GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

In onzen eersten brief staat duidelijk aangegeven, wat dfi aanleiding was tot Paulus' schrijven. Als plaats van schrijven wordt 16:8 uitdrukkelijk Efeze genoemd en de tijd is vrij nauwkeurig te bepalen, wa.nneer we slechts een schatting kiuinen malcen van den duur der verschillende gebeurtenissen, die plaats grepen sinds Paulus' vertrek uit Achaje's hoofdstad.

We Imniien daarom terstond den eersten brief doorloopen, zonder verdere inleidende opmerkingen te maken.

Nu maakt die brief op het eerste gezicht een schier verwarrenden indruk. Imrners het schijnt alsof de apostel een bonte rij van de meest verschillende zaken zonder eenige orde bespreekt. "Wat hebben al de zonden, die Paulus bestraft, met elkander te maken? Weinig of niets! De eenige oorzaak waarom ze aan de orde komen, is, dat zij bedreven werden te Korinthe em dat daarom vermaning of bestraffing noodig was.

Stel eens, dat we tot het resultaat kwaimen, dat de toestand was, gelijk we dien zoo juist in gedeeltelijk vragenden vorm beschreven, dan zou daarmede niet het minste of geringste ten nadeele van onzen brief gezegd zijn. Wat Paulus naar Korinthe zond, is een echte brief, geen verhandeling in briefvorm. En het eigenaardige van een brief is o.m. juist, dat hij handelt over de dingen, die tusschen schrijver en geadresseerde moeten worden besproken, geheel aïgedacht van de vraag, of die 'dingen al dan niet met elkander in verband staan. We moeten dan ook beginnen met een overzicht te geven van de onderwerpen, over welke Paulus schrijft, om daarna te overwegen, of die onderwerpen 'in groepen zijn in te deelen, onderling samenhangen of geheel los naast elkaar staan.

Het eerste punt, dat Paulus na groet en inleiding behandelt, zijn de partijschappen, die in de gemeente waren ontstaan. Het kwaad zat diep, want Paulus moet scbrijven: dat een i e g e 1 ij k van u zegt: ik ben van Paulus, en ik van Apollos en ik van Cefas en ik van Christus.

Er is over die partijschappen veel te doen geiweest.

De Tübingsche school, die in de eerste helft van de vorige eeuw in Duitschland opkwam 'en ook in ons vaderland veel invloed had, ineende hier den sleutel te vinden^ die de poort opende naar het verstaan van het oude Christendom. Men moet^ zoo oordeelden de Tiibingers, die vier partijen in twee groepen deelen: een lieiden-christelijke, waartoe behooren zij, die zich naar Paulus en Apollos noemen en een joden-christelijke, bestaande uit de aanhangers van Cefas of TJetrus en Christus. Die twee partijen meende men dan overal terug te vinden, hier zou de hoofdstrijd liggen, die in de oudste kerk gestreden is en die geleid zou hebben tot een soort verzoening in het ontstaan van de katholieke kerk. Deze speculatieve verklaring moge in haar ouden vorm niet veel aanhangers meer tellen, ze werkt nog altijd na, al zou het maar zijn in dien vorm, dat men overal in 1' en 2 Kor. verschillende dwalingen meent te kunnen vinden en dan verder in staat te zijn, die dwa.lingen met meer of minder zekerheid te schrijven op de rekening van één der partijen.

Zien we goed, dan is al zulk pogen vruchteloos. Paulus beschrijft nergens valsche leeringen in 1 Kor. Men kan vermoeden, dat de Judaistische dwaalleeraars uit 2 .Kor. iets lüet Petrus te maken hadden en evenzeer onderstellen, dat Apollos wel de menschen, die van zekere welsprekendheid hielden aan zijn zijde gebracht zal hebben, maar dienaangaande bestaat niet de minste zekerheid. Het gaat niet aan om achter het: ndien iemand van zichzelf betrouwt, dat hij van Christus is, van 2 Kor. 10:7 de leden der Christuspartij te zoeken.

