GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Haat der Wereld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Haat der Wereld.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verwondert u niet, mijne broetlers! zoo u de wereld haat. 1 Johannes 3:13.

„Mijne broeders 1"

Met deze woorden duidt Johannes de heilige gemeenschap der ware geloovigen aan, door dén band der genade omstrengeld en van de wereld afgescheiden. Tegelijk drukt hij er zijne liefde in uit voor de vervolgde kerk van Christus, en verkwikt haar door de betuiging, dat hij één met haar is. Hoe zal het de arme, door de wereld verdrukte gemeenten vertroost hebben, dat de groote apostel zich met dat liefderijk „mijne broeders" bij haar aansloot.

„Mijne broeders! verwondert u niet, zoo u de wereld haat."

Van dien haat der wereld getuigt reeds de alleroudste geschiedenis van Gods Kerk. Johannes heeft zoo juist den moord van Kaïn op Abel in herinnering gebracht, en de vijandschap aangewezen van het slangen zaad tegen het zaad der vrouw. Abel is de vertegenwoordiger van Christus' Kerk. „Zijne werken waren rechtvaardig." En zóó sterk is tegen die Kerk de haat van wat leeft uit den booze, dat zelfs de stem des bleeds daardoor wordt tot zwijgen gebracht, en Kaïn zijn broeder doodslaat.

„Verwondert u dan niet, mijne broeders! zoo u de wereld haat." Want zij leeft uit hetzelfde booze beginsel als Kaïn. Vanuit de hel stuwt Satan de vijandschap in haar óp tegen de Abel-gemeente, tegen wat uit God is, tegen wat „rechtvaardige werken" doet. De Kaïnsgeest is met Kaïn niet uitgestorven. De wereld is niet veranderd, en de booze; die in haar leeft en werkt, is nog dezelfde. „.•\llen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden." —

Verwondert u dan niet. Verdrukking en vervolging moeten der kerk niet vreemd toeschijnen. Heel haar historie spreekt ervan; de geschiedenis van Israël en de heiligen des Ouden Testaments, de geschiedenis van Christus en Zijne discipelen, de geschiedenis der gemeente Gods van vroeger en later. „Zij hebben Mij vervolgd", zegt Jezus, „zij zullen ook u vervolgen."

„Verwondert u niet."

Geldt deze waarschuwing ook óns?

We zouden geneigd zijn het te ontkennen.

Want van vervolging en haat van de zijde der wereld bemerken we in onzen tijd zoo weinig. De wereld schijnt wel veranderd te zijn. Ze is vriendelijk .voor ons. Ze kan het vrij goed met ons vinden, en wij met haar. De scherpe grenzen van voorheen yorden niet meer gezien. Op verschillend gebied hebben wij de wereld leeren verdragen, en de wereld óns. Het onderling verkeer is gemakkelijk geworden. We groeten elkaar vriendelijk. We zeggen, , dat we elkaars overtuiging eerbiedigen.

De wereld ons haten? Maar, dat is toch wat al" te donker gezien voor onzen tijd.

Mijn lezer, zou het waar zijn? 'Zou de wereld sinds de dagen van den apostel Johannes veranderd zijn? Zou er een andere geest in de wereld werken dan die in Kaïn de hand tegen Abel ophief?

Of zouden wij veranderd zijn? Zouden w ij niet meer de oorspronkelijke kracht en trouw vertoonen, die het sieraad is van Christus' Kerk? Zouden wij wellicht het de wereld gemakkelijk maken door slapheid en valsche verdraagzaamheid?

O, ik vrees, dat het dit laatste is.

Ik vrees, dat wij veranderd zijn.

Abel deed „rechtvaardige werken". En het was daarom dat Kaïn hem haatte. En nog altijd zou de haat der wereld ons treffen, indien wij ópwaakten tot „rechtvaardige werken". Maar nu; — wij zijn aan Jakob gelijk, die rustig bij Sichem is gaan wonen, en onderhandelt met de Kanaanieten, en de vreemde goden in zijn kring toelaat, en wiens kinderen uitgaan naar de heidenen. Neen, niet de wereld, maar wij, wij zijn slaperig en slap geworden; wij hebben de veerkracht in den strijd tegen de wereld en satan en eigen vleesch verloren; wij hebben het ons gemakkelijk gemaakt; wij zijn ons gaan bezinnen op allerlei voorzichtige verdragen; wij zijn „practische" en „taktische" christenen geworden; wij zijn niet meer „vurig van geest".

Het is een kwaad ding, als de wereld ons niet meer haat. Waarom? Omdat het een bewijs is, dat de , ., strijdende" kerk dan haar roeping is gaan verzaken. Johannes zegt, dat we ons over den haat der wereld niet moeten verwonderen. Hij wil zeggen, dat die haat niets ongewoons is, maar iets vanzelfsprekends. Dien haat der wereld zal Gods kerk alle eeuwen door op haar weg ontmoeten. Als die kerk maar trouw is. Als zij haren Koning maar heilig dient. Als zij maar „rechtvaardige werken" doet. Maar. wanneer die haat verkeert in vriendelijkheid en verdraagzaamheid, dan moeten wij ons „verwonderen"; dan moeten wij onszelven aanstonds met ongerustheid afvragen, of wij soms in ware trouw aa» onzen Koning zijn tekort geschoten.

Een iegelijk onderzoeke zich dan. Wie den haat der wereld niet kent, wie dien haat nog nimmer ondervond, — die zij bezorgd. Jakobus zegt: „Zoo dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld".

En wake elk gnzer op. De Heere vraagt trouw, trouw om in alle eenvoudigheid en beslistheid voor Hem uit te komen. Dan zal de haat der wereld niet uitblijven. Wij behoeven dien haat niet apart op te wekken. Het moet ons óók niet om dien haat te doen zijn. De vijandschap der wereld zal wel vanzelf zich openbaren, wanneer wij het met getrouwheid yoor de zaak van Gods Kerk en Koninkrijk opnemen.

En wanneer ge de grimmigheid 'der wereld dan ondervindt, wanneer ge — ieder op de plaats waar God hem gesteld heeft, in huis, in het maatschappelijk bedrijf, in het publieke leven, — opkomend voor de eere van Koning Jezus, den haat eu de verdrukking der wereld ontmoet, „verwondert u dan niet, mijne broeders". Acht het u eene eere, de versmaadheid van Christus te mogen dragen.

„Wordt in geen ding verschrikt van degenen, die tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs, maar u der zaligheid, en dat van God. Want u is uit genade gegeven in de zaak van" Christus, niet alleen in Hem te gelooven, maar ook voor Hem te lijden."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

Haat der Wereld.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's