GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE MODERNE JEUGD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE MODERNE JEUGD.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het jeiigdkamp.

Zacht en vol vaart e«a geniisch door het land... Makkers, daar ver m , de vreemdo laridouv/en • Zie ik Uw sterke zonkrachtige haad Hooger en hooger den luchtternpel bouwen.

Alzoo roept in het boekske „Ons Pinksterfeest" Margot Vos de jeugd ter kamp. 'Deze roept de Arbeidersjeugdcentiale. Deze roept de roode 'jeugd ondter de roode vlag ten feest. "Want ook deze jeugdactie breidt zich uit. Overal. Buiten de Sofjet Unie heeft de communistische jeugdbeweging zich het sterkst ontwikkeld in Engeland; daarop volgen DuitsChland, de Vereenigde Staten en Polen. Eén der hoogfeesten van de roode jeugd 'is het kamp.

Het spreekt wel van zelf, dat wij' ons Piaksterfeffit anders verstaan en dat we van het kampleven niet een dergelijk hoogtij maken, als zij zulks doen. Het spreekt ook van zelf, dat we het kampleven anders inrichten.

Eerstens kennen we alteen jongens-en aOeen meisjeskampen, terwijl we in het kamp als gelijkgezinden bij elkaar komen.

Tegen het kampeeren zal ik niet aanvoeren de strijd tegen het gezin, omdat het kamp voor iedere groep des zomers naar mijn oordeel niet langer dan een week duren moet. Dan is het een gezonde uittocht. Dan is het voor vele bleefce stadsjongens en meisjes een heerlijk, vrij buitenleven onder goede leiding. Want zoo deze laatste ontbreekt, zou ik ieder jeugdkamp ontraden. Maar zoo het kampleven onder goede leiding staat, verdient het aanbeveling. De jeugd vraagt erom. De jeugd moge het genieten. Latente krachten worden openbaar in loop-en fietstochten. De omgang met elkaar kweekt zelfverloochening en aanpassingsvermogen. Als het goed is, heerscht de echte kameraadschap. En wanneer de avond daalt op de groote stille heide en ze zich verzamelen om den leider, kom'en ze in de stemming en komt de jonge ziel heel — en heelemaal open. Straks wisselen humor en ernst elkander af. Vroeg op en tijdig naar bed, na bij het onmisbare kampvuur gezeten te hebben, is de onmisbace orderegel. Zulk een natuurweek is voor menigen jongen man en voor vele meisjes onvergetelijk voor ziel en lichaam.

Jjet wel, 't moet blijven een vacantie-week.

En — zoo de Zondag in 't kamp wordt doorgeibraxïht, gelde ook daar, wat thuis het gezinsleven beheerscht, dat de kerkgang geheel den dag regele.

Ook daar geen jeugddienst.

Ook vandaar opgang naar "Gods huis.

En — wat thuis en overal verboden is, is ook in het kamp verboden. Het gevaar, dat de vrijheid losbandigheid worde is er, en de stevige goede leiding moet hier waken voor alle buitensporigheden.

Zoo gezien, kunnen we het kampleven hartelijk aanbevelen. Maar ook alleen zoo gezien, 't Moet een poging blijven om de jonge menschen een week lang heerlijk, frisch buitenleven te geven en den dag door te brengen onder' den invloed van Gods groote natuur.

Of er geen gevaren aan het kampleven verbonden zijn? "Wel — die zijn overal en daarom heb ik op de goede leiding van de ouderen vooral sterk den nadruk gelegd. Hoe het niet moet worden opgevat, kan ik misschien het best weergeven door te citeeren hoe de roode jeugd op het Pinksterfeest naar het kamp trekt en zegt: „Ons Pinksterfeest is het krachtigste getuigenis van de nieuwe wil en het sterke verlangen onzer jonge genoten. Het ideaal, dat ons tezamen bindt — het Sosialisme — eist in de dagelikse strijd, in 'tdageliks leven onze beste, schoonste krachten en schenkt terug aan wie bereid is tot dat offer de vreugde van den arbeid, de kameraadschap in de makkerkring, geloof, vertrouwen, moed. Door de stormende dagen van ons jonge leven nadert de Nieuwe Gemeenschap."