Daarentegen staan twee dingen vast. Vooreerst, dat Paulus nergens met zoovele woorden aangeeft, dat hier partijen zijn bedoeld, die in zake leer of leven een bepaald door den Apostel afgekeurd of gebillijkt standpunt innamen en jn de tweede plaats, dat de Apostel althans met Apollos leefde in vriendschap en eensgezindheid. 1 Kor. 3:5 en 6; 16:12. Waren er dwalingen, dan z; ou Paulus niet nagelaten hebben ze te "bestrijden. Daarom denken we bij de partijschappen te Korinthe het liefst aan ruzies zooals ze ook thans in een gemeente kunnen voorkomen, wanneer een deel van haar leden den eenen predikant en een ander deel een anderen predikant het hoogste stelt. Dat gaat vaak om uiterlijkheden, kleinigheden in stem of voordracht, gewoonten, die niets om het lijlf hebben. Maar ondertusschen kan er verdeeldheid en bitterheid door ontstaan. Zoo heeft de een te 'Korinthe meer aan Paulus, de ander meer aan Apollos „gehad". 'En toen men eenmaal begon zich naar menschen te noemen, greep men al hooger, een derde. groep noemde zich naar Petrus, een vierde zelfs naar Christus, alsof het werk van Christus slechts aan een deel der gemeente ten goede kwam, alsof men in den naam van een mensch was gedoopt.

Bij de partijschappen sluit zich aan wat Faulus schrijft over de prediking, die op zulk een wijze geschiedde, dat meer op den vorm dan op 'den inhoud werd gelet. Ja, die twee stukken loopen in zekeren zin door elkander heen. Toch niet zóó, dat men het hechten aan den vorm bij de a: nhangers van Apollos mag zoeken. Want als Apollos 3:4 vlg. even genoemd wordt, dan is het ook daar in verband met twist en tweedracht. De vorm der prediking, gelijk de Korinthiërs dien begeerden, keurt Paulus af, maar het werk van AjioUos prijst hij. We moeten het dan ook zóó zien, dat Paulus 1:17 handelend over zijn roeping om te prediken, daarbij laat aansluiten een vermaning toch bij de prediking op de hoofdzaak te letten, n.l. daarop, oï zij Christusprediking is, en straks als hij verklaart, waarom hij in eenvoudigen vorm sprak, n.l. omdat de Korinthiërs nog vleeschelijk waren, het bewijs voor die uitspraak geeft, door weer op de twisten te wijz; en.

Deze uiteenzettingen van Paulus hebben nojg niets van hun actualiteit verloren. Zö konden heden aan een groote stadskerk in Nederland geschreven zijn. Zij leeren ons, hoe bij alle wisseling, de gemeenten bloot blijven staan aan dezelfde zonden. Zij openen onze oogen voor het eeuwig geldige van het Woord Gods, dat ons nu toespreekt, ook als het schrijft over de toestanden in de kerk, gelijk het voor bijna twintig eeuwen sprak tot de gemeente te Korinthe.

't Is onmogelijk al de onderwerpen uit den eersten brief aan de Korinthiërs met dezelfde uitvoerigheid te behandelen, en te blijven binnen de grenzen, die aan deze artikelenreeks zijn gesteld. We doen hier en daar een greep.

In hoofdstuk 5 bespreekt de Apostel een ergerlijk geval van ontucht, er is een lid der gemeente, dat in overspel leeft met zijn stiefmoeder. Krachtig grijpt de Apostel in, zulk een zondaar mag in de gemeente niet geduld worden.

