GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET ETHISCH BEGINSEL.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ETHISCH BEGINSEL.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Wanneer we nu de quaestie aa.n. de orde stellen, waarin het kenmerkende van het ethisch beginsel bestaat, dan wéten we vooruit hoe moeilijfe het is een duidelijk antwoord, een-zelfe maar benaderende beschrijving te geven, WSêS^^

Prof. Bavinck schreef in de voorrede van zijn werk: „De Theologie van Dr Daniël Chantepie de la Saussaye" (2e druk): „Onder het volk heerschen over ethische theologie zoo vreemde voorstellingen, dat alle afwijkingen , van het geijkt gereformeerde allicht op haar naam worden geboekt" i).

Voor veler besef is de Ethische de zwarte boeman, die van boven tot beneden met allerlei ketterijen is getatoiieerd. Men zon een bloemlezing kunnen maken van wat al zoo de Ethischen in de schoenen geschoven is. Dat déze daar nog al boos over werden, laat zich verstaan. Zij worden gehouden voor een soort verwaterde en tamme orthodoxie, halve of heele remonstranten, algemeene verzoeningdrijvers, Schriftverdraaiers, die van den Bijbel gelooven wat ze z'elf willen, van alle waarheden de fijne puntjes afbreken en tegelijk willen zijn orthodox en modem 2).

Dat zij door hun duistere voorstellingen aangaande eigen leer en door de sterk uiteenloopende beschouwingen, die onder hen heerschen, het er nooit eens naar gemaakt hebben, dat ze zoo beoordeeld worden, zou ik niet durven beweren.

Maar rechtvaardig is zoo'n generaal vonnis niet. Het doet denken aan de plakkaten der inquisiteurs tijdens de Reformatie in ons land: ze golden evengoed .voor Lutheranen en Calvinisten als voor de Wederdoopers, want dat waren toch „ketters van één slag".

Is het nu evenwel reeds moeilijk te zeggen wat het Ethisch beginsel niet is, dit haalt nog, niets bij de zware taak aan te geven wat het wél is.

Ethisch is gelijk we weten een verzamelnaam, als een bosch, waarin verschillende boomen zijn: eiken, beuken, platanen, iepen, sparren en kreupelhout. Dieze alle hebben gemeen, dat ze b oi 0-men zijn. ' '

Bij alle verschil tusschen ethisch en ethisch is er toch iets gemeenschappelijks, een soort grootste gemoene deeler.

Dien moeten we zoeken en niet het kleinste ge-'meene veelvoud.

Ethisch is, zeggen de aanhangers dier richting, niet een bepiaald systeem van geloofswaarheden, een apart dogmatisch stelsel naast gereformeerd, modem, evangelisch enz. Het is ook geen partij. Het is een methode. Het gaat niet allereerst over de vraag; w a t geloof ik ? maar: waarom geloof ik? Hoe ben ik tot dat geloof gekomen? Is mijn geloof een soort instemming met een bepaald stel geformuleerde waarheden, die ik heb hooren beweren, die mij geleerd zijn, thuis, in de kerk of op de Catechisatie en die ik begonnen ben na te praten, op' te nemen in mijn verstand, te verwerken en die nu langzamerhand in mijn overtuiging zijn ingeweven, en voor mij zijn gaan leven? zoodat ik dus door de leer tot het leven gekomen ben? Of is het precies andersom: door het leven tot de leer? Dat laatste, zegt de Ethische, is mijn overtuiging. Eerst het. leven, dat God ons in de gemeenschap met Christus schenkt.; het hebben van de waarheid. En daarna het uitspreken van die innerlijke waarheid, de beschrijving, de formuleering als ge wilt, maar die toch altijd een stumperigzwak werk blijft, een tasten en zoeken, een teekenen van de zon met houtskool. Het resultaat daarvan, de belijdenis, het dogma is altijd maar wat we in de photographie zouden noemen een momentopname. En omdat er nu tusschen de verschillende geloovigen ^gemeenschappelijke geloofservaring is, is de leer dus de b e s c h r ij v i n g van het geloofsleven der gemeente. Omdat daar groei in zit door de kracht-iJ^n het leven Gods; , zal er telkens een nieuw beeld komen in de belijdenis. Uw Moeder kan een album aangelegd hebben van uw jeugdportretten van dat ge met uw eerste kanten schortje voor opi de babyweegschaal laagt, totdat ge uw eerste glacé-handschoenen aan hadt. De eene kiek is beter geslaagd dan de andere. De oude hebben haar eigenaardige hekoring. Maar ge z ij t toch niet meer - zóó, ofschoon ge het wel zijt. Of eigenlijk, ge zijt het nooit geheel, altijd maar van één kant, ^ en onder bepaalde belichting. En nog eigenlijkèr-: ge zijt het heelemaal niet. Het is maar wat lichtdruk op papier. Gij zijt leven. Dat beeld is dood.

