GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Agocrlefe Kerstgedacbten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Agocrlefe Kerstgedacbten.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

III. (Slot.)

Een derde vraag, die zich opdringt hij de vergelijking tusschen kano'niek en apokrief kerstverhaal is deze: hoe staan, die twfee, elk voor zich, tegenover' de profetie? Wij weten uit don Bijbel, dat de Christus niet alleen in de wereld gekomen is, doch dat zijn komst door de profeten is voorzegd; ja, dat heel het oude testament adventsboek is. Voor Gods profeten is, kort gezegd, de „dag des Heeren" de messiaansche dag; die dag he«ft evenwel ook zijn momenten, slaat ook zijn uren; en door heel den dag des Heeren is daar een komen van God in Messias tot zijn volk, een komen ook tot d© wereld. De profetie teekent Gods gangen door de eeuwen heen; en zij loopen uit op Messias, want in hem verschijnt Hijzelf. Ook de profetie en haar voortschrijr den van schemering tot volle middagklaarte toei is zelf een stuk der historie; zij is meer dan bloote voorzegging omtrent die historie. En alle tijden loopen op den messiaanschen tijd uit, gelijk ook in alle profeten, die getuigen, de Geest van Messias te voren betuigt. Daarom moest in de volheid der tijden ook de volheid der profetie zijin. Als het kanonieke evangelie schrijft, ook in het verhaal van het geboren kindeke, dat toen is „vervuld" de profetie, dan kan, wie den bijbel als eenheid kent en aanvaardt, daarin geen speelsche dartelheid van evangelistenzielen zien, al schijnt het soms ZOO; maar dan gelooft hij, dat zóó eerst heilige historie kan geschreven worden. Dan aanvaardt hij die woorden van , , t0'en is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet" als onmisbaar element van kerstprediking zelf. Om en bij Kerstfeest kan de v o 1 h e i dl der t ij den slechts geloofd en betuigd worden in de vervulling van de profetie. Want alle profetie, die betuiging van historie, maar ook de historie die overtuiging Gods onder de menschen is, alle profetie MOET in het kerstkind en de kerstboodschap haar normale, normatieve, principiëele vervulling vinden. Geschiedt dat niet, dan is Christus niet geboren; dan is ons in Jezus wèl e dn kind van een mensch, maar n i e t DE Zoon DES menschen opgekomen uit stalduister. Een kerstevangelie dat niet schrijven kan: „toen is vervuld geworden" en dat niet het bewijfe daarvfm bij zichzelven heeft, kan niet , het WOORD üods doen hooren, maar hoogstens woorden Gods; en daaraan hebben wij niet genoeg. Er is maar één Middelaar Gods en der menschen; dus kan er ook maar één Woord Gods zijn, en ook maar één geschiedenis der Godsopenbaring en ook maar één weg des heils, waarop alle wegen der heilige geschiedenis uitloopen. Aan deze zekerheid hangt onze kerstgewisheid en dus ook onze kerstverheuging. En niet het minst in het beschouwen van de gangen Gods in de profetie, die tot haar messiaansche "VERVULLING wordt gebracht, door den Geest van Messias, die van te voren betuigde in de profeten, zal onze verheuiging een verheuging met beving moeten worden.

Beantwoorden aan deze kanonieke ideeën nu ook de verdichtselen van den apokrief en geest?

Het is er ver vandaan.

