GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zooals we zeiden, is het ons bij de bespreking van ons onderwerp in deze artikelem'eeks allereerst te doen, om het verstaan van onzen tijd. Maar zal da.t goed kunnen geschieden, dan is het allereerst noodig, dat wij ook zien, hoe er door alle eeuwen heen lijnen loopen van ontwikkeling; lijnen, die bovenal echt typeerend' zijn voor den tijd, in welken ze een eigen kromming en een eigen afwijking vertoonen.

En dan is het merkwaardig, hoe onderscheiden bouwaard uit vroeger eeuwen een eigen taal spreekt.

Dat komt speciaal uit in drieërlei soort van bouwwerken.

In die monumenten van bouwkunst, waar men zich met liefde gaf om te offeren met het doel om iets schoons tot stand te brengen, wijl het bouwwerk mede een sprake moest doen uitgaan van de heerlijkheid van het beste, wat men beza, t: de kerken.

Dán kunnen we handelen over de gebouwen, waar men een ongewild en onbedoeld getuigenis gaf van hetgeen in allen eenvoud leefde in het hart. Het zijn de bouwwerken, die zonder eenige pretentie zijn, en die geheel uit den drang der omstandigheden geboren, toch een getuigenis geven van het innerlijk , „zijn" van de bouwers en de bewoners; een getuigenis, dat een klare taal spreekt; we bedoelen onze boerenhuizen.

En ten slotte zijn er de gebouwen, die in hun grootte of hun rijkdom een sprake doen uitgaaji omtrent het karakter van hun tijd, misschien meer dan eenige andere soort van schepping van 's menschen hand: het zijn de k a s t e e 1 e n en de p' a-trioier shuiz en.

Er spreekt in de gebouwen, in welke de christelijke kerk haar eeredienst uitoefende een eigen beschouwing. En er is een eigen ontwikkeling te ontdekken ook in dit soort van bonwwerk.

In den eersten tijd, nadat men zich vriji en zonder gevaar voor eigen leven kon bewegen, mogen de christenen zich zoo dicht mogelijk hebben aangesloten aan hetgeen als bestaand bouwwerk bekend was - ^ ai spoedig gevoelde men, dat bij zoo geheel eigen levensbeschouwing ook eigen levensuiting paste.

En deze levensuiting moest ook daar spreken, waar de kerk zich een gebouw stichtte^ om 'den dienst Gods te vervullen.

Nu is het opvallend, hoe schoon men tenslotte de symbolische gedachte wist te doen aanpassen aan den eisch van de nuttigheid.

Bij den zich al spoedig ontwikkelenden ©eredienst toch had men behoefte aan een ruimte, waar een belangrijk deel van den eeredienst werd vervuld; en het allengsfcens zich ontwikkelend koor in den dienst kreeg ook eigen plaats.

Bleef van de oude basilica het schip van de kerk over, weldra werd de ruimte, waaj het altaar een plaats ontving als het hoofd van de kerk; terwijl de zijvleugels, die het tot kruiskerk uitgroeiende bouwwerk ontving, aan het geheel het zoo symbolische grondvlak van het kruis gaVen. Eisch van practijk en symboliek gaan hier hand aan hand. En het is moeilijk uit te maken, wat eerder is, de gedachte aan de nuttigheid of aan de symbolische waarde van den bepaalden vorm.

Nu hebben we het hier natuurlijk niet in de eerste plaats over den bouwstijl als zoodanig, het gaat ons er allermeest om, te verstaan, wat de grondgedachte is, welke de wijsgeerige onderstroom is, die ook hier is te ontdekken.

En dan is het te begrijpen, dat groote lijhen in de eerste plaats gezien worden.

Dan moet het ook al dadelijk opvallen, hoe spoedig de opwaartsche lijn in de christelijke kerken de overheerschendé wordt. Niet het drukkende en zware, dat de zuilenrij steeds blijft kenmerken, maar het vaste, doch opwaarts strevende van de gothische bouworde, is tenslotte de bekroning vap. het streven, misschien goeddeels het onbewuste streven, van den christen-geest, om overeenstemming te brengen tusschen idee en steenen realiteit.

