GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Repliek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliek.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. van der Leeuw zond ons het volgende stuk, dat we van eenige noten voorzagen.

Groningen, 30 Juni 1930.

Geachte Redactie,

Prof. Waterink heeft in de laatste beide nummers van uw blad uitvoerige beschouwingen gewijd aan een artikel van mijn hand, naar aanleiding van de Radio-quaestie verschenen in het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur. Ik zie geen heil in een uitvoerige beantwoording van deze bestrij'ding. Maar u wilt mij wel veroorloven mijn be­ schouwingen in een paar korte opmerkingen voor uw lezers samen te vatten om hen te doen zien in welke opzichten ik al dan niet van Prof. Waterink verschil. Daar 'deze mijn poging om deze droeve zaak in een glimpje van humor te zien, niet blijkt te verstaan!), zal ik thans zoo strak mogelijk formuleeren. Ik zal hem niet volgen in zijn mijn beschouwingen volgende qualificaües. Wij mogen elkander „oppervlakkig" en „onwetenschappelijk" achten — het heeft m.i. weinig nut elkander met deze opinies te bestoken. ^)

Vooreerst dan, kan ik niet aanvaarden het onderscheid, door Prof. W. gesteld tusschen een materieels cultuureenheid en een etenigheid, die dan vermoedelijk slechts formeel zou zijn (Ptof. W. .gebruikt dit woord niet). Natuurlijk is nimmer een volk geheel homogeen wat bepaalde meeningen betreft, noch is dit te wenschen. Maaj cultuureenheid vooronderstelt een gemeenschappelijke waardeeriiig van het speeifiek-nationale, die niet louter formeel is en die het best als levenseenheid zou kunnen worden omschreven. Met ; meeningen heeft die niet te maken. Doel van mijn schrijven was te constateeren, dat van die Nederlandsche levenseenheid niet veel is overgebleven.

2o. Evenmin kan ik accepteeren Prof. W.'s definitie van cultuur als „tot uiting gebrachte natuurgave". M.i. is cultuur precies het tegendeel van natuur. Ware het anders, wij hatÖ'OT, JI': *TI ^v'Qprd, !. „cultuur" noodig. ^)

3o. Ook m.i. ligt de cultuur, mèt de natuur, onder het oordeel Gods. Naar mijn opvatting 'heeft deze verhouding echter niets hoegenaamd te maken met die tusschen de cultuur en een bepaalde godsdienstige levensbeschouviring. Vereenzelviging van 'deze beide zou aan de majesteit Gods te kort doen. Een „levensbeschouwing" behoort m.i. als zoodanig tot de cultuur, of het nu de gereformeerde, dan wel de marxistische is.*)

4o. Onder de „rest" van ons volk versta ik hen, die, welke levensbeschouwing zij ook mogen huldigen, weigere'U zioh te laten indeelen bij een van de geijkte politiek-religieuze groepen, s)

Ik meen, dat men deze „rest" zeer ten onrechte „liberaal" noemt.

5o. Wanneer ik zeg, dat deze rest Ach vóór alles Nederlander voelt, bedoel ik, schrijvende in een blad voor Christendom en Cultuur, natuurlijk niet, dat bet Nederlanderschap mij boven Christus zou gaan. Het „Christ avant tout" is ook mij uit het hart gegrepen. Wèl gaat mij 't Nederlanderschap echter verre boven elke „levensbeschouwing". Want mijn geloof in Christus heteekent voor mij oneindig meer dan eenige „levensbeschouvsring".")

6o. Ik héb niet beweerd, zooals Prof. W. mij' in de schoenen schuift, dat de verdeeldheid van ons volk op rekening staat van de christenen.') Vooreerst zou ik bier liever van „christelijken" spreken en de „christenen" er buiten laten. Immers die bevinden zich, goddank! onder aanhangers van allerlei „levensbeschouwing".«) Maar bovendien ging mijn verwijt — als er hier iets te verwijten valt — evenzeer tegen Roomschen en Socialisten. Ik kan er bier nog bijvoegen — hetgeen in mijn artikel, dat van de Radio-quaestie uitging, niet te pas kwam ^) —; evenzeer tegen de liberalen, voorzoover zij zichzelf voor de ware bi-oeders hielden of houden.

Ik meen nog steeds, dat wij, als groepen, geheel buiten elkaar om leven. Prof. W'. wijst op onze eenheid in de kunst — de wetenschap laat hij er er gelukkig buiten!") — maar ik zie geen „christelijken" in den schouwburg i^) en weinigen in de concertzaal. Ook zie ik weinig „liberalen" in de Kerk. i^)

8o. Het is mij' tot mijn! spijt niet gelukt in die uitvoerige stukken van Prof. W. iets te vinden, 'dat wijst op bekommering over de gedeeldheid van ons volk, over het volslagen gemis aan b^esef van elkanders levens waarheden, over het ontbreken van een gemeenschappelijk Nederlandsch levensgevoel. Prof. W. wijt de verdeeldheid aan het „ongeloof". Dat is gemakkelijk. Men werpt dan de schuld op één zijde. Ik zoek de schuld liever

bij oils allen, die, alsvplk, in'< J e, .laatste halve •eeuw, slechte vaderlanders en. slechte christenen zijn geweest.!*), , . , .,

< iÉ , .'• ... ; • Hobgachtetnd, Üw dw. \ > : -^^m' G-VAN DER LEEUW.

J. W.


'•) Inderdaad, ook na herlezing kunnen wè niet zien, dat de humor uit het artikel van Dr v. d. L. zoo duidelijk spreekt.

2) Neen, elkander „oppenrlakkig" en „onwetenschappelijk" achten — daarvan is geen sprake-. Ik althans acht Prol V. d. L. zee r hoog. Maar daarom kan men nog wel eens iets zeggen, dat oppervlakkig is; en ook een hoogleeraar kan wel eens iets al te gemakkelijk constateeren.

^) Maar als ik een land in cultuur breng, doe ik niets anders dan natuurgave tot uiting brengen. Natuur moet gecultiveerd worden; daarom hebben we het woord cultuur noódig.

*) Hoe ter wereld kan Prof. v. d. L. dan een cultuur e e n-h e i d oischen ?

°) Dat wordt dus een nieuwe „groep"; maar een groep is het; óf het blijft een individu.

'') Ik meen, dat uit dat geloof d? levensbeschouwing groeien moet. En dus is er naar ik meen volmaakte harmonie tusschen die twee. Ja ik kan de een niet denken zonder de ander; althans niet hij meer ontwikkelden.

') Het leek er toch veel op; onze lezers hebben héél het stuk van Prof. v. d. L. gelezen.

*) Maar dan zijn ze óf inconsequent en innerlijk gedeeld, óf hun levensbeschouwing is de christelijke of althans een Christelijke. ,

3) Ik dacht, dat in zoo'n artikel de V. A. R. A, dat zijn de sociahsten, die de A. V. R. O. de das omdeden, allereerst dan dienden genoemd.

1°) Indien ergens, dan zou het daar te bewijzen zgn!

!!) Gelukkig en .... noodgedwongen.

1^) Zijn schouwburg e'n Kerk hier soms aequivalenten ?

1^) Wieenen over de breuke van het volk beteekent voor ons ook steeds het consequent vasthouden van den eisch: „tot de wet en tot de getuigenis; en het zal zijn, als ze niet wandelen naar dit Wioord, dat ze geen dageraad zullen hebben".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1930

De Reformatie | 6 Pagina's

Repliek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1930

De Reformatie | 6 Pagina's