GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BILLIJKE KRITIEK ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BILLIJKE KRITIEK ?

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al meer komt er kritiek' los tegen. het rapport over de interpretatie van art. 2 der statuten van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag.

Met dit rapport bedoelen we natuurlijk het advieSj dat door de Commissie, door de colleges van Directeuren en Curatoren benoemd, bij deze werd ingediend.

De kritiek schuurde zich reeds een bedding in onze pers en stroomt nog sterker in korrespondentie en pa.rtikuliere gesprekeen.

De vraag of die kritiek billijk is, mag zeker wel een hoofdartikel waard geacht.

Want het geldt nu eenmaal een kwestie, welke heel ons Gereformeerde volk in spanning houdt.

Even mag er wel de aandacht opi worden gevestigd, dat we hier nog slechts te doen hebben met een rapport van de Commissie.

Of Directeuren en Curatoren er reeds hun instemming mee hebben betuigd', is op: dit omogenblik nog niet bekend.

Wij schrijven dit niet, omdat wij' vermoeden, dat het niet hun goeidkeuring zal wegdragen.

Maar om de dingen in het juiste licht te stellen. Formeel genomen hebben we thans het eindrapport, dat op de e.k. jaarvergadering te Middelburg zal worden uitgebracht, nog niet.

Indien wij ons niet bedriegen steekt hierin de pointe van de kritiek, dat het rapport geen .oplossing brengt in de bekende moeilijkheden. Maar daartegenover moeten wij al dadelijk opmerken, dat de ledenvergadering te Arnhem dit niet aan Directeuren en Curatoren heeft verzocht.

Zij' heeft een zeer belijnd verzoek ingediend.

Woordelijk werd er gevraagd: „De vergadering van leden der Vereeniging voor Hooger-Onderwijs op Gereformeerden Grondslag verzoekt den Directeuren en Curatoren te onderzoeken of art. '2 der Statuten zoo is te interpreteeren, dkt tot de daar genoemde Gereformeerde beginselen behoort het Goddelijk gezag der Heilige Schrift, gelijk de Gereformeerde Kerken in Nederland hehben beleden en handhaven".

Directeuren en Curatoren hebben door de instelling van een Commissie aan dit verzoek voldaan. Zij zullen natuurlijk over het commissoriale advies ook hun advies doen hooren. Zij komen alzoo met een volbrachte taak te Middelbiu-g. T|Oit zoover heeft de kritiek geen reclit van bestaan.

Voorts luidde de opdracht niet anders, dan om te onderzoeken. Dat onderzoek kon vanzelf verschillend, uitvallen. Anders is er geen onderzoek noodig. Daarmee rekent d'e kritiek, welke thans wordt uitgebracht, ^ niet genoeg. Spmmigen hadden te voren reeds vastgesteld: -zóó moet het. Maar dan had nooit om eem onderzoek gevraagd mogen worden. Dan had men zijn verzoek heel anders moeten inkleeden. Wlie eeai oGderzoek wenscht, geeft daarmee te kennen aan geen voor­ opgezette meening te willen binden. Natuurlijk behoudt men volle vrijheid om het met de resultaten van het onderzoek niet eens te zijn. Doch dan moet men dit ook deugdelijk' beredeneeren. Meai moet argument tegenover argmnent stellen. Men mag zijn kritiek niet hieropi bo-uwen: het brengt ons in de aanhangige kwestie geen stap verder.

Liever hebben deze kritici er zich rekenschap: van te geven of hun houding opi de .jaarvergadering van Arnhem wel juist is geweest. Of zij niet veeleer hierop hun kritiek dienen te richten.

Zij hebben oan een algemeene uitspraak gevraagd. Niet meer.

Maar welke kracht zulk een algemeene uitspraa heeft voor een konkreet geval, zou het voorwerp van een nieuw onderzoek moeten uitmaken.

De „Commissie zon haar .bevoegdheid te buiteai zijn gegaan, wanneer zij het algemeenC' terrein had verlaten.