't Is evenwel merkwaardig, dat Paulus ook dit droeve voorval niet op zichzelf beschouwt, maar vooral let op de houding der gemeente. Was < x slechts een schok van ontroering door de 'gansche kerk gegaan, toen deze zonde openbaaï werd! Dit is het vreeselijke, dat het zoo geheel anders is geloöpen. Men heeft het niet erg gevonden, hoewel het hier toch ging om een vorm van hoererij', die zelfs door de heidenen, op dit gebied zeker niet al te kieskeurig, algemeen werd afgekeurd. Maar neen, de kerk van Korinthe draagt het en — wonderlijk samentreffen — tegelijk meent men, zijn er althans die meenen, dat men mét openlijke sMndaren uit de wereld geen omgang hebben mag. Men vraagt zich met verbazing af, hoe zoo iets mogelijk is, doch herinnert zich spoedig, dat in alle tijden vleeschelijkheid en overgeestelijkheid bleken niet ver van elkander te liggen.

Men krijgt er oog voor, dat er in het centrum iets ontbreekt, de levenshouding der "Korinthiërs is niet goed.

Uit die verkeerde levenshouding komt het ook op, dat men bij twistzaken terecht gaat bij de heidensche rechtbanken. In het voorbijgaan merk ik op, dat 1 Kor. 6 vaak wordt misverstaan. Dat men in de Christenlanden waar Gods genade Christelijke rechters geeft, niet naar de overheid zou rilogen gaan om door den sterken arm der overheid zijn recht te verkrijgen, volgt zeker niet uit 1 Kor. 6. De opzet, de hoofdzaak is blijkens vs 1 voor Paulus een geheel andere. Waarmee niet gezegd is, dat dan dit hoofdstuk zijn beteekenis voor het heden zou hebben verloren. Integendeel, het geval moge zich dan onder ons niet zoo Tjunnen voordoen als in Korinthe, er staat nog meer in 1 Kor. 6 dan; het „geval". Er staat ook: Zpo is er dan nu ganschelijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Daar ligt de oplossing, het begin. En als dat ontbreekt, voorkomen of althans verholpen wordt, dan heeft 1 Kor. 6 onder ons zijn werking gedaan, al zijn er dan geen 'heidensche rechters, die we onze zaken kunnen laten beslissen.

De tot dusver besproken kwesties dragen alle in zooverre hetzelfde kenmerk, dat Paulus ze behandelt, eer hij ingaat op den brief, dien de Korinthiërs hem 'hadden geschreven. Paulus heeft heel wat belangrijker punten op "het hart, grooter bezwaren, en daarover moet hij het hebben voor hij de vragen der gemeente behandelen kan. Hoe Paulus die inlichtingen verkregenTiad? Inzake de twisten verwijst hij 1:11 uitdrukkelijk naar "het huisgezin — daarmee kunnen kinderen, maar ook slaven zijn bedoeld — van Chloë. Niet onmogelijk had hij

ook andere mededeelingen langs dien weg ontvangen. Ook kunnen Stefanas, Fortunatus en Achaicus, die den brief der Korinthiërs overbrachten, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aandrang, • een en ander hebben verteld. Terwijl eindelijk, voor het geval de Sosthenes 1:1 dezelfde mocht zijn als die in Hand. 18:17 is bedoeld, Paulus ook door hem iets zou kunnen hebben vernomen van de toestanden te Korinthe. Dit laatste acht ik echter weinig waarschijnlijk.

Door het feit zelf, dat Paulus wat hij wist, eerst behandelt, dient bij den Korinthiërs een geduchte afstraffing toe. 't Komt meer voor, dat men zelf do rechte verhoudingen uit het oog verliest en dat een ander er ons opmerkzaam op moet maken.

Gelukkig, als we ons daarbij door de laten leiden. Schrift

De Korinthiërs waxen zoo gelukkig 'in den Apostel Paulus een leidsman te vinden, die hen aldus hun ongerechtigheden onder het oog bracht. Gij zijt van Christus en Christus is van God, zoo heet het aan het slot van hoofdstuk 3. Als ze dat slechts in het oog houden, dan zullen de zonden, als hier zijn bestraft, worden vermeden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's