Dogmatiek is dus niet het systeem van de waarheden des geloofs, geput uit de H. Schrift, maar het is beschrijving van het geloofsleven der gemeente. Uitdrukkelijk zegt Dr Iz; van Dijk het: „Dogmatiek is beschrijving van het leven 'der gemeente" 2).

Alles is hierop gebaseerd, dat het woord waarheid, als een soort postzegel met een nieuwe waarde overdrukt, ' een andere beteek e nis krijgt. Was het, en is het nog voor ons — een intellectueel begrip, voor de ethischen is het een ethisch begrip', dat niet met het kennen, maar met het innerlijk z ij n, het hart, het wilsleven, het geweten samenhangt en daarop aansluit. De openbaring Gods is volgens hen niet bekendmaking van leer, maar mededeeling van leven. De waarheid hebben is nu dat leven hebben. In de waarheid zijn is aan dit leven deelhebben. Alle Theologie moet dus uitgaan van het christelijik geloof, van de ervaring, van het leven der gemeente, van het persoonlijkinnerlijke, dat toch weer gemeenschappelijk is in het geloofsbewustzijn der tot God bekeerden, m.a.w. het anker onzer zekerheid ligt niet buiten ons in een vasten grond; het is uitgeworpen in het schip, in ons innerlijk zielsbestaan, in ons geloof.

Chantepie de la Saussaye, de haanbreker der ethische richting in Nederland, heeft het uitdrukkelijk gezegd: „Het leven wordt niet bepaald door de richting van den geest, maar omgekeerd; de richting van den geest door het leven". „De christelijke ervaring is het beginsel der theologie, de grond waarop zij staat en buiten welken zij niet is" f).

Hoe men het dus wende of keere, uitgangspunt van de theologie der ethische richting is niet God en Zijn openbaring, maar de geloovige mensch.

Ik weet wel, dat men dit van ethische zijde weerspreekt, althans in sommige opzichten, , en. ik zal die weerspraak ook wel recht doen. : 3|j®ii0|--

Maar ik kan haar-moeilijk als afdoende laten' gelden. Trouwens: ik lees woordelijk in een artikel uit 1870, dat bedoelt een antwoord te geven op de vraag: Wat is de ethische richting ? : „Het uitgangspunt van de theologie der ethische richting is de mensch".

Volgens Chantepie staat het zóó: „Openbaring — dat is niet iets, dat God geopenbaard heeft en dat men zich dan veelal voorstelt in den vorm van leeringen, of wel men verstaat daaronder de Schrift. Deze opvatting — leeraart hij, staat niet in de Schrift en is niet eens christelijk, gaat uit van een deïstisch, ahstract-supra-natureel Godsbegrip" 5).

Ook naar de voorstelling van Dr Gunning is een belijdenis als b.v. van de godheid van Christus niet anders dan de uitdrukking van hetgeen in het binnenste van Gods kinderen beleefd is, en niet een uitlegkundige slotsom van onderzoek"«).

Laten we op deze voorstellingen nog niet aanstonds critiek oefenen; doch liever eerst den ethischen gelegenheid geven zich vrij uit te spreken.

