GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PAASCHFEEST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAASCHFEEST.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij willen het Paaschfeest weer gaan vieren.

K u n n e n wij het ? En d o e n we het oiok: ik wil vragen: is, wat wij doen wel „vieren"; en is wat «•ij vieren wel , , feest", en is dat feestelijke wel de i> edachte en de. werkelijkheid' Tan het Paaschfeest?

Och, wij brengeai ook op dit feest onze geestelooiSlieid mee, als altijd. Onze boog is van b i n n e n niet sterlc, en Gods boog van - buiten niet breed ons gespannen; de boog van onze aandacht, èn, van wat - onze aandacht heeft. Opi Paaschfeest is God wel , jt»reed iïi Zijn werk: Hij komt aan de wedergeboorte aller dingen toe, als Hij het vleesch van den Tweeden Adam in heerlijkheid zet, en als Hij dat vleesch haast losmaaikt van de aarde (Avaaruit het toch - ook nu nog, immers altijd, genomen is), om een stuk van de aarde over te planten in den hemel, en dat met grooter bewogenheid; dan kruisvaarders een zakje zand van den Jordaau meenemen naar een kasteel van Germanië of 6rittanje. Gcü verbindt hemel en aarde en de eerste Adam is geworden tot ëen levende ziel en de tweede Adam tot een levendmak'enden geest; en nu zijn wij in het klimaat van den levendmakenden geest overgezet en wijkmmen het niet bijhouden en wij willen al maar stilletjes naar de levende ziel terug. En onze paaschpïeeken zullen zioh wijden aan. het gezicht op een nieuw lichaam, en wij zullen veel spreken en willen spreken en willen hooren spreken over dat nieuwe lichaam, en als 't een beetje verder gaat over een nieuwe aarde, over verzoende stof, oVér de verdringin'g van den vloek, die daar is in de natuur, — maar, wie tobt er verder over de vraag, of hij dat nieuwe lichaam, of dat nieuwe aardeleven, of die gelouterde natuur nu krijgen zou in de gemeenschap^ van den eerste n, dan wel van den tweeden. Adam'? Wie tracht zich in te denken, het groote onderscheid, dat er meet bestaan tusschen een nieuwe wereld, die uit den eersten Adam zou hebbe'n mogen bloeien, en die waarachtige nieuwe wereld, waarvan op Paaschfeest de grondslag gelegd is, hoewel haar eerste wezenlijke substantie aanstonds naar den hemel is weggerukt? Och, wij verheugen ons wel, dat het oude behouden bleef, en dat het paradijs „terug" komt. Teru g. Dat tegelijk de vfereld op hooger plan gekomen is, en dat met een „terug"-winnen van het paradijs en het prachtige vleesch en de gave natum-nog niet eens de helft van de waarheid gesproken is, omdat ook de tweede Adam m e e r is, dan een „andere" Adam, wijl hij ook de hoogere is, dat bedenken wij te weinig; en als wij er aan denken, dan beklemt het ons, dat wij onze eigen gedachten' en voorstellingen niet kunnen inpersen in de werkelijkheid.

Wij moeteai het op paaschfeest van ons geloof hebben, en dat is de groote moeilijkheid, want gelooven is altijd zwaarder dan: een geboorte doorlijden; z ij n zwarigheid is chronisch, en mag niet acuut worden in der eeuwigheid.

