GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PROEVE VAN EEN GRONDSLAG VOOR DE INTER-­ NATIONALE CALVINISTISCHE ORGANISATIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PROEVE VAN EEN GRONDSLAG VOOR DE INTER-­ NATIONALE CALVINISTISCHE ORGANISATIE.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II (Slot).

De proeve van geloiofsverklaring, welke wij in dit artikel aanbieden, bedoelt dus uitsluitend om als grondslag te dienen voor de Internationale Calvinistische organisatie.

Wij leggen hierop nadrak, aiDdat geen misverstand ontsta.

Welk misverstand zou kunnen rijzen?

Dit.

Het kan onzen lezers bekend ziijn, dat wij', in plaats van onze Geloofsbelijdenis op] enkele punten uit te breiden, er ver de voorkeur aan geven een nieuw belijdenisschrift te zien opgesteld, waarin de ontwikkeling van de fundamenteele stukken der Gereformeerde' waarheid na 1618, 1619 tot uitdrukking wordt gebracht en tegen diei dwalingen van den tegenwoordigen tijd positie wordt gekozen.

Het ligt echter volstrekt niet in onze bedoeling de proeve van geloofsverklaring, welke wij hebben ontworpen, tevens als concept aan te bevelen voor een eventueel vierde belijdenisschrift.

Daarvoor is deze proeve ten eenenmalo ongeschikt.

Een vierde belijdenisschrift zou o.i. een anderen vorm vereischen, bovendien nog tal van • andera waarheden moeten forniuleeren en in een gansch anderen toon v/oiden gesteld.

Wij hopen thans duidelijk genoeg van ons oogmerk rekensehapi te hebben gegeven. Hier volge dan nu de proeve.

I. Wij gelooven, dat wij' de openbaring Gods in Christus alleen kunnen kennen door de Heilige Schrift, welke van het begin to> t het einde op organische wijze is geïnspireerd en wel alzóó, dat zij niet slechts in sommige déelen, welke godsdienstige en zedelijke waarhedeai zouden betrefïen, maar in alle deelen O'.a. ook de historische-, onfeilbaar is.

II. Wij gelooven in den Drieëenigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, die geen deelen zijn van het Goddelijke Wezen, maar het Goddelijke Wezen zelf; die door geen orde van oorsprong of rang van elkander onderscheiden zijn, maar alleen door onderlinge betrekkingen, waarom Hun gelijkelijk toekomt eer, heerlijkheid en aanbidding tot in eeuwigheid.

III. Wij gelooven, dat de Drieëenige God Zich in een onnaspeurlijken rijkdom van volmaaJitheden Beeft doen kennen, als daar zijn: Zelf gen oegzaamheid; Onafhankelijkheid; Onveranderlijkheid; Eenheid; Eenigheid en Eenvoudigheid^; Geestelijkheid; Onzienlijkheid; Eeuwigheid; Alomtegenwoordigheid; Alwetendheid; Wijsheid; Waarheid; Waarachtigheid; Goedheid; Liefde; Barmhartigheid; Lankmoe-•Jigheid; Genade; Heiligheid'; Rechtvaardigheid; Almacht; Yrijmacht; Eer; Heerlijkheid; Zaligheid.

IV. Wij. gelooven, dat de Drieëenige God, zonder eenige noodzaai, alleen uit soeverein welbe-"^gen. Zich van eeuwigheid een Raad heeft gesticht, waarin Hij bepaalde al wat er met en in het heelal geschieden zou; waarin Hij de zonde l'iet slechts voorzag of toeliet, maar wilde; waar-"^ Hij bepaalde personen ten eeuwigen leven verlos en anderen tot eeuwige afgrijzing bestem-W de, zonder Zicli te laten leiden door wat in den tijd de mensch zou doen.

V. Wij gelooven, dat de Drieëenige God, wederom zonder eenige noodzaak het gansdi heelal in één oogenblik door Zijn machtwoord in het aanzijn heeft geroepen en daarna de ^.arde door Zijn telkens herhaald machtwoord heeft toebereid, waarom wij ook elke poging afwijzen om het ontstaan van de wereld èn met name de toebereiding der aarde uit een zoogenaamde ontwikkeling te ver-' klaren; en dat Hij nog altijd deze schepping middellijk en onmiddellijk onderhoudt; de handelingen der redelijke en zedehjke sdiepselen bestiert, zonder nochtans hun verantwoordelijkheid op te heffen; over alle dingen regeert en alzoo heel het wereldverloop dienstbaar maakt aan Zijn heilig doel: de verheerlijking van Zijn Naam.

