GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Blikken in Bunyan’s Pelgrimsreize door Dr J. H. Gunning J. Hz. Uitgave van J. H. Kok te Kampen, 1928.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blikken in Bunyan’s Pelgrimsreize door Dr J. H. Gunning J. Hz. Uitgave van J. H. Kok te Kampen, 1928.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Blikken in Bunyan’s Pelgrimsreize door Dr J. H. Gunning J. Hz. Uitgave van J. H. Kok te Kampen, 1928.

Bunyan en Gunning!

Wie reimt sich das zusammen?

Het zou mij niet verwonderen, indien bij meet dan een deze vraag oprees. En misschien verdenkt men er den uitgever Kok dan wel van, dat hij als , , berijmer" heeft dienst gedaan.

Toch, al is het initiatief van den heer Kok voor het schrijven van dit werk een niet te verwaarloozën faktor geweest, hij heeft Bunyan en Gunning niet tot elk.ander gebracht. Reeds lang hadden zij elkander gevonden, (n zijn jengd schijnt Gunning zich minder sterk tot. Bunyan aangetrokken te .hebben gevoeld. Allengs veranderde dat echter. En sinds groeide er in hom een innige sympathie tot den koper-en blikwerk-reparateur van Bedford. Jaren geleden hield hij reeds lezingen over hem. Zelfs besloot hij een Engelsch werkje over de Pelgrimsreis voor Nederland te bewerken. Zoo trok hij als vanzelf de aandacht om bij den SOOsten gedenkdag van Bunyan's geboorte, welke dit jaar wordt gevierd, als feestschrijver op te treden.

Niettemin blijft de kombinatie Bunyan—Gunning om een verklaring vragen. Wiant de affiniteit tusschen beiden lijkt bij eerste beoordeeling wel een weinig vreemd. .Van Beets is het bekend, dat hij de algemeene waardeering, welke de Pelgrimsreis geniet, niet kon deelen. En indien 'Gunning zich aan zijn zijde zou hebben gesch.aard, zou dit niet hebben verbaasd.

Immers, Bunyan en Gunning zijn zoo geheel anders ge'instrumenteerd. Om het verschil gemakkelijk uit te drukken wil ik een term bezigen, indertijd door - Prof. Maarten v.an Rhijn gebruikt n.l. dien van „mannelijk Christendom". Bij de bespreking van dit werkje meende ik te moeten opmerken, dat het mannelijk Chiistendom, door dezen hoogleeraar bepleit, ons ideaal niet mag zijn. Wij moeten, zoo betoogde ik, streven naar een harmonisch Christendom. Maar ik dacht er niet aan te ontkennen, dal er twee eenzijdigheden bestaan, welke als mannelijk en vrouwelijk Christendom kunnen worden getypeerd en hoe de een noodzakelijkerwijs meer naar dit, de ander naar dat overhelt, omdat het ons in deze wereld van disharmonie slechts zelden gegeven is de harmonie te bereiken en te bewaren.

Welnu, als ik dan het onderscheid tusschen Bunyan en Gunning moet aanduiden, zou ik de eerste meer aan den kant van hot mannelijk, de laatste aan dien van het vrouwelijk Chrislendom willen plaatsen. Dr Gunning voelt dat kontrast zelf ook wel, al tracht hij op vele manieren den afstand tusschen Buyan en z'chzelf Ie overbruggen. Hij ziet in Bunyan's leven deze ontwikkelingslijn: , , de woeste Bunyan van de Elstower dans-en-speljaren, en de eenzijdige, hysterische Bunyan van het worstelende leven, dat hij in „Genade overvloeiende" beschrijft, hebben alkngs plaats gemaakt voor den verdraagzamen, hoogstaanden Evangelieprediker, die ons uit de Pelgrimsreize zoo aantrekkelijk toespreekt". Toch verliest Bunyan voor hem het eenzijdige niet. Die eenzijdigheid zoekt hij in zijn strijdlust. Hij zegt: , , maar ook die Bunyan heeft gewis nog zijn eigenaardigheden en eenzijdigheden. Hij is en blijft toch een cliristelijk V e c h t g e n e r a a 1, die het leven permanent als een strijd beziet, .een worsteling der ziel met verbitterde, duivelsche machten. De v r e d e, dien Christus geeft en de blijdschap, die het hart der belijders vervullen kan en mag, zijii toch uitzonderingen, en ook CHRIST, NNE krijgt nog het bloed van haar man en de' splinters van APOL-LYON's pijlen te zien, wanneer zij de plaats bezoekt, waar haar echtvriend den strijd met onzer aller vijand uitgekampt heeft", (bl. 1, 59). Neen, (iat strijdhaflige is Gunning niet naar den zin. In verband hiermee verdient het de aandacht, dat hij Iict zoo krachtig voor Bunyans Christinnereis opneemt. Bijna ieder stemt toe, dat de Christinnereis niet in de schaduw van de Christenreis kan staan. Men beschouwt dat tweede werk zoo goed als algemeen als een matte herhaling van het eerste. Doch Gunning niet. Wel is hij niet blind voor de gebreken van de Christinnereis. Maar toch oefent het meer teedere daarin zulk een bekoring op hem, dat hij haar hooger schat dan iemand. De voorliefde voor het „vrouwelijk 'Christendom" valt hierin niet te miskennen.

