GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET JAAR 1928.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET JAAR 1928.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Koopt elke Oudejaarsavond ons om te geden-[keu do wegen, des Heeren, zoowel in den intiem!eren ivring van ons persoonlijk en huiselijk als in 'deji breeder.en van ons kerkelijk, nationaal en inter-Inationaal leven, , ide komende eischt van ons een gedenken in. hoogere intensiteit dan gewoonlijk.

Wie zich niet vergenoegt met een banaal leven van het eene jaar in het andere uit, wie in het volgend jaar meer ziet dan een da capo van het vorige, zal zich vanzelf bezig houden met een karakterontleding van het scheidende jaar.

Deze vraag zal domineeren: waardoor heeft 192(S zich van 1927 onderscheiden? Wat speciaals heeft het jaar, dat bijna ten einde is lot ons te zeggen en wat is het speciale, dat w^.ij daarom tot God hebben te zeggen?

Onze schuldbelijdenis mag niet op lederen Oudejaarsavond dezelfde zijn. Evenmin onze dank. Want dan zouden wij miskennen de veelvormige wijsheid, waarmee de Koning der eeuwen de geschiedenis schrijft.

Waardoor heeft dan 1928 zich gekarakteriseerd?

Velen in ons land zullen er de heugetiis aaa bewaren als het jaar van' de Olympische Spelen. V? di hen, die roepen: „geef ons brood en spelen" kan dit niet verwonderen. Maar het christenvolk, dat ZOO' geheel andere behoeften kent, dat bij iets lioogers leeft, zal, de eer, welke ons vaderland te. beurt viel, dat op zijn bodem die spelen werden gehouden, tAvijfelachtig vinden. Daarenboven waren ze te episodisch, dan dat men ze werkelijk inicmationale of nationale beteekenis zou mogen toekennen. Ze hebben, ons land' niet tot een internaiionaal centrum gemaakt. Integendeel. Ze hebben siroomen van vreemdelingen juist buiten ons la.nd gehou; den en andere stroomen, welke kwamen opzotten, trokken zich even haastig terug ais ze opgekomen waren. Gelukkig bleven ook de nadeelige gevolgen, welke men vooral in een epidemisclie zedeloosheid duchtte, uit. Gelijk de sporen der Urugeezen aan het Velser strand door de dagclijksche schoonmaak der machtige zee reeds lang zijn uitgewischt, zoo zijn ook de sporen, van die Spelen zelf — uitgenomen dan het grootere i^tadion, dat zij te Amsterdam achterlieten, door lien^^ krachtigen golfslag van het hedendaagsche leven geheel genivelleerd.

Ook de vliegtochten naar Indië en de luchtkruisorlocht over den Oceaan, hoe stoutmoedig en bewonderenswaardig op zichzelf ook, vermogen dit jaar geen relief te geven, want zij hielden slechts recordverbeteringen van vroegere jaren in.

Rijk aan rampen is het jaar geweest, inzondereid aan stormrampen, maar een rampjaar behoeft et deswege nog niet te worden geheeten.

Vergissen, wij ons niet, dan behoort de karakeristiek van 1928 hierin te worden gezocht, dat et ons schier doorloopend tot gedenken noodde.

En dan niet tot gedenken van feiten, die hoe ewichtig ook voor enkelingen, toch altijd slechts relatief belang hebben, maar tot gedenken . van universeel e daden des Heeren.

Wij hebben daarom op den laatsten avond des jaars bovenal te gedenken, dat God ons deed gedenken.

Heel de wereld moest in 1928 gedenken. Zij heeft ook gedacht. Al was het waarlijk godvruchtig gedenken schaarsch.

Want echt gedenken is geveldig moeilijk.

Hij, die geen vreeze Gods voor zijn oogen kent, kan het niet

Hij kan alleen maar zich herinneren.

Hij kan. slechts spreken tot zijn vrouw of vriend: zeg, weet je nog wel van toen en toen?