Ge gevoelt het wel, van 't kampleven wordt een godsdienst gemaakt. Er ligt een geheimzinnig waas over. Zoo vinde het nooit onder ons ingang. "We gunnen de jeugd een genot, rnaar juist daar moeten we sterk waken tegen alle overdrijving. Ook in het kampleven en de opvatting daarvan blijven we frisch van opvatting. Een frissche geest waaie daar doorheen. Er zij vooral geen "tegenstelling tusschen de Gereformeerde opvoeding en orde in het gezinsleven en het zomerkampleven. "Bij de inachtneming van al het genoemde kunnen we geen bezwaren hebben. "We zouden 't zelfs willen aanbevelen. 'Mits — nog eens — de geestelijke leiding bij zoo'n lichaamsweek niet worde vergeten, ja zelfs heel de genotweek beheersche. Op de leiders rust groote verantwoordelijkheid en vooral bij regendagen moet van de leiding zeer veel gevergd kunnen worden. Aldus verdient de vaóantie in den vorm van een jeugdkampweek aanbeveling en is deze in het zenuwspannende arbeidsjaar een welkome recreatie voor ziel en lichaam.

De jeugdherberg.

De nieuwste creatie op 'het genotsterrein der moderne jeugd is de jeugdherberg. "Wilt ge weten, uit welke sferen deze gedachte geboren is, hoor dan Bob Agter in de „Jeugdleider": „De groote „men" voelt intuïtief, dat er in de jeugdbeweging een strekking hgt, die de netjes afgebakende perken van fatsoen en conventie —• door prof. van Mourik Broekman geestig gequahfieeerd als „traditie op z'n smalst" — verbreken zal". Ge moet om te wéten wat de jeugdherberg is en! om deze te begrijpen, naar een zeker verschijnsel in de moderne jeugdwereld terug. Dit verschijnsel is naar ons overgekomen uit Duitschland. Het is het reizen en trekken van de rijpere jeugd, jongens en meisjes tezamen, het land door, zoo ver mogelijk, zoo ver mogelijk. Dit zijn de Diiitsche „W^dervögel". Dit reizen en trekken wordt op de volgende wijze verdedigd'. De 'tegenwoordige cultuur op alle gebied is zeer eenzijdig aangelegd op de praestatie boven het zijn. Dit alleen heeft voor ons gevoel waarde, wat presteert, wat produoeert én tastbaar resultaat oplevert. Aldus wordt het werk verheven boven den persoon, ja ten koste van hem. Welnu, daaraan moet de jeugd zich ontworstelen, ze moet weer tot zich zelf komen en daarom zal ze nu eenparig de cultuurwereld den rug moeten toekeeren en Ln de natuur moeten gaan reizen en trekken.

De jeugd wordt aangespoord te gaart „trekken" als het beste verweerm-iddel tegen tuberculose, tegen drank, verkwisting, genotzuaht en bioscoop, tegen verslaafdheid aan de mo'de en verweekelijking. De „Wander"-b'eweging wil eenvoud en zelfstandigheid in de jeugd aankweeken.

Deze beweging zal straks bij het verleenen van vacantie^dagen onder alle arbeidersgroepen onder de jonge menschen zeer toenemen.

Het groote probleem van deze trekbeweging is het overnachten. Welnu, deze noodzakelijkheid heeft het aanzijn gegeven aan de jeugdherberg. In Duitsclhland is in de jaren 1911—1928 het aantal "jeugdherbergen gestegen van '17 tot 2209. In dezelfde jaren klom het aantal daar doorgebrachte nacTiten van 3000 tot 3 millioen.

In ons land verrezen sedert de 13 Juli 1928 geboren stichting: De Jeugdherbergcentrale zeker 20 jeugdherbergen onder vriendelijke namen, 'aJs lemenschoer. De Zeemeeuw, De Lijsterbes, De Karakiet, Weideheuvel, De Dotter, enz.

Er wordt van deze jeugdherbergen, waar de jonge menschen tegen billijke prijz: en den nacht kunnen doorbrengen, groote ophef gemaakt. De prijzen variëeren van 20 a 40 tot 90 oent per nacht. Het aantal slaapplaatsen loopt van '12 tot 140. Er 2ajn jeugdherbergen alleen voor jongens en meisjes, doch het meerendeel '•'biedt aan beide, streng gescheiden, toevlucht. Er zijn er, die de jeugdherberg een „nieuwe cultuurfactor in onze maatschappij" noemen. Enthousiastelingen noemen de jeugdherberg een „veilig onderdak voor alle jongeren", een uitkomst voor de scholen, een steun voor de opvoeding, een bron van gezondheid. De jeugdherbergen zijn leermeesters in hygiëne, bolwerken tegen ziekte en degeneratie, oentra der jeugdbeweging en gidsen , tot de natuur. Als ge dit alles leest, meent ge eerder een beetje overdreven reclameblaadje voor u te zien, dan nuchtere uitspraken over een modem jeugdverschijnsel. Duitschland heeft een „jeugdherbergennet", men eindigt z'n brieven „met jeugdherbergsgroet". Het woord , ^erberg" behoeft geen bezwaar op te leveren, want „herberg" is de plaats, waar het „her" = heer zich legeren of „bergen" kan en dus de oudste verblijfplaats van 'het leger. Het is voorwaar nog een wonder, dat de anti-militairisten tegen dezen naam geen protest aanteekenen.