Voor het strijd-element bij Bunyan heeft Gunning echter zijn verontschuldigingen bij de hand. Volgens hem is zijn held vrij van , .partij twisten". Tegenover andersdenkende christenen was 'hij — alzoo Gunning — verdraagzaam. Daarbij schakelt CT. dan voor een oogenblik uit — ofschoon hij het elders memoreert — hoe scherp Bunyan kan zijn tegen de Roomschen en George Fox, den vader van de Kwakers. Rij geeft natuurlijk wel toe, dat wij leven in een strijdende kerk. Maar dat er strijd moet gevoerd ook om den zuiversten vorm van het christendom — daar kan hij niet bij. Zij, die zich hiervoor warm maken, hebben het bij hem verbruid. , , Ts", zoo vraagt hij, „GBOOT-HART de strijder ons eigenlijk wel sympathiek? Wekt die niet de gedachte op aan geharnaste bisschoppen, zooals de vroegeren waren, aan vechtlustige predikanten en malkander-te-lijf-gaande redacteuren van 't heden, die de eere Gods zeggen te handhaven — menschen, die toch weinig aan dienaren.-van den zachtmoedigen Heiland doen denken? " (bl. 126). Dat hij hiermede een hard oordeel velt over medebroeders gevoelt hij niet. Dat de zachtmoedige Heiland ook toornen en schelden kon (sprak Hij niet de Farizeeën aan als adderengebroedsels, vergeleek Hij hen niet bij wit gepleisterde graven en noemde Hij Zijn geliefden Simon niet eens Satan? ) vergeet hij. !n den strijd tusschen de christenen onderling kan hij moeilijk iets anders zien dan , , partijstrijd''. Hij kan het zich eenvoudig niet voorstellen, dat het de door hem gebrand

mei'kte predikanten en redacteuren waarachtig te doen is om de eere Gods. Zijn „vrouwelijk Christendom" — onze zusters behoeven zich dit niet aan te trekken, want de scheidingslijn loopt dwars door de sexen heen — belet hem dit.