Daarom willen we nog eens luisteren naar een anderen woordvoerder, die onvermoeid getracht heeft zoo duidelijk mogelijk voor te stellen wat ethisch eigenlijk is, n.l. Prof. Valeton Jr.

Ook hij noemt het 'ethisch principe: „door het leven tot de leer". Hij omschrijft het „als de absolute verzekerdheid omtrent de realiteit, afgezien van alle daarvan, vroeger of later gegeven of nog te geven voorstellingen, van hetgeen God deti mensch in Jezus Christus geschonken heeft, zijn openbaring, de verzoening in en door hem, het leven, dat hij aangebracht heeft.

Het poneert de absolute zelfstandigheid-van het geloofsleven, als hebbende zijne zekerheid alleen in zichzelf"').

„Wij hebben deze dingen: — schrijft hij — „openbaring, verzoening, leven met God, en wij hebben ze door het geloof, afgezien van ons kennen er van, in den zin van meer of minder juist verstandelijk kennen."

Om dit duidelijk te maken, gebruikt Valeton een beeld n.l. van de zon. De zon schijnt — schrijft hij — hare stralen worden door ons gezien; wij genieten van haar licht en warmte. Dat doen wij, afgezien van' de vraag of wij' inderdaad iets weten van het wezen en de werking van het licht, en of wij op de hoogte zijn van de nieuwste theoriën dienaangaande. Misschien zijn wij ten opzichte van deze laatsten zeer onkundig. Misschien is er voor de m-annen der astronomische en natuurkundige wetenschap.' alle reden ons voor zeer ouderwetsch te houden en zeer achterlijk en in geen enkel opzicht bevoegd over deze dingen mede te spreken. Misschien ook zal wat thans door de meest toongevende mannen op natuurkundig gebied geleeraard wordt, straks op grond van nog nauwkeuriger onderzoek weer voor geheel andere theorieën plaats moeten maken.

Niemand zal toch kunnen beweren, dat daardoor eerst de zon zon voor ons wordt, of het licht licht, of de warmte w.armte, of ook dat de dingen anders geworden zijn omdat wij ze anders hebben leeren kennen. Zij' zijn wat zij' zijn, onafhankelijk van onze kennis ervan.

Ons verzoend zijn met God hangt niet af van onze dogmatische ' theorieën dienaangaande.

En vraagt ge dan wat geloof is op dit standpunt dan antwoordt Valeton: Ik behoef niet te zeggen, dat ik daarmee natuurlijk niet bedoel: geloof in den zin van een verstandelijk aannemen, dat deze dingen wel zoo zijn zullen: maar dat ik er mee bedoel: de levensrelatie met God, die van de zijde van den mensch is als het antwoord op de daad Gods. Op ethisch standpunt zou ik het geloof willen noemen: ons zesde orgaan.

Vraagt ge nu nog naar formuleeringen uit de laatste jaren — want zelfs de foi-mule-hatende

ethischer moeten a': denkende raenschen hun afkeer van de formule weer in een formule uitdrukken, dan wijs ik u op het referaat van Dr J. F. Beerens, 21 Oct. 1920 gehouden te Utrecht, „De ethischen en de 'Kerk", op een vergadering der vereeniging tot versterking van het ethisch beginsel. Dr Beerens vraagt daar: Wie zijn de ethischen? en hij antwoordt: niet de menschen, die het zoo nauw met de waarheid niet n'emen, zich tevreden stellen met een „afgezakte theologie", in de algemeene verzoening gclooven, de heiligmaking op den voorgrond plaatsen, Heer zeggen in plaats van Heere, nieuwe gezangen zingen, vrij met de kerkelijke liturgie O'mspringen of aan , , critiek" doen.

Ethisch is men, wanneer men den godsdienst beschouwt als iets, dat de geheele persoonlijkheid raakt, niet in de eerste plaats het verstand, maar het hart, het centrum der persoonlijkheid. De ethi-. schen leggen den nadruk op het zedelijk karakter der waarheid in tegenstelling met confessioneelen en gereformeerden, die het intellectueel karakter op den voorgrond brengen, al ontkennen zij natuurlijk dat zedelijk karakter niet.