Dat geloof heeft dus niet alleen te maken met de onzichtbaarheid van de nieuwe aarde en van den Eenen, volmaakt Gezonden Mensch, daar achter de wolken. Het heeft zijn'eigen strijd en moeite ook met die Gezondheid zelf en die Schoonheid en die volmaakte Begeerlijkheid van den tweeden Adam. „Al, wat aan Hem is, is gansch begeerlijk". Ja, het is gemakkelijk gezegd, en het ™it een paaschpreek heel geschiktelijk op. Maar denkt er eens over na: wat moet gij vandaag met een bruidegom, of een bruid, waaraan ALLES begeerlijk is? Cre zoudt er niet bij .kunnen leven. Vooreerst zou zulk een object van liefde uw keel toeknijpen en u méér dan aristocratisch schijnen: want aristocratie is nog een meetbaar begrip, en uit vergelijking ontstaat het: maar iets, dat geen wisseling kent van licht en donker, dat geen variatie heeft tusschen mooi en — zeg maar het minste — minder mooi, zulk een wezen zou u uit een andere wereld lijken; ge zoudt direct naar het woord van aller verlegenheid grijpen: het woord god. Met kleine letter. Maar God — met de hoofdletter — zou u verbieden, dien naam ooit met kleine letter te schrijven; en de God, _ de Eene, van den Bijbel, zegt, u, ook op paaschfeest, dat Hij zijn eer niet aan den MENSCH Christus Jezus geeft, hij moge dan ook volmaakt schoon en gaaf en gezond zijn. Daarom moet de paaschvorst, voorzoover hij mensch is en b 1 ij f t, tweede Adam, voor uw besef, m è t u één blijven. Hij mag niet vooa-het gemak van d_en dominee en van de gemeente tot een soort halfgod worden: mensch blijft mensch, het menschehjke in Christus blijft ook op Paaschfeest echt men schelijk. Koop de waarheid en verkwansel ze niet voor een goedkoop sentiment; en als ge het woord „paaschvorst" met êen hoofdletter schrijft, omdat het wat meer ontroert, d.w.z. u het feest voor wat zachter prijs vergemakkelijkt, bedenk dan wel, dat gij geen cügodendienaar moogt worden: de hoofdletter, die Christus als mensch van u krijgen zou, mag niet uit dezelfde aandrift worden gezocht voor hem, ^Is waaruit de naam Gods geschreven wordt.

Ja, daar staat ge nu weer. Ze noemen het „ontdekkend" preeken, als ge alleen maar leert tobben over zonde, en als ge tot de paaschvrengde niet dooT den dominee, of wie anders stichten komt, toegelaten wordt zonder het „eerste" „station" van de bekommernis. Maar als de bekommernis er bij u gevonden is, en ge komt dan to^t de vreugde, ja, wat dan? Dan begint het pas. Wiarf; is de vreugde ? „A1, wat aan Hem is, is gansch b e-g eer lijk". En dat kimnen wij niet aan. Wie het wel aan kan, die heeft gelogen. Ik bedoel: hij liegt nog. Een begeerlijkheid, die geen meer of minder heeft o wee, daar kan het geliefkoosde homiletisch kiniststukje van de analogie der Rembandtieke schilderij niets mee beginnen. Och neen, ik kan mijn paaschvriend, die mijn bruidegom wil zijti, niet eens meer waardeeren uit het gezichtpmitgemis; ik kan zijn lichtpartijen niet beter waardeeren tegen donkeren achtergroaid, ik kan geen hoofdzaken bij hem opmerken uit den wil war der bijzaken; ik kan niet 'bepaalde accenten geven zonder dat hij op mij zou moeten toornen; want het vreeselijke is, dat ik bruidegomsheerlijkheid moet zien aan een mensch, die met , , ar' wat aan hem is, begeerhjk is. Dat is te zeggen: hij is afgerond, hij heeft geen donkere partijen; zijn middelen zijn tevens doel, zijn alpha is niet meer enkel de weg tot de omega. Maar elke letter is even gewichtig in zijn boek nu. Hij heeft geen bijzaken, en geen donkere partijen, en hij is nog wel met de historie verbonden en grijpt op^ onze dagen in eai beheerscht ze, maar ik kan hem toch niet in deze wereld inhalen.

Ja, het is niet gemakkelijk, paaschfeest te vieren met zulk een bruidegom van zoo^ hinderlijke volkomenheid en ZOO' verbijsterende volledigheid. En toen Johannes hem zag, viel hij als dood aan zijn voeten; en de hoofdletters, die komen van mijn dominee, omdat ik ze hem gevraagd heb en hij er niets tegen had. Maar Johannes zag een mensch en viel dood. Neen, no: ' erger: als dood. En het was de dag van den_ kurios, van den verhoogden Heere, den eigenaar van zooveel schapen, die armoedig, maai' concreet, wegdoken in Klein-Aziatische stadjes en slopjes. En ze kregen een paaschboodschap' uit den hemel; want de boodschapper was die van paaschfeest en de dreigementen waren niet, zooals de dominee mi tot d'e bekommerden zegt, een afmanen van de illusie, dat de lezers van den brief ooit het paaschfeest „recht gesmaakt hadden"; want het benauwende was: de dreigementen verschrikten eerst dian, als die het alles hooren moesten, met den paaschvorst te doen gekregen hadden; om zoo te kunnen dreigen en neer te slaan moest de tweede Adam eerst kunnen opstaan van de dooden.