Maar gedenken, in den. vollen zin is: God erkennen in de historie.

Daarvoor was in 1928 geboden gelegenheid. 1918—1928.

Deze twee jaren werden als vanzelf gekombineerd.

Den 8sten Januari van 1918 deed president Wilson een ster van hoop opgam, een ster niet met de gebrnikelijke-drie tot zesj maar met niet minder dan veertien, punten. """***''''? '''•''"

En ofschoon die ster verschoot, de lichtglans der hoop was, hoewel verzonken achter den horizont, aan den, avon, dhefflel nog zichtbaar.

In Maart werd te Brest-Litowsk vrede gesloten met Ptusland.,

De laatste October bracht den wapenstilstand met Turkije.

De gedenkwaardige 11de November die tusschen de Centrale en de Geallieerde mogendheden.

En wel werd' de officiëele vrede eerst in het volgende jaar geteekend, officieus had hij dan toch reeds in 1918 zijn entree gehouden.

Voorwaar, van een j o y e u s e entree was geen sprake.

Zware, • zwarte jaren volgden met dragondersstap.

Men Irok een vergelijking tusschen de verschrikkingen van den oorlog en de verschrikkingen van den vrede en men wist soms niet, welke te verkiezen waren.

En nog altijd zijn, er zwaarmoedige nat'jren, die klagen, dat er slechts weinig is veranderd.

Doch nu, na tien jaren, teekent het verschil tusschen het voorheen en thans zich toch in, blijde duidelijkheid af.

De erfenis van, den oorlog drukt Europa nog ter neer.

Maar de gestalte van ons oude werelddeel is .niet meer zoo gebogen.

ET vielen " ontegenzeglijk lasten van de schouders af.

Toenadering tusschen voormalige vijanden kan niet geloochend, al vordert die ook met twee schreden voorwaarts tegen één achterwaarts.

In verschillende landen, waar het financieel evenwicht M^as geschokt, is thans stabiliteit verkregen.

De kwellingen der distributie zijn zoo goed als vergeten.

Slechts verzamelaars weten nog nauwdceurig, hoe de broodkaarten er uit zagen.

De niet bepaald frissche nasmaak van de eenheidsworst kan uien met geen mogelijkheid meer op de tong terugbrengen.

Het ergste van den woningnood is geleden. De verdedigingsbelasting is op het biljet van uw inkom.stenbelasting weggemoffeld, een symbolische handeling.

Het indexcijfer daalt weer, ofschoon vaak met tartende traagheid.

Het reizen naar het buitenland is weer mogelijk, zonder dat gij u aan bad-dwang behoeft te onderwerpen of ter benoodiging van de vereischte paperassen van het kastje naar den muur wordt ' gestuurd.

Briand en Chamberlain durven zich met Stresemanii en dan nog nog wel genoeglijk lachend op één foto te vertoonen.

Er worden weer internationale kongressen gehouden, waar de gedelegeerden elkander waardeeren.

De volkenbond moge meer met gelatenheid dan met macht zijn bekleed, hij heeft toch meer van een embleem dan van een zinloos ornament

Het sentimenteele verbroederingslied blijve om wat liefs ongedicht.

Of wij, eer de naaste groote oorlog uitbreekt — want wij zijn noch utopisten noch illasionisten — de nasleep van, den laatsten oorlog zal zijn genihileerd — wij kunnen het niet voorspellen.

Sla de lichtzinnigheid, welke in de jaren, 1918 iot 1928 zich epidemisch heeft verspreid met bezorgdheid gade; ontveins u niet, hoe er — en dat niet uitsluitend bij de jongere generatie — naar het profetische woord stank is gekom.en voor specerij, lossigheid voor een gordel; verguld de toekomst niet — maar erken niettemin, dat onze druk in menig opzicht is verlicht.

Erken, dat Godzelf dien heeft verlicht.