'Zeer eigenaardig is reeds het bijbel-gebruik, dat Pseudo-Mattheus zich ten aanzien van het Oude Testament veroorlooft, voorzoover wij. in ons eerste artikel het even ter sprake brachten. 'Wanneer Maria op den derden dag na de geboorte van Jezus de spelonk verlaat, dan legt ziji haar zoon in een stal en dan komen een os en een ezel hem aanbidden. Daarin is toen, zoo zegt onze apokriefe evangelist, daarin is toen „v e r - V u 1 d" geweerden, hetgeen gesproken is door jesaja 1:3: e os kent zijn bezitter en de ezel de kribbe zijns heeren. Ieder voelt, hoe de schrijver nu zijn armoede verraadt. Want in den tekst van Jesaja is het juist de bedoeling, Israël te beschamen; terwijl immers in het stomme dier nog een natuurlijke drift werkt, die het beest bindt aan den eigenaar en die het uitdrijft naar de plaats, waar het telkens weer zijn honger bevredigd en zijn leven beschermd vindt, daar keert Israël zich van zijn Maker, zijn Eigenaar af en werpt steenen op de bron, waaruit het drinkt. Derhalve behoeft wat met os en ezel geschiedt, niet „vervuld" te worden. Want de tegenstelling wordt juist tegenover Israels veranderlijkheid gezocht in het dierlijk instinct, dat stabiel is, dat niet wisselt, maar zic'hzelf blijft. Tegenover Israels ongelijktaatigheid )> eroept zich God juist op de gelijkmatigheid van het stomme dier. Verandering in die gewoonte van het dier zou dus, afgedacht van veel andere dingen, het beeld verzw'afcken. 'Men ziet: e auteur heeft niets begrepen van het karakter der adventsprofetie; ook heeft hij niets verstaan van het messiaansche element in de geschiedenis. Had hij dat ook maar in de verte vermoed, dan zou hij over de menschen zijn gaan spreken, de menschen, die immers door het dier beschaamd gezet worden. Hi/ zou, op zijn eigen standpunt althans, domdie menschen aan te halen, het ver hebben kunnen brengen. Want, gegeven nu eenmaal het feit van de aanbidding van os en ezel in den stal van het kindeke, ware het voor hem een prachtmotief geweest: e klacht van Jesaja NU , , vervuld", en de tegenstelling tusschen dankbare "beesten en onverschillige menschen NU in haar volle scherpte uitgewerkt; want NU was het, in het Tceerpunt aller tijden, dat Jeruzalem sliep en dat Augustus van het Kind niet droomde; NU was het geschied, dat God de wijzen van het Oosten zou moeten, vermanen, niet langs denzelfden weg weer te keeren; en in die waarschuwing van het Oosten tegen hd Westen lag werkelijk, wat de menschen aangaat, een „vervulling" van Jesaja's bittere klacht. 'Maar het is bedroevend, dat de pseudo-evangelist juist den tekst van Jesaja afkapt op het punt, waarop hij voor zijn doel belangrijk liegon te worden. Hij heeft het geweldige woord „toen is vervuld" geschreven, maar hij wist niet wat hij deed.

D'eze onmacht van den apokriefen geest treft nog meer, als men zich herinnert in welke periode hun schrijven viel. Wanneer dezelfde Pseudo-Mattheus ons verhaalt, hoe op den tocht naar Egypte de dieren Maria en Jozef en het kind geleiden, en hoe daarin „vervuld «wordt" de Jesajaansche voorzegging van het vrederijk waarin leeuw en lam, beer en rund, te zamen zullen weiden, , dan laat hij ons al : den, dat hij niete verstaat van het woord, dat toch vóór hem geschreven is in den kanonieken evangeliënbundel, he' woord, dat Christus z ij n „ure" hebben moest en dat, zoolang die „ure" niet gekomen zou zijn, tó] niet te doen heeft met wie hem een wpnder afvergen. De apokriefe geest gunt Jezus dat wachten op die „ure" niet, omdat hij zichzelf den tijd ertoe niet gunt Én als ge dan leest, hoe Maria gaat in den tempel van de Egyptenaren en hoe daar in dat E, g\T)tische afgodenhiiis hetzelfde geschiedt, wat te Asdod met Dagon gebeurd' is, toen hij in scherven viel voor de majesteit van de ark (want ook in den Egyptischen tempel slaan de afgodsbeelden aan scherven als het kindeke Jezus binnenkomt), da.n gaat het u toch wel schemeren, als ge daarna de aanteekening leest: Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jesaja (19:1):

Zie, daar rij'dt de Heere op een lichte wolk effl komt naar Egypte; daar wankelen Egypte's afgoden voor Hem, eu en Egypte's hart smelt weg in zijn binnenste-

Let er op, dat dit alles geschreven w'erd nadat de kanonieke, ons allen bekende, evangeliën wiaren te boek gesteld en gepubliceerd. Als ge u herinnert hoe de kanonieke evangeliën plaats malcen voor het verhaal van den twijfelenden Dooper. wiens ziel in vreez'p is, omdat de vraag hem beklemt, of nu Je^us van Nazareth do Messias zelf is, dan wol misschien nog maar een voorloop er van den later te ^'er' wa, chten Messias, — dan ziet ge dezen P s e u do-M a 11 h e u s Wurmen en wringen om toch maar all* plooien glad te strijken uit dat - kw'ellende Godslia-

stuur. In den hoogsten zin is hier de aanslag' gepleegd! op het hart des evangelies: kanoniek en apokrief worden geen variaties van elkander, doch blijfeen hier gescheiden door een antithese. Want de kanonieke evangelist bedekt de moeite niet; hi| laat ons eerlijk in den tobbenden boetgezant, Herodes' gevangene, .Tohaunes den Dooper, zien, hoe zWaar het te verstaan is, dat jn Christus Jezus 'de „dag des Heeren" aangebroken is, èn dat er toch maar niets gebeurt, dat op een wereld-katastrofe gelijken kan.