Ook wijs ik u nog dp het Ethisch Orgaan „Bergopwaarts", waar in No 8 van den vijfden jaargang nogmaals een poging wordt gewaagd-om duidelijk te maken wie de Ethischen zijn*).

In het algemeen — zoo heet het daar — behooren de Ethischen tot de orthodoxe familie. Trots alle verschil is er een diepere eenheid tusschen de Ethischen en de 'Gereformeerden. Maar terwijl de Gereformeerde meer Iet op de kwaliteit van het zaad, dat in den bodem gestrooid wordt. Iet de Ethische meer op de gesteldheid van den bodem, waarin het zaad gezaaid wordt. , , Het is waar, dat de laatste grond van ons geloof niet subjectief in den mensch, maar objectief in God ligt. Iets anders te beweren is de ongerijmdheid zelve. Maar de fout schuilt hierin, dat de hartstochtelijke strijders voor het objectieve, naïef hun eigen subjectivisme in de verklaring van Gods Woord over het hoofd zien. Daardoor worden zij nolens volens heerschers over het geloof van anderen, in plaats van medewerkers hunner blijdschap, "

Nog wijs ik u op de omschrijving, die Ds Vermeer van Den Haag gaf in zijn brochure: „De Ethischen en de Partijstrijd in de Nederl. Herv. .Kerk", die het heel duidelijk zegt: „Het kenmerkende van de Ethischen is, dat zij alleen als geloofsbelijdenis erkeimen, wat uiting is van piersoonlijke geloofservaring.

Op het persoonlijke, het individueele, komt het vooral in geloofszaken, aan. Hoeveel 'beteekenis ook moge hebben, wat door anderen in geloofszaken is ervaren, hoeveel eerbied dit ook moge eischen en verdienen, niet, dan nadat het in het eigen leven ervaren werd, k-an het als geloof worden beleden."

Ge ziet, dat hier het element van geloof der gemeente veel meer pp den achtergrond is geschoven. Het is bijna op religieus standpunt het ideaal van den „N. Gids" in de kunst: „aller-individueelste expressie der allerindividueelste emotie".


1) Zie ook Prof. Dr A. G. Honi'g, • Ethisch of Gereformeerd, biz. 19.

2) Prof. Dr J. J, . P. Valeton Jr, De Ethische richting, blz. .6 'ein 7, Prof»#KfJB.i: sG6esink, De Ethischen I, Heraut 21 Nov. 1920. ; »«^Mfelasii%4^i^

3) Dr Is. van Dijk, Begrip en methode der Dogmatiek, Gezamenlijk© werken I blz. 11, 13 enz.

4) Dr D. P. Chantepie .de la Saussaye, Het wezen der Theologie; zie ook van. denzelfden schrijver: „Christelijke Wetenschap" in Protestantsche Bijdragen 1870. F. W. Stutterheim, Jf& i is de ethische richting der moderne ortlipdosie'S in Stemmen voor waarheid en vrede 1872.

5) Protest. Bijdragen, 1ste jaargang, blz. 425, aant. 1.

6) Dr J. H. Gunning, De Godheid van Christus, Prot. Bijdr. 1870, blz. 150.

7) Dr J. J. P. Valeton Jr, de Etirische richting, blz. 9—11; idem. Ethisch, blz. 9—13. Gunning, Het ethisch karakter der waarheid, D. de la Saussaye, Het wezen der Theologie, blz. 1—23. Dr J. H. Gunning, Blikken in de Openbaring, I blz. 45, 242, III blz. 127. Dr A. G. Honig, Ethisch of Gereformeerd, blz. 19—25, Prof.' Geesink, De Ethischen L Heraut 20 Nov. 1920.

8) Prof. Dr H. Bouwman, art. Ethisch, De Bazuin 6 Jan. 1922.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1924

De Reformatie | 6 Pagina's

HET ETHISCH BEGINSEL.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1924

De Reformatie | 6 Pagina's