GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE HEILIGE SCHRIFT EN DE BEGINSELEN DER WETENSCHAP.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HEILIGE SCHRIFT EN DE BEGINSELEN DER WETENSCHAP.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

Er behoort voeling te zjjn tusschen ons Gereformeerde volk en onze wetenschap. Ons volk heeft getoond te waardeeren. Zjjn belangstelling tan het best worden aangemoedigd niet zoozeer door populariseering der wetenschap, als wel door bij wederzijdschs ontmoeting over de beginselen te handelen, Immers is de geloovige wetenschap gebouwd op het geloovige weten.

Bij de vraag, welke boteefcenis de Heilige Schrift heeft voor de wetenschap, moet gelet worden op twee uitersten. Het eerste is dit, dat men — en terecht — wetenschappelijke beginselen put uit de Schrift en daarna — en dit ten onrechte — door d e d u k t i e, door afleiding, uit die beginselen heel de werkelijkheid wil construeeren. Dat nu gaat niet aan. De werkelijkheid moet empirisch worden onderzocht. Dat mag niet aan de ongeloovige wetenschap worden overgelaten. En h^ is dat empirisch onderzoek, waarvoor onder onze menschen nog niet voldoende waardeering wordt gevonden.

Het andere uitsterste, dat de eeuwige beginselen, gelijk die ons in de Heihge Schrift zün geopenbaard, van geen belang acht voor de wetenschap, uitgenomen de theologie, komt onder ons niet veel voor. Toch vertoont zich hier en daar een symptoom. Bovendien zijn er reeds zonen van Gereformeerden huize, die aan andere Universiteiten de exacte wetenschappen bestudeerden, aan dit uiterste ten slachtoffer gevallen.

Een bewijs, dat die exacte wetenschappen wel degelijk iets met beginselen te maken hebben: Allen, die deze wetenschappen beoefenen gaan van hypothesen uit. Daarbij meet ondel scheiden tusschen hypothesen, welke in het centrum en die, welke aan den omtrek liggen.

De eerste staan in onlosmakelijk verband met de levensovertuiging. Zij , ziin voor den wetenschappelijken onderzoeker beginselen.

Wat zijn beginselen? De eenvoudigste definitie is misschien wel deze: het ziJn de antwoorden op de laatste vragen.

Die vragen zijn tot drie te herleiden vanwaar? waardoor? waartoe?

Er zijn er, die deze vragen zorgvuldig ontwijken. Zij worden gedreven door agnosticisme of door indifferentisme. Maar agnosticisme en indifferentisme zijn ook beginselen.

Het antwoord op die laatste vragen kan alleen Hij geven, die alles geschapen heeft, doet voortbestaan en zjjn eindbestemming heeft gegeven. En waar Hij' - Zich het klaarst Jieeft geopenbaard in Zijn Woord, dat tevens de norm is van alle openbaring, moeten de beginselen der wetenschap in de Schrift worden gezocht.

Elke wetenschap, elk onderdeel van wetenschap heeft zijn laatste vragen. Daarom is geen enkele wetenschap neutraal. Slechts een deel ervan kan in de neutrale zone liggen. De onderscheiding in principieele en neutrale wetenschappen dient dan ook te worden veroordeeld.

De geloovige vvetenscliap vindt alzoo haar groote 'Oeginselen in de Schrift.

Zoo luidde onze konklusie.

Maar, fcan men vragen, is de Schrift daarvoor Wel gegeven?

Gaat het niet lijnrecht tegen haar bedoeling in om op die laatste vragen, waarvoor het mensche-% denien reeds in het gewone leven, maar meer •^og in de wetenschap geplaatst wordt, te antwoorden? .

Misbruikt men de Schrift niet^ wanneer men haar ook de cqllegezalen en de laboratoria binnendraagt ?

Dat argument heeft al zoo dikwijls als reddingsplank dienst moeten doen.

Daardoor heeft men zoo vaak zich uit een konflikt tusschen een uitspraak van de ongeloovige wetenschap, welke men gaarne aanvaarden wou en een stellige verzekering der Schrift, trachten te redden.

Dan heette het: de Schrift is er om ons den heils-'iveg te wijzen.

De grootste en laatste vra; ag, waarop zij antwoord geeft is: hoe word ik zalig.

Daarvoor heeft men haar te raadplegen.

Op haar raadgeving in deze kunt ge aan.