Dan had zij zich blootgesteld' aan gerechtvaardigde kritiek. Maar nu niet.

Op de vergadering van Arnhem hehben wij het dadelijk g6voeM'ff"li#)''--vetó|!-'Si^r verwachting te hoog spanden.

Dat zij thans onvoldaan zijn, mag geen wonder heeten.

Doch dit ligt geheel aan henzelf. Zij wilden feitelijk een uitspraak over de „vier" — 'die op de jaarvergadering al de „drie" en

thans de „twee" — docenten zijn geworden. Maar zij kozen dèn omweg van een algemeene uitspraak, die nooit tot hun doel kon voeren.

Yanmeetaf gaven wij in ons blad te verstaan, dat er op de jaarvergadering van Arnhem een te sterke drang was o> m - ons de vergaderingen van onzen Jongelings-en Meisjesboaid te Oopieereu.

Waaro'm dit niet mogelijk was, hebben we reeds vroeger besproken.

Wat wij voor onzen Jongelings-en Meisjesbond goedkeuren, moesten wij ten aanzien van o.nze Universiteit afkeuren.

Men'deed wat water in den wijn, stemde met het verzoek om een algemeen onderzoek in, doch was er zich niet van bewust, dat men hiei-van een oordeel, als men wilde, nooit kon verwachten,

Uit dat oogpunt reeds moet de kritiek niet billijk genoemd.

Nu willen wij op onze beurt tegenover die kritiek niet onbillijk worden. •

Wij geven gaarne toe, dat te Arnhem de situatie niet zoo gemakkelijk was.

De leider der vergadering zelf verklaarde immers, dat wat hij namens Directeuren en Curatoren als resultaat van hun pogingen kon aanbieden, niet voor de volle honderd percient bevredigend was.

Hij deed zooi ongeveer hooren, dat, wanneer iemand een weg wist, die uitnemender was, hij dien gaarne zon weten.

Toen kwam men met een geimproviseerde motie, die uit drie moties was saamgesmolten.

Nu leveren zulke haastig in elkaar getimmerde voorstellen bijna steeds bezwaren opi.

Zij bieden maar zelden uitkomst. Men heeft geen tijd om de portee ervan te overzien.

Een nacht of althans eenige uren van beraad is 'immer aan te bevelen.

Daarom vallen we hen, die thans tegen het rapport inbrengen, dat het niet tot een oplossing leidt, niet zwaar.

Evenwel zullen zij van hun kant moeteaa toestemmen, dat zij een fo'ut begingen door van een verzoek tot het instellen van een algemeen onderzoek konkrete beslissingen te hopen.

Terecht merkt de Commissie in haar rapport op: „De kern van het vraagstuk' is dan of men in verband met art. 2 der Statuten, reguleerende beteekenis moet toekennen aan leerstellige uitspraken van de Gereformeerde Kerken".

Met andere woorden: mag de Vrije Universiteit zich, wat haar grondslag aangaat, voor altijd binden aan eenige Kerk als instituut?

In de praktijk komt het zeer zeker hieroip neer, dat de leden van de Gereformeerde Kerken voor misschien 99 pCt. de Universiteit door hun gaven in stand houden.

En blijkt het steeds weer moeilijkheid te geven de verschillende kwaliteiten, welke men heeft, streng uit elkander te honden.

Wie lid is van een Gereformeerde Kerk en lid van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs opi Gereformeerden Grondslag zal die beide kwaliteiten licht wat vereenzelvigen, omdat zij' gedragen worden door één persoon.

Waren de leden uit de Hei-vormde en de Christelijke Gereformeerde Kerk beduidend talrijker, dan zou daardoor het kwaliteitsbewustzijn zeer zeker werden opgescherpt.

Doch thans rekent men met de rechten van leden uit andere Kerken dikwijls niet zoo sterk'.

Er zijn er, die het niet zoo erg zouden vinden, indien onze Universiteit kerkelijk' werd.

Praktisch zou daardoor op het oogenblik niet zoo heel veel veranderen.