De Jeugdherbergcentrale geeft legitimatiekaarten, zonder welke de toegang door de herbergvader en - moeder geweigerd wordt. Dezen hebben de dagelijksche leiding. Ofschoon de jeugdherberg oorspronkehjk berekend is op naohtlogies voor 3e Wandervögel, voor de doortrekkers en treksters, moet toüh bij den nieuwbouw op mogelijk dagverblijf gerekend worden.

Hoe moet ons oordeel over de jeugdherberg zija?

Van Roomsch-Katholieke en Ohristelijk Gereformeerde zijde wordt een allesbehalve sympathiek standpunt ingenomen. Om den wille van. onze jeugd geloof ik, dat ook wij hier onze medewerking niet moeten verleenen.

Het is niet behoorlijk, 'dat jongens en meisjes ongecontroleerd gaan reizen en trekken. Op dit punt is al veel veranderd, en wat voorheen ciontrabamde was, is nu heel gewoon. Ik geef toe, dat de streng doorgevoerde scheiding van voorheen geen ideaal standpunt was, maar ik meen toch ook, dat het al te vrije leven van nu tusschen jongens en meisjes meermalen de grenzen Her ietamelijkheid overschrijdt. Vervolgens is ook deze beweging de nog eens zooveelste aanval op het gezinsleven. Ook het gezin moet, zoo dit eenigszins mogelijk is, gezamenlijk uitgaan èn er zijn vele ouderen, die voor de bereiking van dit christelijk ideaal zich veel getroosten en zich geen moeite sj)aren. "Wanneer de arbeid de jonge menschen veel van huis doet zijn, dan is daaraan moedlijk iets te veranderen. Het genot echter bevordere deze uithuizigheid niet. Vooral de Roomsch-Katholieken hebben tegen den interconfessioneelen aard der beweging bezwaai en ik geloof, dat wij dit bezwaar moeten deelen, ooTs als men algemeen christelijke jeugdherbergen opricht. Tevens vervallen daarmee de twee eerstgenoemde ernstige bezwaren, die we tegen de „trek"beweging als zoodanig hebben, niet. 'Er zouden zeker nog meer bezwaren te noemen zijn. En ik voor mij geloof, dat we ons niet tot stichting van Christelijke jeugdherbergen moeten laten dwingen.

Het verschijnsel op zichzelf kan onze goedkeuring niet verkrijgen. Ik zie hier een dorst naar vrijheid in, die onze jeugd in zich zelf beteugelen moet. Ik zie hier de zucht naar een vrijheid, die we als ouderen in de moderne jeugd moeten tegengaan. De band van de ouders wordt steeds losser. En wij als ouderen moeten oök in het gezelligheidsleven het aldus zoeken ia te richten, dat de oudere jongens en meisjes hun genot vinden in het gezin. Ik wil beweren, dat dit mogelijk is, zoo tenminste in het gezin de christelijke geest heerscht en Jezus er Koning is. Natuurlijk zijn er van nature uithuizige kinderen. Die zijn er altijd geweest. Er zijn figuren, wien de zee in het bloed zit. Maar dat is geen hedendaagsch verschijnsel. De trekwoede van de jeugd is modem en die moet als zoodanig, liefst van binnen uit, worden bestreden.

We kunnen derhalve met deze beweging niet sympathiseeren en zouden een oproep daartegen willen plaatsen. In verband daarmee heeft de jeugdherberg onze sympathie niet en meenen we te moeten beweren, dat we deze richting niet uit moeten en onze jeugd van „wandem" en jeugdherberg moeten terughouden.

Alles behalve wil ik' beweren in deze artikelen volledig te zijn geweest en alles gezegd te hebben, wat over de moderne jeugd te zeggen valt.

Enkele punten heb ik slechts even aangeraakt en getracht om zoo beknopt en saamgedrongen mogehjk m'n meening erover te zeggen.

Laat me hiermee eindigen, dat we allen jeugdmenschen moeten zijn en dat onze moderne ieugd ons gebed zeer sterk van noode heeft Ook zij heeft hare geloofsworsteling en daarin 'kunnen we veel voor hen zijn. Mits we beproeven de jeugd {e kannen en niet altijd en 'immer aïwijzend tegenover haar staan.

God is de God des Verbonds en Hij is ook de God der moderne jeugd. Hij blijft Dezelfde voor onze jongens en meisjes in 'die moeilijke periode van hun leven. Hij brengt ze er doorheen. En voor "de moderne jeugd zelve èn voor ons ouderen, die tot leiding geroepen zijn, geldt het aloude woord van den Heere Jezus Christus: Waakt en bidt!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

DE MODERNE JEUGD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's