Maar de pseudo^evangelist plooit alles glad: nauvftelijiks komt het kind Egypte binnen, of „vervuld" vp'ordt de profetie, die den tuimel van Egypte's afg'oden eens voorspelde. Maar dat is een aanslag op het Waarachtige evangelie te noemen. Want vp'ie rondom den geboren Koning der Joden alles gladstrijken w^il, wat maar oneffen scheen, die kan nooit meer zeggen, dat Christus ook een rots der ergernis is; die heeft zich verzet tegen de prediking van de ergernis «n de dwaasheid der kruises. De apokriefe geest heeft die ergernis niet kunnen dragen en die dwaasheid niet kuntnen verteren. Dat is ook aan anderen Wel overkomen. Maai hi| heeft tegen die prediking', die in .zijln ooren eenmaal geschied Was, zich hartgrondi, g verzet; hi| heeft een „evangelie" geschre-TCn, dat min of meer protest is tegen de adventsgedachte, en dat God verbieden wil, den „d a g des Heeren" te doen lichten weer in ondei'soheiden! „uren". Zoo is juist in de vertroebeling der adventsprediking de apokriefe geest veroordeeld door zichzelf. Feitelijk gaat hij uit het christendom terug naar bet verlaten jodendom. En in de consec[uentie daaraan ligt ook daf verschrikkelijke: den Heer der heerhjtheid wederom kruisigen en openlijk te schande maken. Want die do vervlogen dagen niet eerst heeft onderscheiden, die kan op den éénen groeten dag , de uren niet meer afroepen. Doet hijl het toch, dan is zijin parmantigheid gruw'elijke overmoed. Hij loept de uren af van het feest; maar hiji w'eet niet of het Wel de feestdag is; en het programma is hem niet getoond.

* * * Ten slotte: het verbaast na al w'at voorafging niet roeer, dat de apolcriefe „evangelist" het werk van den Christus, niet kent, noch predikt zóóals , het Waarlijk is. Ja, vooral als we daaraan denken, , wordt ons 'daarder dan ooit: dat de geest van het apokriefe hedenksel niet verdragen kan de verborgenheid van den Christus, die komt als ergernis en dwaasheid. De fcanonieke Mattheus doet het verhaal b.v. ^an den kindermoord van Herodes. Gemakkelijk is ^ulk een bericht evenmin voor wie 'het leest als voor •*'!« het schrijft. Om bet ééne kind Jezus vallen zooveel anderen; Rachel - w'il niet getroost zijln; en Israël', dat naar het vleesch is, vergeeft het nóg steeds niet aan Maria's zoon, dat hij' het is, om wien Rachel weenea moot, wijl de kinderen des vleesches geen kinderen Israels meer zijn. Maar het protevangelie van Jacobus neemt de "groote aanklacht tegen Jezus weg; iïef weet nrët, dat het daarmede diens wezen schendt. En daarom laat hij Herodes niet Jezus, doch Johannes zoeken; Johannes, den lateren Dooper. Zoo worden er twee ergernissen; behalve Jezus is ook Johannes het gew'orden. Maar wie de ergernissen vermenigvuldigt, neemt haar verschrikltelijfcheid weg; struikelblokken, die naast elkander Worden neergelegd', worden straks gemaJdcelijk plaveisel. TrouWens, terwijl het kanonieke evangelie aan het mikpunt van Herodes' vervolgingsWoede niets anders dan de vlucht overlaat, daar heeft het protevangelie van Jacobus een meer aristocratische interventie des hemels bedacht: er is een berg, die splijt en die aan Elisabeth schuilplaats biedt mèt haar kind. D'aar is al heel w!at aap.stoot minder. De moeilijldieden, de struikelblokken, Wordei-, dus wel vermenigvuldigd (naast Jezus óók Johannes, om wien anderen moeten lijden), doch tegelijk worden de scherpe punten er af geslepen: want een geopende bergwiand, die aan vervolgden schuilplaats geeft, is toch minder prozaïsch dan een heel gewon© vlucht naar Egypte! Zie het plaveisel der gedachten! Want de valsche profeet vleit met de tong; en de apokriefe evangelist is zijln epigoon. Hij neemt ergernissen weg; en dat is van ouds het „beroep" der( valsche profeten geweest