VI. Wij gelooven, dat de Drieëenige God den mensch, man en vronw, schiep naar Zijn beeld, waarmede wij uitdmkkelijk de dwaling van het ongeloof verwerpen als zou de mensch van eenig lager schepsel afstarmnen; ; en dat Hij van Zijn Goddelijke hoedanigheden een verre en flauwe afschaduwing in den mensch heeft gelegd, waardoor deze bekwaamd werd om heer te zijn over de overige schepselen en in.l'.; »mis, gerechtigheid en heiligheid voor God te leven.

VII. Wij gelooven, dat de Drieëenige God, hoewel Hij de zonde bepaalde, haar noditans niet laJs zonde heeft gewerkt en alzoo nooit voor den Auteur der zonde mag gehouden; maar dat de mensch, die zóó geschapen was, dat hij de verleiding tot zonde ten volle kon weerstaan, vrijwillig het kwade heeft gekozen en na zijn Val in zijn wezen nog wel beelddrager Gods blijft, maar in zijn natuur en haar eigenschappen volsti-ekt werd verdorven en alzoo een tegenbeeld van zijn Schepper vertoont.

VIII. Wij gelooven, dat de gevaUen mensch als zoodanig, krachtens de algeheele verdorvenheid van zijn natuur, de vrijheid heeft verloren om eenig goed te willen of te doen; da, t het goede, dat thans in hem Moordt aangetroïïen, van geenerlei geestelijke, maar slechts van natuurlijke wa, arde is; dat dit te danken is aan die algem-eene goedigheid Gods, waardoor Hij de gevolgen van de innerlijke verdorvenheid en Zijn straffen over de zorïde tijdelijk heeft getemperd; maar dat deze algemeene genade nooit, al ware het slechts voor het geringste deel, mag worden verstaan aJs een genade tot zaligheid.

IX. Wij gelooven, dat de sohuld van Adam, op grond van het verbond der werken, dat God met hem had opgericht, een ieder, die in dfe wereld komt, wordt toegerekend en dat d'e smet van Adams verdorvenheid van ouder op; kind wordt overgebracht tot aan het einde der wereld.

X. Wij gelooven, dat de Zoon op geheel bovennatuurlijke wijze door de werking 'van den Heiligen Geest vleesch en bloed uit de maagd Maria heeft aangenomen; alzoo den menschen in alles gelijk werd, ook in de zwakheid des vleesches, uitgenomen de zonde; en dat Hij door Zijin vleeschwording naar Zijn Godheid niet veranderde, maar de menschelijke natuur met Zich vereenigde, opdat Hij hun, die Hem van den Vader gegeven zijn, kon zijn tot een Hoofd van een nieuw verbond, waarin zij allen zijn begrepen: het •v: erbond der genade.

XI. Wij gelooven, dat onze Heere Jezus Christus in de uitoefening Zijner ambten van Rrofeet, Priester en Koning, voor ons heeft geleefd, heeft geleden, is veroordeeld, .gekruist, gestorven, begraven, opgestaan, opgevaren, gezeten is aaai de rechterhand des Vaders en aan het eind der dagen als een Rechter over levenden en dooden wederkomen zal; daar-door onze volkomen Borg is gewerden, die niet voor een deel van onze 'zonden, maar voor alle betaalde, niet slechts de eeuwige-, ma, ar o-ok de tijdehjke straf voor ons droeg, niet alleen verzoende, wat wij hadden misdreven, maar ook tot stand bracht, wat wjj hebben nagelaten, niet lalleen de zaligheid voor ons verwierf, maar ze ook in ons uitwerkt door den Heiligen Geest en dat alzoo' Zijn Middelaarswerk een volledig plaatsvervangend karakter draagt.

XII. Wij gelooven, dat de Heilige Geest op ons, die van nature tot ons behoud niet medewerken, , maar tegenwerken, de verdiensten van Christustoepast, door ons te wederbaren, tot bekeering: te leiden, te begiftigen met het waarachtig geloof, ons te verzekeren van de rechtvaardigende uitspraak Gods, de heiliging in ons aan te vangen en voort te zetten, waarbij Hi| ons bekwaamt om instrumenten, medearbeiders te zijn in Zijn dienst, , om zelf haar te voleindigen in het oogenblik van, ons sterven, zoodat wij zonder Vlek' of rimpel voorden Heiligen God zullen verschijnen, 'in het kort, door ons in te lijven in Christus, ons daaiYan bewustheid te geven door het Wooid, en ons te leeren roepen: Abba, Vader.

