het voorwerpelijke en het vornielijke, aan de andere het onderwerpelijke en het geestelijke.

En dat dit maar niet onbedacht zijn pen is ontgleden bewijst het derde artikel.

Daar plaatst hij de logica en de ziel tegenover elkander en zegt: „Want de logica — eenzij'dig gevolgd — dringt steeds op den vorm (op 't v o o r-w er n olijke), maar 'tis de ziel, die den geest heeft'"'.

Alweer dus een identdificeteren van den vorm. en 't voorwerpelijke.

En in datzelfde artikel vindt men: „'t Leven eischt altijd een compromis tusschen geest en voim, onder werp elijk en voor werpelijk, , .

Wij schuiven derhalve Dr v. d. V. S. niet een hem vreemde gedachte in de schoenen, nïaat hijzelf spreekt het uit, dat het hier gaat ona de kwestie' Voorwerpelijk en onderwerpelijk.

Wanneer hij dan poneert, dat 't accent moet vallen op den geest en niet.op den vorm, beteekent dit, dat het onderwerpelijke den voorra_n? moiet hel3])en boven het voorwerpelijke.

Daar hebt gij de leidende gedachte in zijn artkelen.

Als hij Kuyper noemt 'ul^^man van den voim, dan wi] dat zeggen, dat deze het voorwerrelijko op den voorgrond stelde ^ het benaider-in van dat voorwerpelijke heet dan „de lijnen uitstippelen". Als hij' dan de „vormten"' als bijlzlaak! beschouwt, staat dit gelijk met het voorwerpielijke, of althans het benaideren van het voorwerpelijke', als bijzaak voor te stellen.

Ja, hij gaat daarbij zoover, dat hij verklaart: de olijektieve zuiverheid is het voornaam; 3i; e niec. „Wij willen, dat bij het gebmik van 't woord „zatverheid" het accent zal vallen op deze in de eerste plaats inwendige zuiverheid" Aldus DT V. d. V. S, De ethiscih-subjekli dus de eigenlijke.

Kog sterker, zoo mogelijk, uit hij zich ten opzichte van de principes. Gelijk bekend onderscheidiie de Gereformeerde theologie van ouds tusschen de zijns-principes (princdpia essendi) en de denkr'iincipes (prinoipia cognoscendi) of, gelijk men het ook kan uitdrukken, .in objelc!tieve en subjekti-? ve principes. l^fP? f

Welnu, Dr v.'C"V". S. omschrijft de principes kortweg als zielekrachten.

De objeküeve principes wedden-zielfs niet genoeiKd. Alleen wordt gewaarschuwd: „Principes zijn niet: „scherp getrokken lijnen" en „uitgestippelde intelleetueele bepalingen".

Het objektieve: wojidt hierbij! uitgesohakeld. Daar hebt gij het bedenkelijke in Dr v. d. V. S.'s stukken

Alles wordt door hem ten slotte versubjektiv& ei"d. En dat onder het motto, dat de vorm ondergegeschikt dient te zijn aan den geest.

Hier heeft men het verleidelijke punt. In zijn argeloosheid zou men-dadelijk willen toestemmen: natuurlijk, de geest gaat boven den uitwendflgen vorm.

Maar waar hier het uitwendig vormelijke en het voorwerpelijke een en hetzelfde is, stelt men het voorwerpelijke op lager trap aan het onderwerpelijke.

Men begrijpt de draagwijdte hiervan. De naastliggende konsekweiitie hiervan is de^e, dat de Schrift beneden de bevinding moet worden gesteld, de openbaring Gods beneden de ervaring.

Want de Schrift behoort ook tot het voorwerpelijke, zelfs tot het uitwendige.

Na beweer ik niet, dat Dr v. d. V. S. dien laatsten stap heeft gezet.

Ik waarschuw alleen: gij' beweegt u in die richting. Houd halt. Keer terug. Bezin u nader. Gij volgt de lijn der Ethische en niet die der Gereformeerde theologie.

Nog eens: ik druk Dr v. d. V. S. niet het brandmerk „ethisch" op.

Ik wijs alleen op het gevaarlijke van zijn standpunt.

Als hij zoo .doorgaat, komit hij bij de Ethische theologie uit.

Maar ik hoop juist, dat hjjl niet zlal doorgaan. Dat hij ook niet door middel van inkonsekwentie, welke hij' Christenplicht acht — hierover later! — op zijn tegenwoordig standpunt /, al blijven balanceeren.

Maar dat hij; welbewust het verlate. Zijn accentverlegging zou het Gerefortaleierde leven aiet ontwikkelen, maar ontaarden.

Men begrijpt, waarom ik daarom de leuze ophief: geen accentverlegging, maar harmonie.