De liefde spreekt. Het .aanbrengen van nergens overdadig vele, maar toch rijke en soms zelfs buitengewoon ingewikkelde versieringen, doen ons dei liefde zien, waarmede de oude kerk werd omringd, in de dagen van haar bouw.

Met de Reformatie schijnt het alles anders te worden. Niet de kerk, maar het Woord komt op den voorgrond. En schier onmiddellijk geeft dit

zijn terugslag. Wat van Rome werd overgenomen, werd voor een deel van zijn schoonheid ontdaan, hier en daar zelfs op ruwe wijze wederrechtelijk vernield. De beeldenstormers toch wierpen zichzelf, tégen het recht, als rechters op'.

En waar eigen bouwwerk wordt gesticht, heeft dit ook reeds uitwendig geheel het karakter van een statig gebouw, dat ni et allereerst zelf moet spreken, maar dat er is, om he t Woiord gelegenheid tot sp'reken te geven.

In den tijd van verval bouwt men kerken, die uiterlijk het beeld vertoonen van enkel gesticht te zijn, omdat men nu eenmaal noodwendig een vergaderplaats moest hebben. De typeerende lijn gaat verloren. De liefde spreekt niet meer haar klare en duidelijke taal.

De juiste verhouding der deelen gaat ook verloren. Er is een pieriode geweest, in welke men bij voorkeur 'groote '„bakken" van kerken stichtte, achtkant van grondvlak, zonder ééne topgevel, zonder toren, met vlak dak, dat onder een hoek van meer dan zestig graden met de zijmuren, een beeld geeft van den druk, dien het geestelijk leven in dien tijd moest ondervinden.

In de laatste jaren ontwikkelt zich een nieuwe bouwstijl voor de kerk.

De bruikbaarheid en de symboliek gaan weer samen. En onze nieuwe kerken, laten van buiten af reeds U zien, dat er in dat gebouw één eentra, al punt is, waarom allen, die er binnen zijn zich scharen.

Meer dan men zelf wist heeft alle eeuwen door de wijsgeerige gedachte van den tijd in het steen van onze kerkgebouwen gesproken.

Niet anders is het met de boerenhuizen.

Wat we bij de kerkgebouwen als karakteristiek opmerken, vinden we ook hier; er is een wonder goed samengaan van het gebruiksmotief en van een idee van hooger orde.

De Stelphoeve, het boerenhuis van Friesche origine, gelegen te midden van de sappig groene weiden, waarover evenwel de storm met woedende vlagen haa.r krachten openbaren kan, biedt met haar hoog-opgaand dak en vrij lage muren een beeld van vaststa, an te midden van de gure zeewinden. Maar ook het nut spreekt mee. De omgeving zegt het U: in zulk een huis moet ruime berging zijn voor hooi; en het is er. Zie het pyramide-vormig dak maar.

Meestal wordt de strenge geslotenheid gebroken door den vriendelijk opgaanden topgevel van het voorhuis. Daar wordt de ban van afsluiting opge-^ heven, en wordt U gezegd, dat ge er welkom zijt.

De voorliefde voor felle kleuren, den landman eigen, spreekt ook hier. Maar het hindert niet in dé kleurrijke bloeiende omgeving; het hindert nietjuist, wijl vensters en deuren in trouwe harmonie zijn aangebracht, en dus nergens de schelle kleuring storend opplekt, daar, waar het oog een rustpunt zoekt

Op gelijke wijze wist men in Saksisch Nederland b.v. harmonie te vinden. Het minder statig en steil oprijzende, maar ook veel minder massiefdoende boerenhuis in deze streeken past zoo uitnemend bij het landschap met zijn akkermaalshout, bij de looën en horsten, waaraan Saksisch Nederland zoo rijk is. Maar het nut vraagt een dorschvloer. En geheel bij de schoonheidsgedachte past zich het nut weer aan: de lange deel, waarom het huistype vraagt, is er bij uitstek voor geschikt.