Het staat nu immers zóó, dat zoowel Directeuren en Curatoren als hoogleeraxen in de Theologie lid moeten zijn, van een ke'rf, behoorende tot het kerkverband van de Gerefoirmeer'de Kerken in Nederland.

Daardoor heeft onze Universiteit al eenigszins een kerkelij'fce kleur.

Indien die kleur nu in denzelfden toon werd overgeschilderd en geheel kerkelijk! gemaakt, zon dat momenteel niet zulk een groot ondersdieid maken.

Daarmee zou men ecliter het ideaal van onze Universiteit prijsgeven.

Want — en het rapport zet dat nog eens duidelijk tiiteen — de stichters van onze Universiteit wilden haar in geen geval een kerkelijk! stempel opdrukken. Ook .niet, toen de Dioleantie tot zuiverder kerkelijke toestanden ha'd geleid.

Men kan hier wel tegenwerpien, dat d'e werkelijkheid dit ideaal tot een illusie beeft gemaakt, zoodat men beter doet het te wijzigen en met de realiteit van nu in overeenstemming te brengen.

Maar men kan ook redeneereai: de omstandigheden waren de verwerkelijking van het ideaal niet gunstig, toch hebben we er bij' te volharden en een betere toekoanst af te wachten.

Dit laatste is de eenige bonding, welke de voorstanders van de Vrije Universiteit piast.

Want een ideaal is niet ©en soort program, dat men opmaakt en dat naar bevindi y, aii 2, a^eq voor verandering vatbaar is. .> i^^^^^^^SS'

Maar elk waarachtig ideaal heeft iets heiligs. Er werkt een beginsel in.

De stichters van de Vrije Universiteit werden gedreven door een krachtig r o e p; i n g s besef.

Zij vroegen zich niet alleen ten opzichte van de wetenschap, maar ook ten aanzien van de Kerk, van den staat, van de sociale beweging enz. af, wat elks roeping was.

Elke levenskring heeft zijn eigen roeping. De Kerk is ingesteld om het Wioord Gods te Ijedienen, de Sacramenten uit .te reiken, de armen te verzorgen.

Doch zij heeft geen roeping om o-p het gebied van den staat te treden, een staatkundig program op te stellen, de verkiezingsadtie te leiden, enz.

Zij heeft geen roeping om vakorganisaties in het leven te roepen.

Zij heeft geen roeping om een laboratorium op te richten voor natuur-en scheikunde.

Kerk en Staat, Kerk en Universiteit, Kerk ' en Maatschappij behooren streng te worden gescheiden.

Maar dan mag ook de Ker-k geen zeggenschap; oefenen over de Universiteit.

Dat zou zij echter doen, indien haar leeruitspraken voor de Universiteit bindend of reguleerend werden verklaard.

Aan onze hartelijke instemming met de besluiten van de Synode te Assen zal wel niemand twijfelen.

Wij mogen echter geen ander standp, unt innemen dan dat zij als kerkelij'ke uitspraken voor de Universiteit niet gelden.

Dat houdt niet in, dat de Universiteit ze verwaarloozen mag, dat zij er geen hooge waarde aan behoort toe te kennen, dat zij ze krachtens haar kontrakt met de Gereformeerde Kerkten niet voor haar theologische fakulteit heeft te aanvaarden.

Maar de theologische fakulteit neemt hier een uitzonderingspositie in.

En het speciale kenmerkt niet het generale. Als regel dient te gelden, dat geen kerk mag heerschen over de Universiteit.

Is het nu billijk, dat men al is het dan zijdelings, er kritiek op oefent, dat het rap'port adviseert de Universiteit niet vast te leggen aan eenige kerk?

Verdient het niet veeleer lof, dat de Commissie aan den druk der omstandigheden weerstaad biedt en de oude principia voor de Universiteit hand­?