Niet het idealisme van Wilson, niet de sabelslag op een onschuldige en geduldige taiel aan de Russische grens, niet de Duitsche Ausdauer bij de Geallieerden, niet de verteederde mentaliteit bij den steenen Poincaré, niet de geest van Geneve, Locarno of Lugano, ofschoon enkele dezer als iTiiddelen mogen aangemerkt, hebben dit bewerkt. . '•

Maar Hij, die de oorlogen doet ophouden tot aan de einden der aarde, den boog verbreekt, de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.

1918-1928. •

Deze jaartallen hebben voor ons vaderland nog een andere beteekenis.

Tegen het eind van 1918 dacht Troelstra zijn slag te slaan.

Hij deed de roode haan der revolutie tot zevenmaal kraaien.

Hem wenkte, naar hij meende, het ambt van president vfin de republiek der Nederlanden.

Hij voelde zich reeds collega van Ebert.

Hij zon op een staatsgreep made in Germany.

Hij wierp „de groote vellen", waarvan hij in de Tweede Kamer zijn redevoeringen placht voor te dragen, weg en improviseerde: het leger staat niet meer aan den kant van de regeering, maar heeft onze zijde gekozen, de politie in de groote steden is op de hand van het proletariaat, wilt gij bloedvergieten, voorkomen, geef mij dan de kroon.

Maar toen overstroomde een vloedgolf van vaderlandsUefde, als bij menschenheugenis niet was aansthouwd ons erf.

Toen schaarde zich jong en oud om den troon onzer Vorstin.

Toen scheen opeens socialisme en. kommunisme te zijn weggevaagd.

Toen zongen ook zij, die anders wel beweerden, dat vele Oudtestamentische psalmen niet meer voegen in den mond der Nieuwtestamentische 'gemeente, uit de volheid huns gemoeds mee:

„Gewis, hoe hoog de nood mag gaan, God zal zijns vijands kop verslaan, Dien haargen schedel vellen. Die trotsch, wat heilig is, onteert. En, daar hij schuld met schuld vermeert, Zich tegen Hem durft stellen."

Het Calvinisme won het van het Humanisme.

Neen, des vijands kop was niet het hoofd van ïroelstra.

De harige schedel was niet de kruin van den Filistijnschen David.

Troelstra en Wijnkoop verdwenen in den dankstond uit het oog der gemeente. De onheilige machten van socialisme en kommunisme werden alleen gezien.

En thans....

Troelstra kan groote noch kleine vellen meer beschrijven.

Hij moet thans zijn gedenkschriften dikteeren.

Zijn hand is verlamd.

Wijnkoops rietstaf, Moskou, is doorgebroken.

Wij juichen niet, allerminst om Troelstra's lot. Diepe deernis gaat van het ware christenhart tot hem uit.

Zoo hij aan het noodige gebrek had, dan waren de christenen ertoe in staat om een inzameling voor hem te houden.

Want hij is hun vijand.

Daarom hebben zij hem naar Christus' gebod lief.

En wanneer dan op den Oudejaarsavond de nooden van land en volk den Heere worden opgedragen, dan vergete men de aanvoerders van hen, die het Goddelijk gezag wildon en willen omverwerpen, dan vergete men inzonderheid den zoo tragisch getroffen Troelstra niet.

Wij juichen niet, want nog vormen socialisme en kommunisme een macht, een groeiende macht.

Doch 1918 heeft ons geleerd: bij den' Heere zijn uitkomsten.

Het sovjetistisch avontuur mislukte volkomen.

En die mislukking werd gedurende tien jaren gekonsolideerd.

Dat gedenken vfn in 1928.

Wij traden in 1928 niet tien, maar nog meer jaren in de geschiedenis terug.

Of we ook nu reeds het vijftigjarig bestaan van de Antirevolutionaire partij hadden te gedenken, staat niet vast.

Het pas verschenen gedenkboek „Schrift en Historie'" schijnt dit wel als feit te aanvaarden, maar de auteurs, die het samenstellen, oordeelen daarover misschien niet eenstemmig.