Daarmee hangt iets anders saam. Gunning doet zich herhaaldelijk kennen als een ondogmatische geest. Misschien is hij wel dogmatischer dan hijzelf vermoedt. Hijzelf getuigde eens orthodoxer ts zijn dan zijn vader. Dat gelooven wij gaarne. Hij staat dan o-ok dichter bij ons. Maar dit neemt niet weg: hij wil niet dogmatisch zijn. Dit vindt hij het heerlijke van de Reformatie, dat zij aan het j'mgelsche volk weer den Bijbel had teraggegevon. En dan volgt er: „Hij was nog een nieuw hoek voor inillioenen. Niet beduimeld door eeuwenoude kcrk-dograa's". (bl. 40). Hierbij ziet hij geheel over het hoofd, dat de Reformatie de drie oecumenische sym.bolen aanvaardde en daarmee de alleroudste , , kerk-dogma's" en dat zij in haar bijzondere belijdenisschriften ook veel uit de latere ontwikkeling van den inhoud des geloots als dogma fixeerde. Ofschoon nu de Pelgrimsreis in niets aan een dogmatiek doet denken en Bunyan zeker niet uilmuntte als systematische geest, wordt er naar (iunning's smaak toch nog te veel in gedogmatiseerd. Over de zonen van CHRIST. NNE veroorlooft hij zich dezen uitval: „onder Christinne's jongens zijn er wel een paar, die ge af en toe eens een flinke rammeling zoudt gunnen, zoo geweldig deftig kunnen ze theologiseeren, maar ze zijn toch ook weer aardig in hun soort", (bl. 534; . Wij zijn het met den schrijver goed eens, d.at die jonge menschen nog al last hebben van onverwerkte dogmatiek. Maar wij gelooven, dat het ean probater middel zou zijn om hen naar de catechisatie van een goed (iereformeerden dominee te sturen dan hun lange haver te geven. Toch ziet hij het dogmatisclie bij Buyan door de vingors met het argument, dat in zulke gevallen zoo dikwijls jedding biedt n.l, dat Bunyan in deze kind van zijn lijd \vas. Zoo schrijft hij: , , 13aarentegen worden wij hier, naar don smaak dier dagen, op een uitvoerige dogmatische uiteenzetting vergast over de twee naturen ex\ het verzoenend borglijden van Christus. Men kan den vorm wat omslachtig vinden, waarin deze waarheden ons worden herinnerd, maar de zaak zelve raakt de kern des Elvangelies". (bl. 127; . Kinderlijk blij is hij, dat Bunyan geen hoogleeraar in de dogmatiek Avas. Het komt er zoo hartelijk bij hem uit: „Een eigenlijk gezegde leer omtrent den duivel heeft Bunyan, die trouwens (gelukkig!; geen dogmaticus van professie was, niet gekend" (bl. 360). Bij dit , , (gelukkig Ij" hoort men' Gunning een geweldige zucht van verlichting slaken. Toch geloof ik, beklagenswaardig wezen, wijl dogmaticus van professie, dat een beetje meer dogmatiek den door ons hooggeschatten schrijver nog wat ruimhartiger zou maken. En ruimhartigheid is immers een eigenschap, waarop liij bijzonder prijs stelt? Ik wil dit even verduidelijken. Van CHRISTEN verklaart hij ergens: „Christen had ongetwijfeld eene trekking des Vaders ondervonden, (jenade werkte aan zijn hart". En toch houdt hij hem nog voor een onwedergeborene, (bl. 214; . Maar de dogmatiek zou hem veel minder en ruimer doen oordeelen. Die leert, dat er geen genadewerk aan het hart mogelijk is zonder wedergeboorte. Terwijl Gunning tot menschen als Christen zou moeten sproken: noen, tot de wedergeboorte is het bij u nog niet gekomen, zou iemand van Gereformeerd dogmatisch inzicht zulk een. ontruste kunnen troosten: mijn broeder, gij zijt niet alleen wedergeboren, maar zelfs heeft de bekeering bij u een aanvang genomen. Immers, wie als Christen, gebroken heeft met de zonde en op weg is naar Jeruzalem, is tot een begin van waarachtige bekeering gekomen, al draagt hij er zelf nog niet het bewustzijn van. De dogmatiek moge aan de eene zijde de grenzen wat nauwer trekken, aan de andere zijde gunt ze vergezichten, waarvan de ondogmatische natuur niet kan droomen.

Deze tegenstellingen tusschen Bunyan en Gunning kunnen niet geloochend. Maar waarom mag Bunyan bij Gunning eèn pa.ard stelen, en waarom mogen , , vechtlustige predikanten" van tegenwoordig bij hem nog niet in den stal kijken? Er moet tusschen die beiden een diepere verwantschap bestaan, welke de tegenstelling van haar tegen elkander in werkende krachten berooft. Als men nu op Gunning zelf moest afga.an, dan zou die diepere verwantschap hierin gelegen zijn, dat Bunyan ongeveer gelijk dacht over de Una Sancta, de ééne heilige algemeene Kerk als hij. Daarvoor beroept hij zich op eenige uitspraken, waarin Bunyan blijk geeft het naast elkander blijven staan van sommige kerken niet goed te keuren en inzonderheid op het feit, dat hij, hoewel Baptist, zelf drie van zijn kinderen liet doopen. Als Gumiing gist naar de reden van zijn houding, redeneert hij: , , Wellicht omdat zijn beide vrouwen aan den kinderdoop gehecht waren en hij er geen getwist in eigen huis over wilde hebben. Want hij was toch Avèl overtuigd, dat de bejaardendoop 'het meest naar de Heilige Schrift was. Maar zijn echt-katholieke zin, die hem de gemeenschap der heiligen boven alles deed stellen, kwam in verzet tegen het exclusivisme van de ultra-Baptisten, die geenerlei gemeenschap duldden met paedobaptisten, en, waar hij gemakkelijk bsstrijding van hen kon verdragen, die geen baptisten waren, prikkelde baplistische enghartigheid hem spoedig tot verzet", (bl. 81). Indien dit tot onder ons tot een stelregel werd, dat de gemeenschap Her - heiligen boven alles wordt gesteld, ook boven dat, wat naar onze overtuiging het meest naar de Schrift is, zou het er, vrees ik, al spoedig vreemd uitzien. De vruchten van de gemeenschap der heiligen zoaiden zeker niet in. die mate worden genoten als thans. Het „Gode meer gehoorzamen dan de menschen" zou in het gedrang komen. En van d« zegeningen van zulk een katholiciteit is niet veel te verwachten. Nu zullen we niet trachten Bunyan naar onze zijde over te halen en hem tegen Gunning uit te spelen. Een beetje kerkelijk indifferent was hij wel, al wordt dit door Dr Gunning te goeder trouw al te zeer geëxploiteerd.