Maar over andere vragen, door den mensch gesteld, bewaart zij het stilzwijgen.

Hoe zit dat nu?

Ook wij leeren immers, dat de Schrift ons in alles onderricht, wat tot onze zaligheid van noode is?

Zeker, dat leeren we.

Maar daarin gaat naar Gereformeerd belijden de beteekenis van de Schrift niet op.

Ze spreekt niet alleen van heil en van zaligheid.

Wie dat aanneemt, is ongemerkt verward in het net van het anthropo-centrische („mensch-middelpmitige”).

Dan staan wij en ons behoud in het middelpunt van den Bijbel.

Dan ligt daarin de bestaansreden van dat Goddelijk Woord. -

Dat is echter een naar-ieneden-halen van .de Schrift.

Neen, het karakter van de Schrift bestaat in openbaring.

Niet maar in openbaring van heil, maar in openbaring van God.

Wie God is, wat Hij heeft gedaan en wat Hij' nog doen zal.

Daarom gaat het en om niets minder.

Dat omvat ook, wat Hij als "Verlosser doen zal.

Doch het omvat nog veel en veel meer.

Om God als Verlosser te kennen moeten we Hem eerst als God leeren kennen, in Zijn verhevenheid, in Zijn Majesteit, in Zijn souvereiniteit, in Zijn scheppingsmacht, in Zijn voorzienigheidsgeduchtheid, in Zijn recht, in Zijii toorn, in Zijn wijsheid.

Zoo had God Zich in Zijn al gem e en e openbaring te verstaan gegeven.

Maar omdat die algemeene openbaring door de zonde niet meer door ons in haar diepte gegrepen kan worden, heeft Go'd Zijn bij'zondere openbaring ons geschonken, die ons het rechte licht ontsteekt over de algemeene openbaring.

En die bijzondere openbaring hebben we gecomprimeerd en normatief in de Schrit voor ons.

De Schrift getuigt ons van Christus.

Maar niet alleen van Christus als Verlosser van Zijn volk, maar ook als Hersteller van de schepping, welke door de zonde als in scherven ligt.

De Schrift doet ons eenigermate zien, hoe heerlijk het oorspronkelijke scheppingswerk was, welk vandalisme het kwade daarop heeft gepleegd en hoe God in Christus weer alle dingen nieuw zal maken.

En dat weten we uit niets anders dan uit de Schrift.

Bij de volkeren, die niet onder het licht der Schriftopenbaiing leven is zelfs de kennis van een schepping ^en een Schepper verloren gegaan. De heidensche wijsgeeren brachten het niet verder dan tot het aannemen van God als Wereldformeerder. God, zoo stelden zij het voor, was gebonden aan de stof. '

Op het vanwaar? waardoor? en waartoe? moesten zij het afdoende antwoord schuldig bhjlven.

Er moet dan ook gebroken worden met de idee, als zou de Schrift zich alleen ten doel stellen den weg naar den hemel te wijzen.

Neen, de Schrift openbaart ons God.

Dat is de hoofdzaak.

Het voorname.

Het eigenlijke.

Niemand, getuigt Johannes, heeft ooit God gezien, de Eéngeborene, die in den schoot des Vaders is, heeft Hem ons verklaard.

Die verklaring heeft haar opteekening ontvangen in de Schrift. *

En waar nu al het bestaande rust in God, waax het het werk Gods is, kunnen we de beginselen van het weten en de wetenschap van het bestaande alleen uit de Schrift putten.

Men noemt dat wel een theologische zienswijze.

Ten onrechte evenwel.

Met theologie heeft dit op zichzelf nog niets uitstaande.

Theologie is wetenschap, maar niet alleen de wetenschappelijke man kan uit de Schrift die beginselen op het spoor komen, maar ook de eenvoudige geloovige.

Die beginselen zijn voorwerp van liet weten.

En het weten is niets meer of niets minder dan de grondslag van de wetenscha.

De wetenschap moet^ver het weten naat de Schrift als openbaring van God en Zijn werken terug.

Wel heerscht in sommige kringen de opvatting, dat het onwetenschappelijk is om God bi| den wetenschappelijken arbeid te noemen.

Die het doet, heet theologie te 'drijven.

Maar die opvatting is een misvatting.

Ze is door en door valsch.

Geen enkele wetenschap kan God passeeren.

Kant moge de wetenschap als zoodanig God-loos hebben gemaakt.