De heer Colijn schrijft in de inleiding op dat werk: „Uit de correspondentie met deze kiesvereenigingen en na overleg o.a. met de Geer, Gratama, de Savornin Lohman, Donner, Elout van Soeterwoude en Teding van Berkhout is het stuk geboren, dat den len Januari 1878 in het Ucht gezonden werd en dat — met eenige sindsdien aangebrachte, niet overbelangrijke wijzigingen — nog heden ten dage de uitdrukking onzer politieke geloofsbelijdenis vormt. Met de aanvaarding van dit Program door de verschillende kiesvereenigingen — hetgeen in den loop van 1878 plaats vond ~ werd tevens de band gelegd, die de vaste politieke organisatie mogelijk maakte, waaraan zoo dringend behoefte bestond en die tot het jaar 1878 steeds ontbroken had. Daarom is dat jaar 1878 het begin onzer politieke jaartelling. Kunnen wij als belijders der A.-E. richting in Nederland bogen op de geschiedenis van een eeuw, als georganiseerde partij vangt ons bestaan eerst aan in 1878".

Prof. Dr Diepenhorst schijnt veel te gevoelen voor 1879. Van hem leest men in ditzelfde boek: „Het jaar 1879 vormt een keerpunt; sindsdien treden vertegenwoordigers der anti-revolutionaire partij in de Staten-Generaal op naar geordend verband Met die machteloosheid raakte het in 1879 gedaan. Typeerend is de uitlating van den heer Rutgers van Rozenburg — voor geen klein geruchtje vervaard — in de zitting der Tweede Kamer van 21 November 1879: „Neen, Mijne Heeren! lacht niet! De kerkelijken zijn geen element om mede te lachen. Als men ze heeft met mate, zijn ze een kostbaar middel tot loutering van de liberalen, maar als men er te veel van heeft, is dit veeleer om te huilen".

„ Op Maandag 14 April 1879 (no. 2165) vangt reeds de reeks artikelen over De Juni-Stembus (in „De Standaard") aan en va'n dien dag af kregen de „mannen-broeders" electorale-teerkost op hun levensweg mee. In het nummer van 12 Mei 1879 (no. 2188) wordt mededeeling gedaan dat het Centraal Comité zich definitief gevormd heeft."

Het artikel van den heer R. A. den Ouden vermeldt: „Op Donderdag, den 3den April van het jaar 1879, werd in de zoogenaamde , , Schilderijzaal" van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht voor de eerste maal een vergadering gehouden van het „Voorloopig Centraal Comité van Antirevolutionaire Kiesvereenigingen" •met afgevaardigden dier kiesvereenigingen en Redacteuren van. Antirevolutionaire bladen. Onze eerste Deputatenvergadering". Hij beschouwt 1878 als het eigenlijke stichtingsjaar der georganiseerde Antirevolutionaire Partii Daarin had de voorbereiding plaats.

Ver loopen deze meeningeu niet uiteen, indien ze al verschillen.

De harmonistiek heeft gemakkelijke taak. hier al een bijzonder

De vraag van Jesaja: „Zou een land kunnen geboren worden op een eenigen dag? Zou een volk kunnen geborpn worden op een eenige reize? " is toepasselijk op een partij.

Maar a 1 s men een datum moet kiezen tot gezamenlijk gedenken, dan beveelt zich die van den 3den April 1929 wellicht het meest daartoe aan. Daaraan is het voordeel verbonden, dat dan „Schrift en Historie" tijdig is verschenen.

Van een andere gebeurtenis in 1878 is echter wel een datum, waaraan niet getornd kan worden, aan te geven n.l. van' het Volkspetitionnement.

Den 3den Augustus is daarvan terecht gedachtenis gevierd.

Het Volkspetitionnement!

Feit van machtige beteekenis voor heel het christelijk volksdeel.