XIII. Wij gelooven, dat wij ondanks de heiligmaking in dit leven gro-o-te zondaren blijven en hoewel wij geroepen zijn tot de volmaaktheid voort te varen, die volmaaktheid hier nooit kunnen hereiken; dat onze zonden ons dagelijks zullen blijven aanklagen tot onzen dood toe_, maar dat desondanks ook die zonde ons niet van Christus' liefde kan scheiden en wij nooit van de genade kmmen vervallen.

XIV. Wij gelooven, dat de kerk is de vergadering der oprechte geloovigen; dat zij er van den val des menschen af geweest is en tot het einde der wereld zijn zal; dat zij in Christus is één, heilig en ^Igemeen; dat zij zich in het middenj der wereld heeft te openbaren door belijdenis en wandel , en niet het minst door' den kerkedienst, waarvoor Christus de ambten heeft ingesteld, da apostelen met de gaven van den Heiligen Geest heeft toegerust en nog altijd sommigen geeft tot herders en leeraars, opdat zij de middelen van het genadeverbo-nd. Woord en Sacrament, zouden bedienen tot de volmaking der heiligen en opbouwing van Zijn lichaam.

XV. Wij gelooven, dat Christus aan Zijn kerk twee Sacramenten heeft gegeven, den Doo-p-, die op grond van het genadeverbond ook , aan de kinderen der geloovigen moet worden bediend en het Avondmaal, waarbij het vleesch en bloed van onzen Heere in het geloof geestelijk wordt genoten.

XVI. Wij gelooven, 'dat bij de wederkomst van Christus op Zijn machtwoord alle gestorvenen, zoowel ongeloovigen als geloovigen zullen opstaan; dat alsdan, alhoewel de beslissing van liun lot reeds in hun leven viel en zij na hun do-od of in zaligheid bij Christus zijn geweest of in rampzaligheid hebben gezucht, het openlijke oordeel over hen zoo-wel als over degenen, die dan nog leven zullen zal worden afgekondigd, hetzij tot vrijspraak, hetzij tot verdoemenis; dat voor hen, die ongehoorzaam waren, dan geen mogelijkheid tot bekeering meer openstaat, dat zij ook niet vernietigd zullen worden, maar eindeloos zullen voortbestaan en de onuitsprekelijke smarten zullen dragen Van den rechtvaardigen toom Gods; dat daarentegen de rechtvaardigen eeuwig zullen leven op den nieuwen hemel en de nieuwe aarde, waar God zal zijn alles in allen.

XVII. Wij gelooven, dat wij als geloovigen ook een kultuurroeping hebben; dat wij de geheele kuituur voor Christus hebJDen op te eischen en onder de keur van Zijn Woord te stellen; dat de eeuwige beginselen, die wij beleden, ook de terreinen van zedelijkheid, wet-enschap, kunst, gezin, staat, maatschappij en waarheen zich ook het mensehelijk leven uitstrekt, moeten beheerscheii, opdat niet de mensch, maar God alleen sta in het centrum van het menschelijke weten, willen en handelen.

Wij meenen, dat wij bovenstaande proeve voorloopig moeten publioeeren zonder nadere toelichting.

Men begrijpt, dat vele uitdrukkingen opzettelijk zóó zjjn gekozen, dat de meeningsverschillen van ondergeschikten aard, welke men onder de Calvinisten aantreft, onaangeroerd zijn gebleven. .

Met vragen, door broeders in Amerika mij gesteld, waar ik deze proeve het eerst voordroeg, en met wenschen, daar geuit, hield ik rekening.

Natuurlijk ware er nog meer in op te nemen, b.v. onze roeping tot evangelisatie en zending.

Maar deze kunnen gevoegelijk uit de bewoordingen der proeve worden afgeleid, al worden zij er niet uitdrukkelijk in Vermeld.

Zeer zal ik het op prijs stellen, wanneer ik vooral van Calvinisten uit het buitenland opmerkingen over deze proeve mag vernemen.

Doe onze God den dag, waa-rop de vertegenwoordigers van de Gereformeerde broederschap over heel de wereld samenkomen, spoedig aanbreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

PROEVE VAN EEN GRONDSLAG VOOR DE INTER-­ NATIONALE CALVINISTISCHE ORGANISATIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1925

De Reformatie | 8 Pagina's