Een tw'eede — en groote — fout van de apokriefö verdichting is hierin gelegen, dat zijl kwistig is. Het kanonieke evangelie is dat niet. Het is sober in woorden; doch de apokriefe mensch strooit uitroepteekens over zijln geschrift; ontsteekt een bont vuurwerk van wonderen en teekenen, die over elkaar heen tuimelen en door elkander heen schieten en die natuurlijk oogenblikfcelijk verdwtenen zijn, opgelost in de duisternis, die u nóg niet zeggen kan, w'aar ge uitgeltomen zijt, gij, met alle wonderen om u heen. Het, kanonieke evangelie is —• men vergunne de uitdruldcing — „zuinig" op engelenverschijningen. In den Kerstnacht zijln ze nog veel in getal; minder reeds doen ze op paaschfeost; nog meer trekt zich hun dienst terug op Hemelvaartsdag. En wie heeft ze op den Pinksterdag gezien? Ach, een mensch heeft gepredikt; en wie een Galileesche-visscher hoorde preelcen, die talen om de engelen niet; zelfs niet om den engelenzang. Men voelt: hier is een gedachtej Het kanonieke evangelie zegt u: het gaat in den Christus en 'in zijn Werk niet oni de engelen, en niet om hun schoone liturgie. Het gaat om de menschen. Daar-om moeten de engelen zich terugtrekken en op den voorgrond hebben de menschen te treden. Een visscherspreek is op een later uur van den „dagl des Heeren" meer waard dan heel een engelenzang op een uur „dat voorafging". Doch tegenover die genadige intrekking van den zichtbaren engelendienst staat nu in het apokriefe verhaal de groote gemakkelijfcheid, waarmee de auteurs-over engelen beschikken. Ze graaien in de engelen, gelijk in Tondalus' visioenen de duivel in zielen.

En dat is Wel een der ergste zonden van het apokriefe evangelie. Het ontrooft ons de genade; het is eerst niet tegen den mensch, w'ant het neemt hem aJle ergernissen af. Maar tenslotte laat het hem alleen staan, zonder genade, zonder verzoening, zonder vrede met 'God.

Het apokriefe kerstverhaal Weet niet te schrijkren: dat het alzoo MOET geschieden. Tel, 'zoo ge kunt, de gevallen. Waarin het 'kanonieke verhaal zegt: het MOEST geschieden; Christus moest alzóó lijiden en sterven 'en MOEST alzóó in Zijn heerlijkheid ingaan. Er is noodzaak; een goddelijk moeten; een moeten voor den Knecht des Heeren, den Gezondene krachtens een vrederaad van 'God. Maar tot dat MOE­ TEN heeft de apokriefe verbeelding zich niet kunnen verheffen. Zij verkwist, zij verbeurt alles, want ze is zoo Weelderig als de natuur; doch Christus is één en de genade is „duur"; Want zij is niet uit de natuur, doch uit den Eeuwigen Geest. De apokriefe schrijVer zoekt het Wonder om het wonder. Het is bij' hem hoogstens b e t o o g krachtig; Soch het w'ordt nimmer schathouder van genade.

En wie geen genade kent en toch Wat hetoogen wil, die moet wel vervallen tot den kunstmatigen pronk, den valschen schijn; Wie niet de hoogste liefde zeggen kan, Gods hef de tot zondaren, en toch om en bij haar Tempelwanden op een stellage gaat staan om te betoogen, die kan niet anders dan met „luidende schel" en „klinkend metaal" voor zich en zijn God rinkinken.

Maar God heeft deze dingen den wijizen en verstandigen verborgen en den kinderkens ze geopenbaard. Voor de wijzen en verstandigen lijken kanoniek en apokrief op elkaar als tw'ee druppels water; hoogstens is er 'tussc'Iien die twee variatie; doch een antithese — neen! Ja, de stem van den herder en die van den vreemde — ze gelijken elkander ook. Maar de schapen hooren Mijn stem en zij volgen Mif. Docli den vreemde zullen zij geenszins volgen. Laat ons vreezen, dat behalve de os en de ezel van Jesaja 1 niet ook het schaap van Joh. 10 ons in schaamta zet voor God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Agocrlefe Kerstgedacbten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's