Geloofsdaad, waarv^-n wij als kinderen de vruchten hebben geplukt eii waarvan onze kinderen ze opnieuw plukken.

Eerste sein tot vrijmaking van. ons onderwijs. Men herleze uit het smeekschrift door onze negentiende-eeuwsche edelen Koning Willem Hl aangeboden deze ontroerende passage:

„Met eerbiedigen ernst, maar toch ook met vrijnioedigen aandrang, komen we U daarom vragen, Sire!: Zal het daar dan metterdaad toe moeten komen'?

Toe komen moeten, onder de regeering van een Vorst, die in het gedenkwaardig jaar van 1856, met zulk een trouw en zulk een fierheid^ ons den moed hergaf door zijn koninklijk optreden.

Toe komen moeten, in een tijdsgewricht, waarin de staatkundige woeling al meer het hoofd opsteekt, om de vastheid van èlk gezag los te wrikken.

Toe komen moeten, nu merkbaar in alle rangen en standen, de liefde voor wat hoog en heilig is, daalt?

Sire, zal dat goed voor Uw land en volk, zal dat goed voor de nationale toekomst, of (waarom het niet uitgesproken? ) zal dat goed voor God zijn, indien men in Nederland, op den klassieken bodem der gewetensvrijheid, voortaan, de rijkeren uitgezonderd, geen „school met den Bijbel" meer voor zijn kinderen zal kunnen hebben?

Hel behoeft toch aan den voet eens Troons, waarop Oranje de souvereiniteit draagt, geen herinnering, hoe in dat Woord van God de kracht van het volksleven der Hervormden, de steun van het gezag, de zenuw der conscientievrijheid en de hefboom tot nationale veerkracht ligt.

Zoolang dat Woord in eere was, heeft de Almachtige, mee door Uw doorluchte vaderen, ons land steeds mildelijk gezegend.

Eu omdat wij aan dat Woord gelooven, nog gelooven met ons gansche hart, Sire, hebben we bij den heiligen Doop eenmaal plechtiglijk voor den God Uwer en onzer Vaderen de gelofte gedaan, om onze kinderen in hun opvoeding bij dat Woord te houden.

Daarom dan, geëerbiedigde Koning, neemt een deel van Uw volk ootmoediglijk maar ook met stil vertrouwen, zijn toevlucht tot Uwer Majesteits troon, om het op Uw koninklijk hart te binden. of het toch Uwe Majesteit believen m9cht, Harel hooge medewerking tot zulk eene verergering vsA het ons aangedane onrecht nimmer te verleeneaf en U alzoo te smeeken: „Plaats, Sire, on-l der zulk een we ts vo or d rach t U w ^.ftj ninkHjke handteekening nooit!”

Het is of men hieruit een Ezra of, NeKeiuiJ hoort spreken.

Een meesterstuk van. eerbiedige vrijmoedigheid, !

Men weet het, de uitslag werd een .tegenslag.f

Maar de tegenslag werd een bron van energie, !

Op den Oudejaarsavond moogt gij gedenken, dat| God u dit deed gedenken.

Doch £ils gij de portretten van de leiders , dierl volksbeweging ziet, dan schijnen die oogen, zool vol van kalme, vastberadenheid, u, , een vraag tel stellen. • , •

Zou het ook deze kunnen zijn: . „Waarom ziel ik dan eens iegelijken mans handen op zijn leriden| als van een. barende vrouw? "

Heeft het geloof dier mannen bij ons niet ui menig opzicht plaats gemaakt voor kansbereke-l ning ?

Zijn. wij niet doodelijk benauwd voor tegenslag? |

Durven we nog wel te wagen?

Gedenken dringt tot vergelijken.

En valt de vergelijking in ons nadeel uit - -wiel zou daaraan twijfelen? — dan is er reden tot| verdeemoediging voor onzen God.

Uit het vele, dat te gedenken viel zij nog dit| gemeld; de tweehonderd-en-vijftigste verjaring vaii| Bunyans Christen.reis.