De Commissie kon niet anders dan tot deze eerste, conclusie komen:

Hoewel leerstellige uitspraken van belijdende Gereformeerde 'kerken, hetzij deze hier te lande, hetzij ze in het buitenland zijn gevestigd, voor de beantwoording van de vraag, wat de in art. 2 genoemde Gereformeerde beginselen inhouden, van groote beteekenis zijn, bezitten ze als zoodanig in den kring der Vrije Universiteit uiteraard geen juridisoh-bindend gezag, daar deze een zelfstandig bestaan lieeft naast de kerk en voor de handhaving van haar Gereformeerd karakter haar eigen Statuut en inrichting bezit. Wel heeft de Vereeniging in art. 2 barer Statuten aan de Formulieren van Eenigheid een dusdanig bindend gezag toege-Isend, maar alleen doordat en voorzoover zij aan deze een plaats heeft gegeven in de omschrijving van haar grondslag; daarom volgt hieruit niet, dat dit gezag ni dienzelfden zin ook toekomt aan andere kerkelijke uit • spraken, ook al bedoelen deze niet anders dan om genoemde Fonnulieren te handhaven of uit te werken.

Hierbij voegen we nog tweeërlei opmerking. De eerste is deze.

Was er slechts één kerk, wel'k'e de Drie Formulieren van Eenigheid als aöcooTd van gemeenschapi aanvaardde, dan zou er minder bezwaar in schuilen, te trachten den band tusschen Universiteit en Kerk nog nauwer te maken.

Leefden wij nog in de dagen van de Dordtsche Synode, dan kon men b.v. vrij bepalen, dat de hoogleeraren ook van de andere faculteiten dan de theologische, tot die kerk' moesten behooren. Maa.r thans staat het anders geschapen.

Reeds werd er van Hervormde zijde onze Universiteit een grief van gemaakt, dat in die faculteiten nooit een hoogleeraar van Gereformeerde beginselen, maar die geen 'lid was van één onzer Gereformeerde Kerken, in die andere faculteiten werd benoemd.

En onze Vrije Universiteit stond sterk, toen er kon geantwoord worden, dat er wel pogingen in die richting waren aangewend, maar niet met succes waren bekroond.

Men verge te .toch niet: wat ten tijde van de Dordtsche Synode mogelijk was, is bet tegenwoordig niet meer.

Daarvoor is er te veel veranderd.

En in ireder geval: ook al zou er maar één kerk zijn, die officieel de Drie Formulieren van Eenigheid aannam, dan zou zij noig voor de Universiteit de Gereformeerde beginselen niet kunnen aanwijzen.

Of zou het niet ongerijmd zijn, wanneer de Kerk uitwees wat b.v. voor de Wis-en Natuurkunde, wat voor de Kennisleer, wat voor de jurisprudentie als Gereformeerd beginsel beeft te gelden?

Onze tweede opmerking hangt hiermee saam. Men heeft gezegd: de beslissingen te Assen zijn niet alleen kerkelijke, maar ook konfessio^ n e e 1 e beslissingen. Men kan ze daarom zeer wel aanvaarden niet als kerkelijke, doch als konfessioneele uitspraak.

Hierin schuilt echter verwarring. Een konfessie is per sé kerkelijk. Ze wordt door de Kerk met gezag vastgesteld. Zij is het eigendom van de Kerk. Ku kan het gebeuren, dat verschillende Kerken dezelfde konfessie hebben.

Dan kan die dienen, als gemeearscbapipelijke basis oor verdere aktie ooT op niet4!erkelijk terrein.

Maar licht de eene Kerk de konfessie opi een epaald punt na: der toe, legt zij een of andere assage uit, dan komt dit voor rekening van deze erk en niet van de andere, die zioh oaithielden.

Dan heeft men te dezen opzidhte geen gemeenchappelijk konfessioneel standpunt meer.

Verklaart nu de Universiteit die toelichting of itlegging voor reguleerend ©n bindend, niet alleen aterieel, maar ook formeel, niet alleen Voor het erleden, maar ook voor het heden en de toekomst, an maakt ze zich van die bepaalde Kerk afhanelijk.