Het recht van het subjekt mag niet bepleit zonder daarnaast te stellen het recht van het objekt.

En over dit laatste zweeg Dr v. d. V. S. ten eenenmale.

Beiier recht behoort te worden geëerbieidigd'. De Schrift alleen kan mij' niet zaligen. Als ik niet wedergeboren ben uit 'Wateir en Geest, ik kan het Koninkrijk Gods niet ingaan.

Maar de wedergeboorte zou mij' niet batea, indien er geen objektieve Christus-openbaring voor mij ware. Ik zou onbekeerd moeten sterven, indiöir de Schrift mij Christus niet predikte. Want hoe zullen zij in Hem gelooven, van Welken zij niet gehoord hebben? en hoe zxillen zij! hooren, zonder die hen predikt? (RomL 10:14).

Harmonie tusschen het objektieve en het subjektieve, zietiaar een der reformatorische idealen.

Een heel teere kwestie heb ik hiermiee aangeroerd.

Ondanks al mijn voorzorgen en verzekermgen zullen sommigen misschien op gronid van bovenstaande uiteenzetting Dr v. d. V. S. van-ethische neigingen verdenken.

Laat ik hiertegen dan bij' voorbaat uitdrukkeUjk protesteeren.

Niet gaarne zou ik Dr v. d'. V'. S. etiketteerieü en zeker niet als een verkapt Ethisfche.

Ik ga hiervan uit, dat hij het beter bedoelt, dan hij' het gezegd heeft.

Evenals zijn meergenoemide brochure over de Schriftkritiek zijn ook zijn „Vorm-en-geest"-artikelen niet genoeg doordacht.

Biervoor waren vele bewijS; !en të leveren. Daar heeft men b.v. zij'n uiUdtrufcking: „Wij moeten niet hebben 't primaat van hiet intellect. Wij: moe^ ten hebben 't primaat van d'e ziel".

't Primaat van de ziel! Primaat onderstelt altijd twee of meer zelfstandige personen, krachten, vermogens enz.

Maar bij één daarvan berust de leiding. Hij' heeft het dictamen, het ^egge'Uschap.

In de vroegste eeuwen der Chris telijike kerk haid men vele bisschoppien, die als gelijken naast elkander stonden. Maar allengs verwierven enkelen daarvan zich het primiaat over breedere gn> epen van bisschoppen. Zoo ontstond het pausdom. De bisschoppen bleven wel zelfstandige piörsonen, maar ónderwierpen zich aan het gezag van den paus.

Ook spreekt men van htet primaat van het intellect of den wil. Dian denkt mien zioh intellect ien wil, en soms ook het gevoel als afzonderlijke vermogens, waarvan er één echteï den voorrang geniet.

Primaat van de ziel roept daarom voor iden gee^t afzonderlijke en tot op zekere hoogte zelfstandige krachten of vermogens, waarover dan .de ziel meerder of minder zeggieinsch'api heleft.

Dr V. d'. V. S. stelt het primaat 'v; an de ziel inplaats van het primaat van het intellect. Naar die voorstelling zouden dan intellect, wil en gevoel (want hij' noemt er drie) ^ekerö zelfstandigheid moeten bezitten naast de ziel. Allelen zou a: in d© ziel de beslissing toekomen.

Wie nu eenigermate met dief psychologie (zielkunido) vertrouwd is, aal aanstonids het ongerijlnide daarvan toegeven.

Men zou een viermanschap krijlgen met dj.^ ztel als hoofd.

Is 'de oude vermogenspsychologie al onhoudbaar gebleken, 'deze psychologie is zieker daarvan ieen vaa de meest corrupte edities.

Niemand zal ze zelfs als ernstige psychologie aanmerken.

Eenige meerdere oriëntielering op dit gebied ware wel gewenscht geweest.

Dr V. d'. V. S. zal bij' diepere reflexie zijn uitdrukking „primaat van de ziel" stellig niet willen handhaven.

Maar !dat hij' haar neerschreef teekent toch.

Het heeft 'Hem blijöaar 'bij', aez'e artikelen aan nadere bezinning en bezinking ontbroken.

Zijn ideëen hebben het kristallisatieproces nog niet doorgemaakt.

Daarom betreuren we het, dat hij' ze heeft gepul diceefd.

Had hij ze nog wat laten doorzo'meren en overwinieren, hij zou, ik maak me sterk, iets anders geleverd hebben dan zijn „Vorm-en-g0est"-ar'"'kelen.

Men roere daarom niet den grooten trom. Voor ketterjacht bestaat hier geen reden. Maar wol voor opwekking tot rijipe bezinning.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

GEEN ACCENTVERLEGGING, MAAR HARMONIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's