Het is zeker iets eenigs, dat aan de verjaringl van een boek over heel de wereld zulk een aanj dacht is geschonken. Ook ons land liet zich in| deze niet onbetuigd. •: .v, '', '^'; '"

Dit laat zich alleen daaruit verklaren, omdat | hot boek zelf eenig is.

Daarmee is het merkwaardige niet opgelost.

Er ligt iets verwonderlijks in, dat een boek, ! dat zeer bepaald in Calvinistische sfeer zijn lezers j overplaatst, na de Schrift het meest gelezen werd] en wordt.

En dat, hoe weinig er ook van de toekomst enl inzonderheid van de toekomst van boeken geprofeteerd kan worden, juist van dit boek veilig kan worden voorspeld, dat het tot de wederkomst I van onzen Heere Jezus Christus een roeping zall vervullen.

Hoeveel tegenstand het Calvinisme ook ontmoete, ! door dit boek, dat getuigt van vrije genade, vanl algeheele verdorvenheid, van plaatsvervangende I borggerèchtigheid, van hemel en hel, zal het invloed blijven oefenen ook dan, wanneer de dagen] voor de christenheid boozer zijn dan nu.

Wanneer de geestesproducten van ©en voor denj weiwillenden wereldling pasklaar gemaakte leer, vaii| een verwaterd christendom reeds lang zijn verpulverd, zal Bunyan met zijn orthodoxe' leer vanl de inspiratie des bijbels nog altijd als apologeet| van het Calvinisme optreden.

Hij zal de eere Gods uitroepen in een wereld, ! welke de eer van den mensch het doel der din-[ gen zal achten.

Is dit .geen gedenken waa, rd?

Mocht gij en ik op den Oudejaarsavond eenl weinig verkeeren in denzelfden droomtoestand, alsj waarin Bunyan Christen en Hoop de hemelpoort j zag naderen en waarvan hij deze beschrijving geeft: I

„Toen zag ik in mijn droom, dat hun doorl de mannen in lichtgewaad gezegd werd om aan! de poort te kloppen. Dit deden zij, en nu ver-f toonden zich boven de poort Henoch, Mozes, Elial en anderen, wien gezegd werd: deze reizigers zijnj gekomen uit de stad Verderf en dat wel uit oprechte liefde voor den Koning dezer plaats. En 1 toen gaven de pelgrims, ieder voor zich de teekenen over, die zij bij den aanvang van hun tocht ontvangen hadden, welke daarop tot den Koning] gebracht werden. Toen de Koning de rol had gelezen zeide hij: waar zijn die mannen? En hem 1 werd dit antwoord gegeven: zij staan buiten aanj de poort. Toen beval de Koning de poort te openen, „opdat", zeide hij, „het rechtvaardige volk, ] dat d, e getrouwigheden bewaart, daardoor inga.”

Nu zag ik in mijn droom, dat deze .beide man-1 nen 'de poort binnengingen, en eerst bij het intreden zelf werden zij geheel van gedaante veranderd en bedekte hen een kleed, dalj schitterde 1 als het fijnste goud. Er waren er daar met harpen

en kronen en deze gaven hun die haj-pen tot lofseschal en de kronen als een teeken der eere. Toen hoorde ik in mijn droom, hoe opnieuw al 1de klokken der stad als vreugdebewijs geluid wer-Iden, en dat tot hen gezegd werd: , , gaat in in ö'e i vreugde uws Heeren". Ook hoorde ik die mannen zelf met luider stem zingen en zeggen: „Hem, i fiie op den troon zit en het Lam, zij-de dank-• zegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in eeuwigheid"."

Wanneer wij dan-straks de klokken hooren luiden in hét Jeruzalem, dat boven is en in Christen en Hoop ons toekomstbeeld ontdekken, zal het emde des jaars ons , goed zijn.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

HET JAAR 1928.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's