Doch, heb ik het wel, dan schuilt de diepste verwantschap tusschen Bunyan en Gunning in beider mystiek. En de mystiek is — tot op zekere hoogte altijd! — meer interkonfessioneel dan. de dogmatiek. Zijn er ook in de mystiek onderscheiden typen, de mystiek van Bunyan èn van Gunning naderen het Gereformeerde type. Geen bevinding buiten het Woord! Dat was voor Bunyan de norm. Dat is ze ook voor Gunning, naar hij gedurig weer ; n dit boek belijdt. Als Gunning niet weet, bij welke gezindheid hij Bunyan moet indeelen, dan, hebben wij voor ons die onzekerheid niet. Ondanks het feit, dat Bunyan niet afwijzend stond tegen den kinderdoop, was en bleef hij Baptist. Want hij vertoont het diepste kenmerk van alle Anabaptisme: de mijding. Heel zijn 'Pelgrimsreis is wereldvlucht. Bunyan moge een strijder zijn, hij kent alleen den geestelijken strijd in de engere beteekenis. Den strijd om een christelijke kuituur ligt buiten zijn horizont. Om het „.lenseits" vergeet hij het , , Diesseits". Christen is slechts bedacht op zielsbehoud. De wereldverwinnende kracht des geloofs openbaart zich in hem niet. Zietdaar de eenzijdigheid van Bunyan. Maar een eenzijdigheidj die vaak een tegenwicht k.an bieden tegen het te zeer in het , , Diesseits" blijven van Calvinistische christenen. Een van tijd tot tijd grijpen naar de Pelgrimsreis kan — laten wij het gul erkennen - - voor ons heilzaam z^ijn. En gaarne kiezen wij daarbij Gunning — dien wij, dit tec vermijding V.an misverstand, niet van. Anabaptisme beschuldigen, maar in wien toch het bevindelijk element sterk naar voren treedt — tot onzen gids. Wij bevelen hem als gids aan ondanks zijn eigenaardigheden en om zijn eigenaardigheden. Hij permitteert zich in zijn boek herhalingen en uitwijdingen, zonder tal. Streng zakelijk gesproken h.ad hij stellig wel met "de helft kunnen volstaan. En toch leenen die uitwijdingen aan zijn werk een zeldzame attraktie. Men kan aan alles merken: hij heeft de karakters, welke Bunyan toekent, zelf ontmoet. En als hij typeeren kan, is hij in zijn kracht. Hij licht soms van de personen, die Buyan maar even aanwijst, de doopceel. Hij verwerkt er heel het kerkelijke en geestelijke leven in. Gg zijt liet niet altijd met hem eens. Natuurlijk niet. Daar is hij nog niet Gereformeerd genoeg voor. En daar is hij o'iok te origineel voor.

Dit boek biedt het groote voordeel: gij leert er Buya]i én Gunning uit kennen.

En wie Gunning leert kennen houdt van hem.

Als.G. het heeft — trouwens slechts in het voorbijgaan — over de Calvinistische orthodoxie en haar exclusivisme, schj.dt gij even goedmoadig het hoofd. Maar dit kenmerkt het katholiciteitsgevoel van den Gereformeerde: als hij het boek' van Gunning gelezen heeft, zal hij er niet aan twijfelen, dat deze in het land jBeülah woont en straks in heerlijkheid wordt opgenomen.

De ontwikkeling van. zijn kerkelijk besef staat den Gereformeerde niet in den weg om Gunning te groeten als een rijk begenadigd broeder in Christus.

Als Gunning in den goeden zin „persoonlijk" wordt en zijn bevindelijk^ leven ontsluit, dan kan geen , , vechtlustig predikant" en geen dito redacteur boos op hem blijven.

Ik had enkele van die „persoonlijke" passages genoteerd om die hier te citeeren. W^taar dit artikel reeds te lang werd moet ik er helaas van afzien. Een aansporing te meer om het boek zelf te lezen!

Verkrijge de auteur zijn wensch, dien hij in deze woorden uit (bl. 527; : „O ik hoop, dat ze mij niet zullen bedwelmen in mijne laatste ure. Dat ik helder van hoofd zal mogen blijven tot mijn laatsten snik. Dat mijn hart vol zal zijn van berouw en van liefde, en van groot verlangen naar Jezus. En dan — misschien nog een paar benauwdheden, als vleesch en bloed gaan bezwijken, en dan een oogenblik nacht, nacht, nacht..... en dan een eeuwigheid van licht, en een open poort, en open armen.... en dan alles zonneglans en zonneschijn en zonneheerlijkheid.... Dat is Jezus. Hallelujah". • •

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

Blikken in Bunyan’s Pelgrimsreize door Dr J. H. Gunning J. Hz. Uitgave van J. H. Kok te Kampen, 1928.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's