Het merkwaardige verschijnsel doet zich dus voor, dat juist bij dat deel van de bevolking, dat gewoonlijk het meest primitief wordt genoemd in opvatting van kunst en in verstaan van harmonische levensopvatting, een levenseenheid wordt gemerkt, een harmonie wordt ontdekt, die in schier geen enkelen kring wordt gevonden.

In de levensrust van het platte land werd nut en schoonheid één. De harmonie i s er. En dan spreekt zij ook.

En die harmonie wordt slechts daar verstoord, waar „nieuwmodische" bouwtrant met de „stadsche" huizen ook moderne zede en moderne onrust aanwezig toont.

Ook bij de huizen van den landadel en bjji de woningen van de patriciërs vinden we eenzelfden regel: in een gezonde geestelijke atmosfeer groeit vanzelf de eenheid tusschen schoonheid en nut. Niet naar eenigen opizettelijken regel van de wijsbegeerte, maar naaï de wetten en verhoudingen van het eerst aanwezige, het doel en de omgeving, werd de huizinge van den adel gebouwd. Ontoegankelijkheid voor den vij'and, maa, r ook beheersching van heel het landschap', zijn twee kenmerken, die ieder, die de taal der sprakelooze dingen verstaat, onmiddellijk treffen in het karakter vian hét kasteel.

Ja, daar zijn uitzonderingen.

Maar is het niet merkwaardig, dat juist die uitzonderingen bouwsels zijn' b.v. van een vorst voor een verwijfden gunsteling, 'die gaarne een „Fransch" paleis in Nederland bezitten wilde? De bouwwerken uit den ouden tijd zijn zoo waar. Ze liegen nooit. En ze spreken een taal, die ook ons geslacht nog verstaat.

Niet anders js het met de huizen van de patriciërs.

In den deftigen strengen gevel zien vrijmoedige oogen, die de wereld niet vreezen, de wereld in.. Hier is onmiddellijk te merken het echte „seigneurale" van een geslacht, dat niet wereldschuw is. Het is een wereldbeschouwing, die klare taal tot .U spreekt, wanneer ge wandelt langs de grachten van Amsterdam. Een sprake, die zelfs door do moderne lichtreclames en de schreeuwende naamborden niet onverstaanbaar wordt.

Maar hoe buitengewoon beantwoorden deze huizen aan het nuttigheids^doel! Ze geven precies, wat de oude deftige 'familie behoefde.

En zoo zeggen we andermaal: in den besten tijd is er ongewild een volkomen harmonie tusschen nut en schoonheid.

Maar ook: de eigen tijd drukt haa, r stempel,

In het gevondene ligt een positief christelijke gedachte.

Het woord, dat het Nieuwe Testament gebruikt voor „schoon", past alleen op dat schoone, dat tegelijk goed is, en aan zijn doel beantwoordt. Ware schoonheidszin beteekent dus, dat ongewild het tweeërlei doel: het nut en de aesthetica, tegelijk wordt nagestreefd'.

Omtrent de vraag nu, wat werkelijk „schoon" is, heeft de moderne bouwkunde een eigen wijsgeerig stelsel ontwikkeld.

Ook zouden we kunnen spreken van meer dan één stelsel.

Maar er zijn grondgedachten, principia, die telkens terugkeeren.

En het loont de moeite, na te gaan, welke deze beginselen zijn.

Want, hoe grillig sommigen ook de nieuwere bouwstijl mogen vinden; hoe zeer men ook om strijd de schoonheid van het gebouwde roemt of de leelijkheid luide verkondigt; er zit systeem in wat wij in onzen tijd als „nieuwe bouworde" kennen.

Dat is het systeem van de dogmatiek van het pantheïsme.

En willen wij onzen tijd begrijpen, dan moeten we ook dat systeem verstaan.

J. WATERINK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's