Ja, het is heel moeilijk Paaschfeest te vieren. En het is goed, het is noodig, dat ge daarajan opzettelijk denkt. Een cftaat uit Milton, Paradise Re-gained, of van Ten Kate, J. J. L., — en de klank van het , , h e r-wonnen" paradijs is niet voldoende. Het paradijs is ook opgewekt, naar boiven toe, de vernieuwing was ook een intensiveering; de her-overing van het oude ging niet zonder transformatie, en met een transsubstantiatie-droom moogt ge u niet uit de moeilijkheid redden, om, al weer, langs den goedkoopen weg tot paaschontroering, u op te werken en op te wringen. Want ge moet van uw bruidegom gelooven, dat , , dit" zijn vleesch verheerlijkt is; en dan voorts, dat , , dit uw vleesch"-ligt onder paaschbeloften, en dat , , deze" onze aarde wacht op de vernieuwing; en dat , , dit" uw handWeTk, nu ja, zog het maar, een economie van den nieuwen mensch vraagt.

Viudt gij het moeilijk'? Het is te hopen. Ook de paaschvrengde wordt alleen in strijd geboren; en wat lentejool met een gepast sentimentje, ook in de kerk, g#ren de noodige ingrediënten voor den paasch-droini; Gods nog niet.

Nog eens, het is hartelijk voor u te hopen, dat gij het heel moeilijk vindt, zeg desnoods —: ou; uitstaanbaar. De menschen willen de stichting in den goedkoopen geestelijken winkel; maar vergeet niet, dat de evangelist Johannes ook zijn lecht heeft: terwijl de synoptici beginnen met daverende woorden, neerschietende engelen, vluchtende wachters, daar begint hij de paasch-glorie heel diep op te halen: hij begint met altemaal negativiteit: verstrooide, onwetende, discipelen, en God liet ze erg lang worstelen en Jezus ook'. D'aari n was Ijij bruidegom.

En dus: verdiep u in het woord: de eerste Ad'am is geworden tot een levende ziel, de tweede Ad'am tot een levendmak'enden geest.

En het Paaschfeest is dus noodt een koestering van ons kranke vleesch, zonder dat in Gods sterke armen gekoesterd en onder zwaren druk genezen wordt onze kranke ziel.

Hebt gij wel Paaschfeest gevierd in de verborgenheid van God?

Het feest van Christus' opstanding is alleen op deze mystieke wijze te doorleven. Een feest, dat niet verborgen is in God, is geen feest. Het is bedrog.

Laat ons maar eerlijk belijden, dat ons feest, ook ons paaschfeest, tot die hoogte nog niet immer opgeklommen is. Het paaschfeest schijnt wel ons tegemoet te komen met de uitwendige blijdschap. De tijd van het jaar, de geopiend'e grafk'uil, de onderzoekende hand van Thomas, de beweeglijkheid van den Heiland; Zijn bloedlooze wonden, zijn zitten en zijn gaan, zijn verheven zijn boven alle noodzaak van spijze en zijn toch avondmaal houden met de Emmaüsgangers, alsook zijn vischmaaltijd bij de discipelen, het schijnt ons alles veel u i t e r 1 ij k e r, en veel gemakkelijker, dan de Hemelvaartsdag, diehemvoor onzeoogenwegneemt, én dan de Pinksterdag, die alleen met onzichtbare machten werkt. Maar laat ons niet vergeten, da, t alle feesten van Go'd even geestelijk, even mystiek, even zwaar van arbeid zijn. En laat u waarschuwen. Wie dien arbeid niet voor het Paaschfeest, voor den Paasch-koning, over heeft, die kan dat feest niet vieren. Alleen de zwarigheid, die verdragen wordt, is de weg tot het feest. Christus heeft al die zichtbaarheid van zijn verheerlijkte menschheid in den hemel weggedragen. En uwe dooden zien Hem wel; maar ook zij verlangen méér te zien, ook zij hunkeren naar hun vleesch, opdat zij óók naar den mensch worden verheerlijkt en tot den Paaschzang onsterfelijk' opigewekt. Ook alle schepsel zucht, maar heden wordt uw Paaschvrengde onderzocht op dit ééne punt, of zij voorwaarts wil naar dear Levenden Christus en niet achterwaarts naar dierbare dooden of den eersten Adam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PAASCHFEEST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's