Doch dat is een van de redenen, waarom we nóch het Kantianisme nóch het Neo-Kantianisme kunnen aanvaarden. '

De Gereformeerde staat uit heel andere motieventegen het Kantianisme over, oo-k al aanvaardt het diens kritiek op het naïvisme in de kennisleer, dan de Roomsche.

Waar zoo de Schrift licht werpt opi al het werk Gods, op de werkelijkheid in haar diepte en breedte, daar zou het hoogmoed van de wetenschap zijn, dat licht buiten haar zalen en laboratoria te sluiten en zich met het walmende kaarsje van eigen inzicht tevreden te stellen.

Niet alleen in de theologie, maar in elke wetenschap moet God in erkentenis gehouden.

Niet alleen de theologie, maar elke wetenschap moet God belijden.

Niet alleen de theologie, maar elke wetenschap is gebonden aan de Schrift.

Maar hoe is iedere wetenschap aan de Schrift gebonden ?

Direkt of indirekt?

Is zij rechtstreeks van de Schrift afhankelijk of van de theologie?

Langen tijd heeft men het laa, tste gemeend.

De theologie werd betiteld als de Koningin der wetenschappen.

De andere wetenschappen waren tegenover haar ancillae, . slavinnen.

De theologie deelde dan ook de lakens uit. De andere wetenschappen hadden zich aan haar keur te onderwerpen. Zij mochten zich niet verder bewegen, dan de Koningin goed vond.

Dat werd oorzaak, dat die andere en met name de natuurwetenschappen, zich niet na, ar haar aard konden ontwikkelen.

De reaktie heeft zich niet laten wachten.

Het rad der waardeering heeft zich in deze geheel omgewenteld.

Wat vroeger boven was is nu beneden geworden.

De vroegere Koningin gaat nu te voet en de voormalige slavinnen rijden .thans als amazones te paard.

In de meeste wetenschappelijke kringen wordt de theologie zoo'n beetje met den nek aangezien.

Ze wordt in het geheel der fakulteiten lankmoedig geduld.

Tal van Universiteiten hebben haar zelfs uitgSf bannen.

Ze werd naar het seminarium verwezen.

De geschiedenis is in deze leerrijk.

Wij voor ons aanvaarden de oude tegenstelling van regina en ancilla, van koningin en slavin niet.

Niet de theologie is regel voor geloof en leven, ook niet voor het wetenschappelijk leven, maar alleen de Schrift en de belijdenis, welke op. haar gegrond is.

Geen wetenschappelijk man mag daarom naar een theologie worden beoordeeld, doch slechts naar Schrift en dogma.

Deze beide. Schrift en dogma, zullen zijn wetenschap beheerschen.

Maar onderling vormen de wetenschappen een republiek.

Wat hen saamsnoeren moet is de "band der beginselen, welke besloten liggen in de Schrift.

Daaruit volgt echter ook, dat ze anderzijds niet los naast elkander staan.

Ze hebben elkander noodig.

Bij geloovige beoefening kan geen litterator, jurist, inatuurfilosoof of medicus de theologie links laten liggen.

Immers, moeten de andere wetenschappen telkens naar de Schrift terug, zoo zullen zij kwalijk de hulp der theologie kunnen ontberen.

Het zou — om eens een voorbeeld te laten spreken — al heel onwetenschappelijk zijn, wanneer zij bij hun onderzoek van de Schrift zich tevreden stelden met de Statenvertaling, die, hoe uitnemend ook, haar gebreken heeft.

Den oorspronkelijken tekst kunnen de meeste beoefenaars der andere wetenschappen niet benaderen. Vooral niet, nu het Grieksch voor enkele fakulteiten fakultatief is gesteld. En het Hebreeuwsch ligt vanzelf buiten het bereik van de meeste niet-theologen.

Zij zullen voor de kennis van de Schrift uitteraard de theologie moeten raadplegen.

Want al weten zij den letterlijken zin van een tekst, daarmee zijn zij er nog niet. De eene tekst moet in samenhang met heel de Schrift worden verklaard.

Dat opzichzelf vormt een omvangrijken arbeid, die van een jurist, mathematicus of medicus niet kan worden gevergd. De meesten zouden het daarin niet verder brengen tot dilettantisme.

Het eenvoudigst is het weer bij de theologie aan te kloppen.