Zelfs de achterdeur: niet kerkelijik, maar konessioneel is toegesloten.

Moet dan een Universiteit "tegenover diepingrijende kwesties, welke haar grondslag raken, onewogen blijven, omdat zij opi kerkelijk terrein geezen zijn?

Dat niet.

Daarvoor zijn de ond'ersoheiden levensteiTeinen te dicht aaneengesloten.

Een aardschok op het eene wordt gevoeld o^p et andere.

Wanneer in een bepaalde Kerk een aanslag gepleegd wordt op het Schriftgezag, dan kan de Universiteit genoodzaakt zijn zioli daaromtrent ook uit te spreken.

Alleen maar, 'zij kan nooit de konikrete uitspraak van een Kerk overnemen.

Zij kan óf-konkrete gevallen, welke zidi in haar eigen kring hebben voorgeidaan, behandelen. Maar dan ook niet op kerkielijke wij'ze, doch op een wijze, welke past bij haar aard.

Of ze kan in het algemeen zioh daarover ver­

klaren. De jaarvergadering te Arnhem wenschte het laatste. , 0f liever — want het werd niet met zooveel woorden uitgesproken — zij uitte een wenseh, die

in deze lijn lag. De Commissie heeft dit begrepien. Haar tweede konklusie luidde dan ook':

Zoowel op grond van de bewoordingen van art. 2 als van de eenstemmige uitspraken van de stichters en woordvoerders der Vrije Universiteit moet geoordeeld, dat volkomen terecht binnen den kring van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag algemeen wordt aangenomen, dat tot de Gereformeerde beginselen, in art. 2 genoemd als grondslag voor alle onderwijs, dat in haar Scholen gegeven wordt, behoort het Goddelijk gezag der Heilige Schi-ift, gelijk dat wordt beleden in de drie Formulieren van Eenigheid, door de Nationale Synode van Dordrecht voor de Nederlandsche Gereformeerde Kerken vastgesteld. Dit sluit in, dat al wat de Heilige Schrift ons mededeelt of leert, onvoorwaardelijk wordt aanvaard, en sluit uit een willekeurig handelen met de Heilige Schrift of met haar uitspraken, en derhalve ook het in twijfel trokken van den letterlijken zin van bestanddeelen van het heilige geschiedverhaal, zonder het aan--s-oeren van deugdelijke, met liet Schriftgezag bestaanbare gronden.

Voor wie de Synode van Assen beeft meegemaakt of althans ernstige kemiis heeft genomen van haar Acta en verdere bescheiden, is dit bekende taaJ.

Deze uitspraak beperkt zich niet tot de vier aangevochten bijzonderheden uit het Paradijsverhaal, maar geldt de veel breeder en diep|er liggende kwestie. .' '•

Het afwijkend gevoelen omtrent die vier bijzonderheden was slechts een symptoom van de dwaling inzake het Schriftgezag.

Die dwaling wordt in den hartader aangetast. Dat hebben zij, die deze dwaling aankleefden, ook wel gevoeld.

Dadelijk werd er een schreeuw vernomen. De operatie deed p-ijn.

Veel ware hierover nog te sohrijven.

Afgedacht van de vraag, of dit rapport, wordt het aangenomen, de oplossing biedt, kunnen de konklusies dunk't ons door lederen waarlijk Gereformeerde worden aanvaard.

Dit sluit natuurlijk niet in, dat wij het niet eiken regel of ellce gedachte uit dat deel van het rappOTt, dat aan de konklusies voorafgaat, eens zijn. . ^

Maar daarop thans te wijzen, zon de gedaöhtenj slechts van de hoofdzaak afleiden.

Beschouwt men dit rapport in het licht van de opdracht, welke 'de jaarvergaldering van Arnhem zelf gaf, dan behoort men de Commissie hoogst dankbaar te zijn voior haar uitnemenden arbeid.

Dan mist de geoefende kritiek' alle recht of reden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

BILLIJKE KRITIEK ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's