GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEM.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEM.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openli. 22:19 en de leer der uitverkiezing.

Een onzer lezers heeft moeite het woord des Hoeren Jezus Christus in Opienb. 22:19: indien iemand afdoet van de woorden des hoeks dezer profetie. God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is", overeen te brengen met wat de H. Schrift ons leert, en opi grond van de Schrift door ons beleden wordt, van een eeuwige en onveranderlijke verkiezing toit zaligheid.

Hij' vraagt, of we hem hierin helpen kunnen. 'k Begrijp de moeilijkheid, die bijl hier vindt volkomen.

Indien de lezing van Openb. 22:19, die aan onze Staten-vertaling ten grondslag ligt, als de juiste moest Isescbouwd worden, zou ze inderdaad moeilijk te vereffenen zijn.

Men zou dan, bij het afdoen van het deel dergenen die aan het Woord .van Christus afdoen, uit het beek des levens, óf met önz'e kantteekenaars moeten denken aan het wegnemen van een ingebeeld deel, d.w.z. aan het openbaar maken van hun waan, dat ze deel hebben met hen die in het boek des levens geschreven staan, als jammerlijk zelfbedrog, èf, gelijk anderen d©den, den naam , , boek des levens" hier moeten willen verstaan, niet van een boek in den hemel, bij God, maar van. een boek op. aarde, m.a.w. van het kerkelijk oordeel of van het oordeel der liefde, waarin ze als geloovigen staan aangeschreven.

Van deze twee verklaringen zou dan de eerste stellig verre de verkieslijkste zijn.

Doch ook zij is, gelijk men aanstonds voelt, liiet vrij van gedwongenheid.

De lezing waarop onze overzetting berust van , , boek des levens" is evenwel onder de geleerden die bizondere gtudie van den tekst des N. Testaments maken, zoo goed-als algemeen losgelaten.

Men leest niet meer: „'God zal zijn deel afdoen uit het boek des. levens", maar „God zal zijn deel afdoen van den boom des levens".

Men kwam daartoe, niet door de moeilijkheid, die de vroeger algemeen-aangenoanen tekst meebracht — moeilijkheden bij, de exegese geven op zich-zelve natuurlijk nooit het recht, een anders lezing vast te stellen — maar op. grond van later gevonden handschriften van groot gezag.'

En nu we de lezing , , boom des levens" eenmaal in deze handschriften vonden, beveelt ze zich ook .op inwendige gronden zeer sterk aan.

't Is toch licht te begrijpen, dat een afschrijver, die het woord „boek" in dezen tekst tweemaal vóór zich zag, er toe kwam het nog een derde maal neer te schrijven.

Daarbij kwam, ' dat de woordverhinding , , boek des levens" in het boek der Openbaringen gedurig, on zelfs nog in ditzelfde hoofdstuk' voorkomt; en, om nu niet méér te noemen, dat het , , afdoen uit het boek des levens" een mooie allitteratie gaf met het „afdoen van de woorden des hoeks dezer profetie", dat er naar 's Hoeren Woord mes gestraft zal worden.

Als we de lezing: „God zal zijir deel afdoen van don boom des levens" derhalve als de juiste mogen beschouwen, is de moeilijkheid waarop vrager stuitte vervallen.

Want deze woorden beteekenen dan, al is de zegswijze wat eigenaardig, niets anders dan dit, dat alle deel aan den boom des levens hun zal ontzegd worden.

De woorden staan dan in lijnrechte tegenstelling met de belofte van vs 14 aan wie het Woord des Heeren doen, dat „hunne macht zal zijn aan den boom des levens, en dat ze door de poorten mogen ingaan in de stad".

Gebeds-.Benezlno en de ware Kerk.

Een tweede vraag van denzelfden inzender geldt de genezing op voorbidding en zalving met olie door de Ouderlingen der gemeents naar .lacobus 5:14: f ze nog voorkomt, en of ze oen kenteeken is van de ware kerk.

Wat de eerste vraag betreft, of de genezing op voorbidding en zalving van de Ouderlingen der kerk nog voorkomt, .moet, naar uitwij'zen der feiten geantwoord:

Ie. dat genezingen op het gebovig gebed-alleen, in gevallen, waarin de gewone weg der middelen niet openstond of niet tot herstel leidde, gelukkig nog altoos minder zeldzaam zijn dan men wel denkt. 'doch daf (ïusver niet geconstateerd kon worden nóch dat een gebed om genezing, zou het verhoord worden, juist een gebed van één of meer Ouderlingen moet zijn, nóch dat het van zalving met olie door een Ouderling vergezeld moet gaan.

2e. dat in de „kerken", die de kenteekenen ©ener ware kerk naar Art. 29 onzer Nederl. geloofsbelijdenis vertoonen, d.w.z. „die de reine predicatie des Evangeliums oefenen, de reine bediening der Sacramenten gebruiken, en de kerkelijke tucht oefenen om de zonden te straffen — kerken, die zich aanstellen naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd" — de gave der genezing door den dienst van het Ouderlingschap, evenals tal van andere buitengewone gaven (zooals de gave der talen, de gave der profetie enz.) na de dagen der Apostelen niet meer voorkwam ;

3e. dat zich op het bezit van deze en andere buitengewone gaven wel gedurig allerlei sekten (Wederdoopers, Adventisten, Irvingianen, Apostolischen, Christian Scientists, enz. enz.) beriepen, doch dat deze sekten dit doorgaans te drukker deden naarmate ze minder overhielden van de kenteekenen der ware kerk, en dat suggestièganezingen ook buiten de grenzen der christenheid in alle tijden niets ongewoons waren en vooral tegeiiwoordig niets ongewoons zijn;

en 4e. dat we ons bereid kunnen verklaren, de z.g.n. gelocfs-of gebeds-genezing te aanvaarden als het voornaamste, als het eenige kenteeken der ware kerk, zoodra ons uit de H. Schrift het bewijs geleverd werd, dat Christus uitsluitend of-althans in de eerste plaats in de wereld gekomen is om zieken weer gezond te maken, en dat Hij, in de voortzetting van dit werk na zijn heengaan, zijn kerk haar eigenlijke en eenige taak aanwees;

en 5e.. dat het naar haar eigen oordeel wel van groot belang moet zijn voor de 'christenheid en voor heel de wereld, dat de verschillende, elkaar bestrijdende de verketterende secten, die allen, op grond van het bezit dezer genezings-gave, beweren de ware kerk te zijn, zoo spoedig mogelijk de kwestie gingen uitvechten, wie van haar nu eigenlijk de eenig-rechthebbende is 'op dezen titel.

De wisselinfl der jaarpetUden en het einde der wereld.

De laatste vraag van v. d. V. luidt: of er tegen het einde der wereld geert afwisseling van jaargetijden meer zijn zal.

Op deze vraag weet ik geen ander antwoord te geven dan dit, dat we éénerzijds wel uit de redenen, onzes Heeren die betrekking hebben O'p de voleinding der wereld, weten, dat er tegen Zijn wederkomst geweldige beroeringen en storingen zullen zijn, zoowel in het natuur-als in het volkerenleven, maar dat we aan den anderen kant hebben de belofte Gods in Gen. 8:22, dat „alle de dagen der aarde zaaiïng en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet zullsn ophouden" — en dat de wisseling der jaargetijden derhalve zeker tot het einde toio stand zal houden, al is het niet onmogelijk, dat, bij de storingen in het natuurleven, de insnijding tusschen de seizoenen, tegen het einde minder scherpi wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEM.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's