Ook met het denken over de Schriftopenbaring door de kerk aller eeuwen dient rekening gehouden. Schriftuitlegging is niet het werk van één theoloog, maar van de theologie van alle tijden. En waar de vrucht van dat denken over de Schriftopenbaring is nedergelegd in de dogmatiek, diaar verdient het niet slechts aanbeveling, doch is het ook eisch voor lederen geloovigen beoefenaar der wetenschap, dat hij ernstig kennis neme van de dogmatiek. '

Het is geen onberedeneerde voorliefde voor het Vak, dat door schrijver dezes wordt gedoceerd, die hem zulk een stelling poneeren doet.

Maar een logisch gevolg van het Gereformeerde standpunt.

De historie levert het bewijs, dat, zoodra de andere wetenschappen geen voeling houden met de theologie en inzonderheid met de dogmatiek, zij binnen een minimum van tijd een prooi worden van het humanisme.

Daarom herhalen wij: het is meer dan gewenscht, dat iedere beoefenaar der Gereformeerde, der Calvinistische wetenschap, .grondige studie make van de Gereformeerd e dog matiek.

Dat houdt echter geen vernedering in voor de andere wetenschappen.

Nog veel minder knechting.

Want ook de theologie zelf kan zonder de hulp van de andere wetenschappen niet bestaan.

De exegese kan niet beoefend worden, wanneer 'de theologie niet de hulp der litteratoren inroept voor de kennis der Semitische talen en van het Grieksch.

De kerkgeschiedenis is gekortwiekt, zoo zij de algemeene geschiedenis negeert.

De theologie als wetenschap is onbestaanbaar, wanneer zij geen formeel gebruik maakt van de filosofie. i

Zoo zouden we kunnen doorgaan.

Tusschen de theologie eenerzijds en de-overige wetenschappen anderzijds bestaat een wedeizijdsche afhankelijkheid.

En zoolang de afhankelijkheid wederzijidsch is, kan er va, n overheersching geen sprake zijn.

Wordt wederkeerig de vrijheid gewaarborgd.

Immers, absolute onafhankelijkheid zoekt men in deze wereld overal tevergeefs.

De wereld der wetenschap maakt daarop geen uitzondering.

Zoo zullen dan de hypothesen, waarvan de beoefenaar der Calvinistische wetenschap uitgaat, in overeenstemming moeten zijn met de beginselen, welke de Schrift hem biedt en hij door zijin belijdenis aanvaard heeft.

Anders zou hij geen harmonisch mensch zijn, maar een Janus met twee aangezichten of een veelhoofdig monster.

Toch is er een geval denkbaar — en dat moet nadrukkelijk worden voorbehouden — dat hij' voor een oogenblik van een hypothese uitgaat, die niet strookt met zijn beginselen.

Daartoe is hij verplicht, wanneer bijl de onhoud­ baarheid van de ongeloovige wetenschap wil aantoon en.

Wanneer hij op die wetenschap immanente kritiek wil uitoefenen.

Dan neemt hij een hypothese dier wetenschap aan als zijn werkhypothese.

Met behulp van die werkhypothese rekent hij dan zulk een wetenschap* na.

Hij spoort de denkfouten op, door haar gemaakt.

Hij wijst op de inkonsekwenties, door haar begaan.

Hij laat zien, hoe zij telkens weer iets onbewezen als vaststaand aanneemt.

Zoo’n werkhypothese kan uitnemend dienst doen om het oobeholpene van de ongeloovige wetenschap in fel licht te stellen.

En meteen om de meerderheid der geloovige wetenschap te doen uitkomen.

Evenwel mag het arbeiden met werkhypothesen nooit levenstaak worden.

Van enkel kritiek kan de wetenschap niet leven.

Reeds gaven we er enkele concrete voorbeelden" van, hoezeer iedere wetenschap aan de Schrift is gebonden.

We willen er ten besluite nog een paar aan toevoegen.

Daar hebt gij de filologie als wetenschap van den menschelijken logos. Die kan eerst tot de fundamenten toe worden onderzocht, wanneer men voor zijn rekening neemt, dat de mensehelijke logos rust in den Goddelijken Logos, dat de mensehelijke logos er op is ingesteld om iets van den Goddelijken Logos te kennen, dat daarom de werkelijkheid bestaat in de realiseering van geda, chten. Deze en nog talrijke andere beginselen maken den grondbO'Uw uit voor een machtig systeem, waarmee geen ongeloovige wetenschap, al zou zij spekulatie en fanta.sie te hulp roepen, kan wedijveren.

Daar hebt gij de wetenschap der afzonderlijke talen. De geloovige beoefenaar gaat van het beginsel uit, dat al die talen verwant zijn, uit één taal zijn Voortgekomen, omdat het menschelijk geslacht uit éénen bloede is gemaakt, dat daarna de eerste splitsing in de talen is gebracht door de straf Gods. Hij kan zich de moeite besparen om zich in een oerwoud in een kooi op te sluiten, om daar de geluiden der apen te bestudeeren in de hoop, dat ïiij op die wij'ze de eerste aanvangen van de mensehelijke taal zal kunnen vaststellen.

Daar hebt gij de geschiedeniswetenschap. Het van waar? waardoor? en waartoe? der historie zijn in de Schrift gegeven. Zei Aristoteles reeds, dat het doel het wezen bepaalt, zoo bepaalt de Schrift doyr deze gegevens de idee der geschiedenis. Ook leert zij, dat na de zonde door de geschiedenis twee lijnen loopen: die der ontwikkeling en die der ontaarding. Mag de geschiedenis niet opgaan in een konstateeren van feiten, maar heeft ze die ook in onderling verband te zetten en te waardeeren, te beoordeelen lals ontwikkeling of ontaarding, zoo heeft men den maatstaf daarvoor weer .aan de Schrift te ontleenen. Verschijnselen als Romanisme, Calvinisme, Fransche „Revolutie, Restauratie, Liberalisme, Schoolstrijd, Bolsjevisme zullen door den Calvinistischen historicus heel anders beoordeeld worden dan door een Roomsche of een Sociaal-Demokraat.

Daar hebt gij de wetenschap van de psychologie. De' Calvinistische psychologie kent het probleem substantialiteit (de ziel als substantie) of aktaaliteit (de • ziel j-ls verzamelwoord van innerlijke akties) niet. 'Zij heeft als beginsel de substantialiteit. Ook eischt haar beginsel 'een wezenlijk verschil aan te nemen tusschen ziel en lichaam. De ziel is geestelijk. Het lichaam stoffelijik. Nog een voornaam beginsel is de onsterfelijkheid (in den zin van eeuwig voortbestaan) van de ziel. En ZO'O zijn er nog vele andere principia.

Daar hebt gij de r echts we tens c ha, p. De idee van het recht, van de straf, van het gezag, van de overheid, van de maatschappij worden bepaald door de beginselen, rechtstreeks aan de Schrift ontleend.'

Wij stipten slechts hier en daar wat aan.

Dit alles is voor broedere uitwerking vatbaar.

Natuurlijk kan geen afgerond stel van beginselen worden gegeven.

Een waschlijst is er niet van saam te stellen.

Dat kan van het organische nimmer.

Toch zal onze bedoeling duidelijk zijin.

Ook kan de bestudeering der Schrift met het oog op de beginselen nimmer rusten.

Telkens zullen er nieuwe worden ontdekt.

Wel heeft men er zich angstvallig voor te hoeden, dat men geen beginselen in de Schrift inlegt.

De vooropgezette bedoeling om een bepaalde stelling, die men gaarne als beginsel zou huldigen, in de Schrift terug te vinden, heeft al heel wat kwaad gebrouwen.

Men vergete niet, dat de Schrift is geschreven in de taal van het volk en niet van de wetenschap.

Daarom is nauwkeurige onderscheiding nO'0'dza, ak.

Met nadruk herhalen we, dat de beginselen het empirisch onderzoek niet in den weg staan.

Ook kunnen we niet nalaten te verwijzen naiar het begin van deze artikelenreeks, dat in den weg van deduktie of afleiding uit 'de beginselen nooit de werkelijkheid tot in détails kan worden gekons true er d.

Voorts heelde men zich niet in, dat de Calvinistische wetenschap ooit af zal zijn.

Noch met de studie der beginselen, nóch met het empirisch onderzoek komt men ooit gereed.

Wij sennen ten deele.

Dat geldt ook van de wetenschap.

Dat zal blijven gelden tot O'p den dag, dat Christus komt O'm alle dingen nieuw te maken.

Maar zoolang er ware wetenschap zal worden beoefend, zal ook de Schrift de bron harer beginselen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

DE HEILIGE SCHRIFT EN DE BEGINSELEN DER WETENSCHAP.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's